Article

Hof van beroep Brussel, 14/09/2010, R.D.C.-T.B.H., 2014/9

Hof van beroep Brussel 14 september 2010

Y.A. / V. Missoul, advocaat handelend in hoedanigheid van curator van het faillissement van de BVBA A.

Zet.: B. Lybeer (raadsheer d.d. voorzitter), C. Van Santvliet en E. Herregodts (raadsheren)
Pl.: Mrs. P. Van Caenegem en T. Van der Linden

Het hoger beroep is gericht tegen een vonnis d.d. 2 maart 2009 dat door de rechtbank van koophandel te Leuven werd uitgesproken.

Dit vonnis werd betekend aan appellant op 9 april 2009. Intussen had appellant reeds hoger beroep aangetekend door neerlegging van een verzoekschrift op de griffie van het hof op 25 maart 2009.

Het verzoekschrift tot hoger beroep werd tijdig en formeel regelmatig neergelegd.

De advocaat van appellant en de curator werden gehoord op de openbare terechtzitting van 7 juni 2010.

I. Situering van het geschil

1. De BVBA A. werd op 19 november 2003 opgericht door appellant met een maatschappelijk kapitaal van 18.600 EUR, vertegenwoordigd door 186 aandelen. Het maatschappelijk kapitaal werd slechts tot beloop van 6.200 EUR volgestort.

Appellant en zijn echtgenote werden benoemd tot zaakvoerder van de BVBA A.

2. Bij overeenkomst d.d. 22 april 2005 heeft appellant al zijn 186 aandelen verkocht aan de heer M.T. voor een bedrag van 4.000 EUR.

Op een buitengewone algemene vergadering d.d. 20 mei 2005 is de heer T. verschenen met alle 186 aandelen voor notaris en heeft hij beslist het ontslag te aanvaarden van appellant en mevrouw B.C. als zaakvoerders en de heer M.K. te benoemen tot nieuwe zaakvoerder. De maatschappelijke zetel van de BVBA A. werd tevens verplaatst. Een uittreksel van deze beslissing werd gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 16 juni 2005.

Nadien werd de zaakvoerder nog een aantal keren vervangen en werd de maatschappelijke zetel eveneens telkens verplaatst.

3. De BVBA A. wordt failliet verklaard bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven op 30 oktober 2007 en geïntimeerde q.q.wordt aangesteld als curator.

4. De vordering van geïntimeerde q.q.betreft een vordering tot volstorting van het kapitaal van de BVBA A. na faillissement. Geïntimeerde q.q.vordert appellant te veroordelen tot betaling van een bedrag van 12.400 EUR, meer de moratoire interesten vanaf 30 januari 2008.

5. Het bestreden vonnis veroordeelt appellant tot betaling aan geïntimeerde q.q.van een bedrag van 12.400 EUR, te vermeerderen met de moratoire interesten aan de wettelijke rentevoet vanaf 30 januari 2008 en met de gerechtelijke interesten tot op de dag van de volledige betaling.

Appellant wordt eveneens veroordeeld in de kosten van het geding begroot in hoofde van geïntimeerde q.q.op 231,02 EUR.

6. In graad van hoger beroep vordert appellant de vernietiging van het bestreden vonnis. Hij verzoekt het hof om opnieuw recht te doen en de vordering van geïntimeerde q.q.af te wijzen als ongegrond.

Hij vordert geïntimeerde q.q.te veroordelen tot de betaling van de gerechtskosten van beide instanties en tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding begroot op 2.000 EUR voor de procedure in eerste aanleg en 2.000 EUR voor de procedure in hoger beroep.

7. Geïntimeerde q.q.besluit tot een afwijzing van het hoger beroep en vraagt het bestreden vonnis te bevestigen. Zij verzoekt appellant te veroordelen in de gerechtskosten van het hoger beroep.

II. Beoordeling

8. Appellant voert aan dat hij op de datum van de faillietverklaring, namelijk 30 oktober 2007, niet langer aandeelhouder was van de BVBA A. Hij heeft op 22 april 2005 zijn aandelen overgedragen. Hij meent dat hij niet langer tot volstorting van het maatschappelijk kapitaal kan worden aangesproken.

