Article

– Wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (BS 31 december 2013, inwerkingtreding 10 januari 2014, behoudens een aantal bepalingen die in werking treden op de datum bij KB bepaald of op 1 maart 2014), R.D.C.-T.B.H., 2014/3, p. 305-306

Wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (BS 31 december 2013, inwerkingtreding 10 januari 2014, behoudens een aantal bepalingen die in werking treden op de datum bij KB bepaald of op 1 maart 2014)

De wet van 21 december 2013 betreffende de financiering van KMO's creëert een specifiek kader voor kredieten aan ondernemingen gesloten vanaf 10 januari 2014. De bedoeling is om enerzijds meer transparantie te creëren met betrekking tot het kredietaanbod in de precontractuele fase zodat ondernemingen een bewuste keuze kunnen maken en beter kunnen vergelijken, en anderzijds de contractuele relatie tussen de kredietgever en de ondernemer evenwichtiger te maken. De wet geldt voor kredietovereenkomsten aangegaan vanaf 10 januari 2014 tussen een onderneming, die in de EER haar vestiging of maatschappelijke zetel heeft, en een professionele kredietgever die zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in België of deze, met ongeacht welke middelen, richt op België of op verscheidene landen m.i.v. België en de kredietovereenkomst onder die activiteiten in België valt. Om onder de toepassing van de wet te vallen moet de kredietnemer 1° hetzij een onderneming zijn in de zin van de WMPC, hetzij een persoon zijn die een vrij beroep uitoefent in de zin van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen én 2° hij moet voldoen aan de KMO-definitie in artikel 15, § 1 W.Venn.

De wet geldt voor elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een onderneming, in de vorm van een lening, of van elke andere gelijkaardige regeling met uitzondering van consumentenkredieten en kredietovereenkomsten die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 4 augustus 1994 op het hypothecair krediet.

De wet regelt de volgende aspecten van de kredietrelatie:

    • algemene zorgvuldigheidsplicht: de kredietgever, de kredietbemiddelaar en de onderneming moeten zich in hun onderlinge rechtsverhoudingen te goeder trouw en billijk gedragen en verstrekte informatie moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn;
    • informatieplicht: de kredietgever, en in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, moeten bij de kredietnemer, en in voorkomend geval de persoon die een persoonlijke zekerheid stelt, de pertinente informatie opvragen om de haalbaarheid van het beoogde project waarvoor het krediet wordt aangevraagd, de financiële toestand van de kredietnemer en de zekerheidssteller alsook hun terugbetalingsmogelijkheden en hun lopende financiële verbintenissen te kunnen beoordelen; de kredietgever, en in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, moeten de kredietnemer een toelichting bezorgen over de voor hem relevante kredietvormen en bij het kredietaanbod moet op verzoek en kosteloos een exemplaar van de ontwerpovereenkomst worden verschaft;
    • geschiktheid van het krediet: de kredietgever, en in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, moeten het krediet zoeken dat qua soort het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de onderneming en met het doel van het krediet (“suitability-test”). Bij niet-naleving of miskenning van deze verplichting, kan de rechter, naast de bestaande burgerrechtelijke gevolgen, de kosteloze omzetting bevelen van het krediet naar de kredietvorm die qua soort en bedrag beter is aangepast;
    • kredietweigering: in geval van kredietweigering moet de kredietgever, of in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, de onderneming op een transparante en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen informeren, op schriftelijke of mondelinge wijze, over de belangrijkste kenmerken waarop deze weigering is gebaseerd of die de risico-inschatting hebben beïnvloed;
    • vervroegde terugbetaling: de onderneming heeft te allen tijde het recht op vervroegde terugbetaling, zonder dat dit recht, behalve wat de wederbeleggingsvergoeding betreft, afhankelijk kan worden gemaakt van het vervullen van bijkomende voorwaarden. Zelfs indien het krediet niet gekwalificeerd kan worden als een lening op interest zoals bedoeld in artikel 1907bis BW kan de wederbeleggingsvergoeding, indien bedongen, maximum 6 maanden interest bedragen. Voor ondernemingskredieten waarvan het kredietbedrag meer dan 1 miljoen euro bedraagt, onverminderd artikel 1907bis BW, moet de hoogte van de wederbeleggingsvergoeding contractueel worden vastgelegd tussen kredietgever en onderneming in overeenstemming met de berekeningsmodaliteiten hieromtrent vastgesteld in de gedragscode. Ieder schadebeding dat rechtstreeks of onrechtstreeks een bijkomende vergoeding voor de kredietgever vaststelt in geval van vervroegde terugbetaling boven de wederbeleggingsvergoeding als voorzien in deze wet, is van rechtswege nietig;
    • invoering gedragscode: de representatieve werkgeversorganisaties die de belangen van de KMO's behartigen en de representatieve organisatie van de kredietsector moeten binnen de drie maanden na publicatie van de wet een gedragscode uitwerken;
    • onrechtmatige bedingen: de wet geeft een opsomming van bedingen in een kredietovereenkomst die als onrechtmatig beschouwd moeten worden en derhalve nietig zijn omdat zij leiden tot een onevenwicht in de contractuele relatie tussen de kredietgever en de KMO;
    • toezicht: de FSMA wordt bevoegd gemaakt over de naleving door kredietgevers en kredietbemiddelaars van de bepalingen inzake de punten 1) tot 4).
    BANK- EN KREDIETWEZEN
    Bankrecht - Bankverrichting - Kredietovereenkomst - Financiering KMO
    BANQUE ET CRÉDIT
    Droit bancaire - Opération bancaire - Contrat de crédit - Financement PME