Hof van Cassatie 31 maart 2014
Zaak: S.12.0078.F/1 |
RÈGLEMENT COLLECTIF DE DETTES Généralités - Compensation
Artikel 334 van de Programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd door de wet van 22 december 2008, bepaalt dat elke som die aan een persoon moet worden teruggegeven of betaald, hetzij in het kader van de toepassing van de belastingwetten die onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Financiën vallen of waarvan de inning en invordering door die Federale Overheidsdienst worden verzekerd, hetzij krachtens de bepalingen van het burgerlijk recht met betrekking tot de onverschuldigde betaling, naar keuze en zonder formaliteit door de bevoegde ambtenaar kan worden aangewend ter betaling van de door deze persoon verschuldigde bedragen bij toepassing van bedoelde belastingwetten of ter voldoening van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de inning en invordering, door of krachtens een bepaling met kracht van wet, door de Federale Overheidsdienst Financiën worden verzekerd. Die aanwending wordt beperkt tot het niet-betwiste gedeelte van de schuldvorderingen op deze persoon. Belangrijk hierbij is dat deze regeling van toepassing blijft in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure. De principiële grondwettelijkheid van deze regeling werd bevestigd door het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 107/2006 van 21 juni 2006).
In zijn arrest van 24 juni 2010, in het kader van een faillissement, oordeelde het Hof van Cassatie dat deze (uitzonderings-)regeling enkel geldt voor vorderingen die ontstaan zijn vóór de samenloop (Cass. 24 juni 2010, RW 2010-11, 844, m.n. R. Houben). In casu stond de schuldvergelijking centraal tussen “la créance alimentaire du Secal” - ontstaan voorafgaand aan de toelating van de schuldenaar tot de colllectieve schuldenregeling - en “le crédit d'impôt” - ontstaan n.a.v. van een activiteit van de schuldenaar na zijn toelating tot de collectieve schuldenregeling. Deze schuldvergelijking werd door het hof van beroep verworpen, omwille van het niet-tijdig bestaan van beide schuldvorderingen. Het Hof van Cassatie verbreekt dit arrest, en oordeelt dat artikel 334 van de Programmawet van 27 december 2004 niet vereist dat beide schuldvorderingen bestaan voor het ontstaan van de samenloop.