Article

Observations, R.D.C.-T.B.H., 2014/9, p. 870

SOCIÉTÉS
Sociétés dotées de la personalité juridique: dispositions générales - Constitution - Responsabilité des fondateurs - Capital insuffisant et plan financier irréaliste - Libération du capital - Compensation avec les comptes courants des associés (non)
En l'absence de tout appel de fonds en vue de la libération intégrale du capital social, la dette de libération du capital social n'est pas exigible. La créance en compte courant des associés à l'égard de la société n'est pas exigible aussi longtemps que le compte courant n'est pas clôturé. En conséquence, aucune compensation légale n'a pu intervenir entre cette dette et cette créance avant la faillite. Sont de nature différente et ne sont pas connexes entre elles, une dette touchant à l'augmentation de capital de la société et une créance, inscrite en compte courant, concernant une avance d'associé éventuellement sujette à remboursement destinée au fonctionnement journalier de la société. Une compensation après la faillite ne peut donc pas être admise.
En présence d'un capital insuffisant et d'un plan financier lacunaire, irréaliste et truffé d'invraisemblances, qui démontrent que les fondateurs n'ont pas eu un comportement raisonnablement prévoyant et consciencieux, les fondateurs sont tenus solidairement de la totalité de l'insuffisance de l'actif.
VENNOOTSCHAPPEN
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: gemeenschappelijke bepalingen - Oprichting - Oprichtersaansprakelijkheid - Ontoereikend kapitaal en onrealistisch financieel plan - Volstorting van het kapitaal - (Geen) schuldvergelijking met rekening-courant vennoten
Bij afwezigheid van enig verzoek tot volstorting van het volledig maatschappelijk kapitaal is de schuld tot volstorting niet opeisbaar. De schuldvordering op rekening-courant van de vennoten ten aanzien van de vennootschap is niet opeisbaar zolang de rekening-courant niet is afgesloten. Bijgevolg heeft geen wettelijke schuldvergelijking kunnen plaatsvinden tussen deze schuld en deze vordering voorafgaand aan het faillissement. Een schuld met betrekking tot de verhoging van het kapitaal van een vennootschap en een vordering, ingeschreven op rekening-courant, betreffende een voorschot van een vennoot, eventueel onderworpen aan terugbetaling, bestemd voor de dagelijkse werking van de vennootschap zijn van nature verschillend en niet onderling verknocht. Een schuldvergelijking na faillissement kan dus niet worden toegestaan.
In geval van een ontoereikend kapitaal en een onvolledig, onrealistisch en tal van onwaarschijnlijkheden bevattend financieel plan die aantonen dat de oprichters niet redelijk en zorgvuldig hebben gehandeld, zullen de oprichters hoofdelijk gehouden zijn tot het geheel van de ontoereikende activa.
Henri Culot [1]

Sur la libération du capital, voir notamment Cass., 25 septembre 2006, J.T., 2007, p. 546; R.W., 2006-2007, p. 1561, note R. Houben, Liège, 6 décembre 2007, R.D.C., 2010, p. 259, note J. Embrechts, « Schuldvergelijking na faillissement tussen de vordering van de vennootschap tot volstorting en de rekening-courantvordering van de vennoot » ; Liège, 10 avril 2008, R.D.C., 2010, p. 262 ; Anvers, 10 décembre 2009, R.D.C., 2010, p. 266, et, en doctrine, R. Tas, « Vennotenrekening, rekening-courant en compensatie », T.R.V., 1995, pp. 326-330; R.  Tas, « De volstorting van het kapitaal na faillissement: van oprichters­aansprakelijkheid en mogelijkheid tot compensatie met het saldo van de rekening-courant », T.R.V., 2002, pp. 457-460; D. Herbosch, « Betwistingen naar aanleiding van de vol­stortingsvordering ingesteld door de curator », T.R.V., 2002, pp. 540-544; R. Aydogdu et O.  Caprasse, « Les avances d'associé et la libération du capital: deux notions équivalentes? » (obs. sous Liège, 14 avril 2005), Rev. prat. soc., 2004, pp. 374-402; M. Colle, « Opvraging van volstorting van aandelen in NV en BVBA door de vereffenaar op grond van artikel 188 van het Wetboek van Vennootschappen », T.R.V., 2007, pp. 682-688; R. Houben, « Schuldvergelijking met de volstortingsvordering bij samenloop » (note sous Gand, 25 juin 2007), R.D.C., 2008, pp. 733-737; K. Geens, M. Wyckaert et al., « Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1999-2010) », T.P.R., 2012, pp. 475-487, nos 434-440; H. Culot, « La libération du capital: examen de quelques difficultés pratiques », in J. Malherbe et E.-J. Navez (coords.), Droit des affaires et sociétés. Actualités et nouveaux enjeux, Limal, Anthémis, 2013, pp. 97-126.

La jurisprudence est très abondante en ce qui concerne la responsabilité des fondateurs pour capital insuffisant. Quelques arrêts: Liège, 5 mai 1995, J.L.M.B., 1997, p. 626; R.R.D., 1995, p. 314; Mons, 23 octobre 2001, J.T., 2002, p. 344; Liège, 10 septembre 2007, J.L.M.B., 2009, p. 295; Bruxelles, 7 novembre 2008, R.D.C., 2010, p. 357, note A. Coibion (« La responsabilité du professionnel de la comptabilité dans l'établissement du plan financier en cas d'insuffisance du capital »); Mons, 2 mars 2010, J.L.M.B., 2010, p. 1378. En doctrine: O. Caprasse, « Responsabilité des fondateurs en cas de capital insuffisant », in B. Tilleman, A. Benoit-Moury, O. Caprasse et N. Thirion (eds.), La constitution de sociétés et la phase de démarrage d'entreprises, Bruges, die Keure, 2003, pp. 573-589; K. Geens, M. Wyckaert et al., « Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1999-2010) », T.P.R., 2012, pp. 235-240, n° 152.

[1] Chargé de cours invité à l'UCL, avocat au barreau de Bruxelles.