Article

Actualité : Supreme Court of Canada, 23/04/2014, R.D.C.-T.B.H., 2014/7, p. 722-723

Supreme Court of Canada 23 april 2014

Peracomo Inc. / TELUS Communications Co.

Zaak: Docket: 34991
VERVOER
Zeevervoer - Aansprakelijkheid van de zeervevoerder - Beperking van aansprakelijkheid - LLMC verdrag - Doorbraak van de beperking (art. 4 LLMC) - Bewuste roekeloosheid


TRANSPORT
Transport maritime - Responsabilité du transporteur maritime - Limitation de responsabilité - Convention LLMC - Limitation non valable (art. 4 LLMC) - Témérité volontaire


Dhr. Vallée, enig aandeelhouder van de vennootschap Peracomo Inc., was een professionele visser. In 2005 raakte het anker van zijn boot vast achter een ondergrondse kabel toen hij aan het vissen was in de St. Lawrence rivier. Enige tijd later zag dhr. Vallée in een lokaal museum een of andere kaart (hij kon later niet meer zeggen om wat voor soort kaart het precies ging) met daarop handgeschreven het woord “abandonné”. Hieruit leidde dhr. Vallée af dat de kabel die hij geraakt had niet meer in gebruik was. In 2006 raakte het anker van zijn boot opnieuw vast achter de kabel. Aangezien dhr. Vallée meende dat de kabel niet meer in gebruik was, heeft hij deze toen gewoon doorgezaagd. In werkelijkheid bleek de kabel wel nog in gebruik te zijn, wat leidde tot zeer aanzienlijke schadeclaims door de eigenaars van de kabel. Peracomo Inc., als eigenaar van het schadeveroorzakende schip, riep daarop de aansprakelijkheidsbeperking conform het LLMC verdrag in (d.w.z. “Convention on Limitation of Liability for Maritime Claims”). De eigenaars van de kabel voerden daartegen aan dat dhr. Vallée opzettelijk, of alleszins bewust roekeloos gehandeld had, wat beperking van aansprakelijkheid uitsluit (art. 4 LLMC).

Doorbreking van de beperking onder het LLMC verdrag vereist een persoonlijk handelen van de partij die de beperking inroept. In casu stelde dit geen probleem, aangezien dhr. Vallée enig aandeelhouder en bestuurder was van zijn vennootschap Peracomo Inc.

Vervolgens stelde zich de vraag of dhr. Vallée opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld had in de zin van artikel 4 LLMC. Dat dhr. Vallée opzettelijk en bewust de kabel doorgezaagd had, stond buiten kijf. Het Hof oordeelde echter dat dhr. Vallée, door aldus te handelen, niet de intentie had om de schade te veroorzaken zoals die zich uiteindelijk heeft voorgedaan, en zich zelfs niet bewust was dat zijn handelingen dergelijke schade zouden kunnen veroorzaken. Hoewel dhr. Vallée zeer lichtzinnig tot de conclusie was gekomen dat de kabel niet meer in gebruik was, was hij hier persoonlijk van overtuigd, en realiseerde hij zich niet dat zijn handelingen schade zouden veroorzaken.

Het Hof bevestigt uitdrukkelijk, zoals ook ons Hof van Cassatie reeds gedaan heeft, dat de doorbraaktest een subjectieve test is: het gaat erom wat de persoon in kwestie werkelijk besefte, niet om wat hij had moeten beseffen (Cass. 27 januari 1977, Pas. 1977, I, 574; zie ook F. Stevens, Beperking van aansprakelijkheid, Gent, Larcier, 2008, nr. 200, p. 97).

Verder oordeelt het Hof (bij meerderheid) dat het doorbraakcriterium inzake beperking van aansprakelijkheid een ander criterium is dan de (zware) fout die de verzekeraar toelaat dekking te weigeren. Beide vragen dienen derhalve afzonderlijk beoordeeld te worden, en kunnen een verschillend antwoord krijgen.