Article

– Wet van 22 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen, wat de waarborgen van de schuldeisers bij een kapitaalherschikking betreft (BS 16 december 2013 inwerkingtreding 26 december 2013), R.D.C.-T.B.H., 2014/1, p. 110

Wet van 22 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen, wat de waarborgen van de schuldeisers bij een kapitaalherschikking betreft (BS 16 december 2013 inwerkingtreding 26 december 2013)

Bepaalde operaties die het W.Venn. mogelijk maakt, kunnen het onderpand - of de samenstelling ervan - van de betrokken vennootschap uithollen. Het W.Venn. beschermt daarom schuldeisers in geval hun debiteur overgaat tot een reële kapitaalsvermindering, een fusie/splitsing of een inbreng/overdracht van een bedrijfstak of algemeenheid. In zulk geval hebben schuldeisers wiens schuldvordering nog niet is vervallen, het recht om een zekerheid te eisen van de vennootschap-debiteur (zie art. 317, 426, 613, 684 en 766 W.Venn.). Schuldeisers wiens schuldvordering reeds zeker en opeisbaar is, kunnen zich beroepen op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen betrokken bij de splitsing of de inbreng/overdracht van de bedrijfstak of algemeenheid (zie art. 686 en 767 W.Venn.).

Er bestaat echter onduidelijkheid in de rechtspraak en rechtsleer of voormelde bescherming ook geldt indien de betrokken schuldvordering voor de rechtbank wordt betwist door de vennootschap-debiteur. De discussie werd onlangs verscherpt doordat het Hof van Cassatie oordeelde dat een verbintenis die voortvloeit uit een voor hoger beroep vatbaar vonnis dat niet voorlopig uitvoerbaar verklaard is, niet kan worden aangemerkt als een zekere en opeisbare schuld en daarom geen aanleiding kan geven tot voormelde hoofdelijke aansprakelijkheid (zie samenvatting in TBH 2012, 97). Het lijkt logisch om als schuldeiser dan een zekerheid te vorderen voor de betwiste niet-opeisbare schuldvordering. Uit de praktijk blijkt echter dat rechtbanken zelden ingaan op verzoeken tot zekerheidsstelling voor betwiste schuldvorderingen, bijvoorbeeld omdat er twijfel bestaat over de vaststaande aard of wegens problemen met de kwantificeerbaarheid.

Om die reden wordt nu uitdrukkelijk aan het W.Venn. toegevoegd dat schuldeisers met een schuldvordering die reeds door de vennootschap-debiteur in rechte of via arbitrage wordt aangevochten vóór de algemene vergadering zich over de geplande kapitaalherschikking moet uitspreken, een zekerheid kunnen eisen van hun debiteur. Zulke schuldeisers zullen bovendien een beroep kunnen doen op voormeld principe van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Weigert de vennootschap-debiteur om de gevraagde zekerheid te verstrekken, dan zal de rechter moeten oordelen over de schijn van recht waarover de schuldeiser van de betwiste schuldvordering beschikt.

Vereist is dat het geschil over de betrokken schuldvordering reeds werd aangevat vóór de geplande algemene vergadering die zich over de kapitaalherschikking moet uitspreken. Althans lijkt vereist dat er reeds een inleidingszitting dan wel installatievergadering heeft plaatsgevonden. Hoe deze voorwaarde moet worden toegepast in geval van een inbreng of overdracht van een bedrijfstak, waarbij niet steeds een algemene vergadering vereist is, is niet helemaal duidelijk. Het valt ten slotte nog te noteren dat in geval van kapitaalsvermindering de nieuwe bescherming enkel wordt ingevoerd in de NV.

VENNOOTSCHAPPEN
Herstructurering
SOCIETES
Restructuration