Deze verordening stelt in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM) voor banken en beleggingsondernemingen, een gecentraliseerde afwikkelingsbevoegdheid in en kent die toe aan de door de verordening ingerichte gemeenschappelijke afwikkelingsraad en aan de nationale afwikkelingsautoriteiten. De verordening vult richtlijn nr. 2014/59/EU aan door een centralisatie van de besluitvorming op het gebied van de afwikkeling te organiseren.

De verordening regelt o.m.:

• de relatie met richtlijn nr. 2014/59/EU en het nationaal recht;
• de algemene beginselen die gelden voor beslissingen van de Raad, de Commissie, de afwikkelingsraad of de nationale afwikkelingsraad;
• de taakverdeling binnen het GAM;
• de bevoegdheden en regels binnen het GAM inzake de opstelling van afwikkelingsplannen, vroegtijdige interventies en de afwikkeling (afwikkelingsdoelstellingen, doelstellingen en algemene beginselen, afwikkelingprocedures, staatssteun en steun van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, waardering ten behoeve van afwikkeling, afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten, afwikkelingsregeling, verkoop onderneming/activa, bail-in, …);
• de samenwerking en informatie-uitwisseling binnen het GAM;
• de onderzoeksbevoegdheden;
• de sancties;
• het institutioneel kader (organisatie en werking afwikkelingsraad, gemeenschappelijk afwikkelingsfonds).

De verordening zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2016, met uitzondering van een reeks bepalingen inzake samenwerking en institutioneel kader die vervroegd van toepassing zijn.