Article

Actualité : Hof van beroep Brussel, 28/01/2014, R.D.C.-T.B.H., 2014/7, p. 712

Hof van beroep Brussel 28 januari 2014

Zaak: 2013AR226
ARBITRAGE
Voorwaarden - Overeenkomst - Arbiters - Nietigheid - Motivering


ARBITRAGE
Conditions - Convention - Arbitres - Nullité - Motivation


Een Belgische doe-het-zelfzaak had drie jaar lang meubels aangekocht van een Spaanse verkoper. De algemene verkoopsvoorwaarden op de achterzijde van de factuur voorzagen in de arbitrageclausule van een Brussels arbitrage-instituut.

Toen de Spaanse verkoper een geschil voor de arbiter bracht, betwistte de Belgische koper de rechtsmacht van de arbiter. De arbiter oordeelde dat ze bevoegd was (lees: rechtsmacht had). In een latere vernietigingsprocedure volgden de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep van Brussel haar in deze beslissing.

Het hof oordeelde dat “[g]elet op de lange relatie tussen partijen en de herhaalde kennisgeving van de algemene voorwaarden van de leverancier […] deze voorwaarden in hoofde van de partijen bindende contractuele stukken uit[maken] in de zin van artikel 1677 van het Gerechtelijk Wetboek. Appellante wordt als handelaar geacht de algemene voorwaarden te hebben goedgekeurd en zij wordt dan ook geacht haar wil om het geschil aan arbitrage te onderwerpen ondubbelzinnig te hebben betuigd.”

Daarbij speelde ook mee dat het arbitragebeding duidelijk was opgesteld in het Frans en het Nederlands. Bovendien werd op de voorzijde van de factuur uitdrukkelijk verwezen naar het arbitragebeding op de achterzijde.

Het hof benadrukte dat arbitragebedingen in het internationaal handelsverkeer geen volstrekt ongebruikelijke en buitensporige bedingen zijn. Een minderheid in de rechtspraak was vroeger van oordeel dat arbitragebedingen wel ongebruikelijk zijn, waardoor het stilzwijgen van de bestemmeling van de factuur niet beschouwd zou kunnen worden als een aanvaarding. De hoven en rechtbanken van Brussel en Gent zijn echter steeds tot een ander besluit gekomen (zie H. Van Houtte, K. Cox en S. Cools, “Overzicht van rechtspraak: Arbitrage (1972-2006)”, TBH 2007, 124).

Verder verwierp het hof de strijdigheid van het arbitragebeding met artikel 6, 1 EVRM omdat de zaak behandeld werd door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Ook het beweerde gebrek aan motivering van de arbitrale uitspraak werd van tafel geveegd, nu de arbiter in 5 pagina's had toegelicht waarom de tegenvordering van de koper werd verworpen. Het hof voegde toe dat het de relevantie van de motivering van de arbiter niet behoort te onderzoeken.