Appellant erkent dat de aandelenoverdracht niet werd ingeschreven in het aandelenregister conform artikel 235 W.Venn. omdat er nooit een aandelenregister is opgemaakt. Deze afwezigheid van enige inschrijving belet volgens appellant niet dat de aandelenoverdracht toch tegenstelbaar zou zijn aan de vennootschap en aan derden. De regel van artikel 250 W.Venn. die bepaalt dat de overdracht van aandelen ten aanzien van de vennootschap en derden eerst tegenstelbaar is vanaf de datum van inschrijving in het aandelenregister, zou geen exclusieve regel zijn. De tegenstelbaarheid van de overdracht zou ook op een andere wijze kunnen worden aangetoond. Dit zou in onderhavig geding het geval zijn. De overnemer van de aandelen heeft in een notariële akte immers verklaard dat hij houder is van alle aandelen van de BVBA A. Deze notariële akte is neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel in het vennootschapsdossier en een uittreksel uit deze akte is bekendgemaakt in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.

Zodoende zou de overdracht tegenstelbaar zijn aan de vennootschap en derden. De curator dient zich deze overdracht van aandelen ook te laten tegenstellen. Hij zou bijgevolg enkel nog de overnemer kunnen aanspreken tot volstorting van de aandelen.

9. De curator werpt tegen dat de al dan niet tegenstelbaarheid van de overdracht van de aandelen er in se niet toe doet. Het feit dat de overdracht van de eigendomsrechten tegenwerpelijk zou zijn, houdt niet in dat er een bevrijdende overdracht van de volstortingsplicht zou zijn gebeurd. Schuldvernieuwing wordt niet vermoed. Het moet duidelijk zijn dat de partijen (de vennootschap als schuldeiser, de overdrager en de overnemer) een schuldvernieuwing beoogden: een bij gewone meerderheid genomen beslissing van de algemene vergadering tot schuldbevrijding van de overdrager - hetgeen een door een afzonderlijke beslissing te nemen rechtshandeling uitmaakt -is in ieder geval vereist. Het komt aan appellant toe om de schuldvernieuwing te bewijzen. Dergelijk bewijs ligt volgens de curator niet voor.

10. Het hof oordeelt dat de volstortingsplicht niet aandeelgebonden is. Een overdracht van aandelen houdt op zich niet in dat overdrager van de volstortingsplicht is bevrijd. Indien appellant wenst bevrijd te zijn van de volstortingsplicht, dient hij aan te tonen dat er een schuldvernieuwing is tot stand gekomen in de zin van artikel 1271, 2° BW. Hij moet bewijzen dat de vennootschap - de schuldeiser - heeft ingestemd met de bevrijding van zijn volstortingsplicht. Uit niets blijkt dergelijk bewijs. Het feit dat de overnemer als aandeelhouder is verschenen op een volgende buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders volstaat niet als bewijs. Er is dan ook geen sprake van schuldvernieuwing door vervanging van de schuldenaar waarbij de volstortingsschuld van appellant als overdragende aandeelhouder zou zijn tenietgegaan. Overeenkomstig het gemeen recht blijft appellant als overdrager dan ook volledig gehouden zolang de vennootschap hem niet uitdrukkelijk heeft bevrijd van zijn volstortingsplicht.

11. Wat artikel 507 W.Venn. betreft, voert de curator terecht aan dat dit artikel niet per analogie kan worden toegepast op de BVBA. Het artikel 507 W.Venn. is enkel opgenomen in het Boek VIII over de naamloze vennootschap. Het Wetboek van Vennootschappen laat niet toe om de regels op de naamloze vennootschap per analogie toe te passen op de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, aangezien er voor elke vennootschapsvorm aparte regels worden vastgelegd en nergens wordt bepaald dat de regels voor de ene vorm op overeenkomstige wijze van toepassing zijn op een andere vorm. Een analoge toepassing is bijgevolg niet mogelijk.

12. Het bestreden vonnis heeft bijgevolg terecht beslist dat appellant gehouden is tot de volstorting van de aandelen.

Om deze redenen:

Het hof, rechtdoende na tegenspraak,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken;

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond,

Bevestigt het bestreden vonnis,

Veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld in zijnen hoofde op 186 EUR.

(…)