Article

Actualité : Gerecht van de Europese Unie, 27/03/2014, R.D.C.-T.B.H., 2014/5, p. 537

Gerecht van de Europese Unie 27 maart 2014

Saint-Gobain Glass France e.a. / Commissie

Gevoegde zaken: T-56/09 en T-73/09
MEDEDINGING Europees mededingingsrecht - Horizontale overeenkomsten - Opleggen geldboete

CONCURRENCE Droit européen de la concurrence - Accords horizontaux - Imposition d'une amende

In 2008 legde de Europese Commissie een van de hoogste geldboetes ooit in mededingingszaken op aan de ondernemingen betrokken bij het zgn. automobielglas-kartel. Aan verschillende ondernemingen van de Saint-Gobain Groep (waaronder de moederonderneming) legde de Commissie een gezamenlijke boete op van 896 miljoen euro. (Deze boete werd in 2013 door de Commissie herleid tot 880 miljoen euro wegens een fout in de berekeningswijze.) De Commissie hield bij het bepalen van de hoogte van de boete ook rekening met de verzwarende omstandigheid dat ondernemingen van de Saint-Gobain Groep reeds eerder soortgelijke inbreuken hadden gepleegd. Op grond hiervan verhoogde de Commissie het basisbedrag van de boete met 60%.

Het Gerecht stelt vast dat de Commissie twee eerdere inbreuken had weerhouden in hoofde van de Saint-Gobain Groep, namelijk de inbreukbeslissing van 1984 in het Belgisch vlakglaskartel enerzijds en de inbreukbeslissing van 1988 in het Italiaans vlakglaskartel anderzijds. Het Gerecht oordeelt dat het feit dat de eerste inbreuk dateert van bijna 14 jaar vóór de inbreuk in het Automobielglas-kartel er niet aan in de weg staat om deze als verzwarende omstandigheid in aanmerking te nemen. Wel oordeelt het Gerecht dat de Commissie de tweede inbreuk niet aan de Saint-Gobain Groep mocht toerekenen, aangezien deze inbreukbeslissing enkel geadresseerd was aan een andere dochteronderneming van de groep, en niet aan de in de huidige zaak betrokken ondernemingen noch aan hun moederonderneming. Deze hadden dus niet de gelegenheid gekregen om zich te verweren tegen een toerekening van deze inbreuk en een dergelijk verweer zou, gelet op de lange tijd die intussen is verstreken, op heden bijna onmogelijk nog te voeren zijn. De tweede inbreuk kon dan ook niet in aanmerking worden genomen voor de verhoging van het basisbedrag van de boete.

Bijgevolg verlaagt het Gerecht de verhoging wegens recidive van 60% naar 30% en verlaagt het de boete, met toepassing van zijn volle rechtsmacht, van 880 miljoen euro naar 715 miljoen euro.