Article

Actualité : Gerecht van de Europese Unie, 16/10/2013, R.D.C.-T.B.H., 2014/1, p. 119

Gerecht van de Europese Unie 16 oktober 2013

Vivendi / Europese Commissie

Zaak: T-432/10
MEDEDINGING
Europees mededingingsrecht - Machtspositie - Misbruiken - Beschikking tot afwijzing van een klacht


CONCURRENCE
Droit européen de la concurrence - Position dominante - Abus - Décision de rejet d'une plainte


Verzoeker in deze zaak is Vivendi. Een van de dochterondernemingen van Vivendi is de grote Franse telecomoperator SFR. In 2009 diende Vivendi bij de Europese Commissie een klacht in gericht tegen France Télécom wegens beweerd misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU). Vivendi stelde in de klacht meer bepaald dat France Télécom excessief hoge prijzen zou vragen voor toegang tot het aansluitnetwerk. In 2010 verwierp de Commissie de klacht aangezien er, volgens de Commissie, geen voldoende Gemeenschapsbelang was om de aangeklaagde praktijken te onderzoeken. De Commissie oordeelde dat een dergelijk onderzoek, gelet op de beperkte impact van de aangeklaagde praktijken op de werking van de interne markt en gelet op de geringe mogelijkheden om de inbreuk te bewijzen, onevenredig hoge middelen zou vereisen. Vivendi stelt beroep in tegen deze beschikking van de Commissie.

Het Gerecht verwerpt het beroep en stelt dat de Commissie terecht mocht besluiten om de klacht niet te vervolgen op basis van de overweging dat er slechts een geringe mogelijkheid bestond om de aangeklaagde inbreuk te bewijzen. In dit verband mocht de Commissie steunen op het feit dat het marktgedrag van France Télécom reeds eerder grondig was onderzocht door de Commissie en door de Franse telecomregulator (ARCEP, voorheen ART), en dat tijdens deze onderzoeken geen mededingingsbeperkende gedragingen werden vastgesteld. Het Gerecht bevestigt dat de Commissie de bevindingen van ARCEP in aanmerking mocht nemen o.m. voor wat betreft de geschikte methode ter berekening van de kosten van gebruik van het aansluitnetwerk. Ook oordeelde de Commissie, volgens het Gerecht, terecht dat de beweerde mededingingsbeperkende aard van prijzen gehanteerd door een onderneming met een machtspositie zoals France Télécom, moet worden beoordeeld ten aanzien van de eigen kosten en tarieven van deze onderneming, en niet ten aanzien van de situatie van haar concurrenten. Ten slotte oordeelt het Gerecht dat de Commissie geen procedurele fouten maakte tijdens het onderzoek van de klacht.