Article

Hof van beroep Brussel, 20/09/2013, R.D.C.-T.B.H., 2014/10, p. 998-1000

Hof van beroep Brussel 20 september 2013

VERZEKERINGEN
Landverzekering - Aansprakelijkheidsverzekering - Verzekering beroepsaansprakelijkheid architect - Niet-betaling premies - Verjaring - Artikel 34 Wet landverzekeringsovereenkomst - Voorlopige premie en forfaitaire premie
De vordering tot inning van de voorlopige premie verjaart na verloop van 3 jaar te rekenen van de vervaldag. De verjaringstermijn van de vordering tot inning van de forfaitaire premie begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de verzekeraar de forfaitaire premie kan opeisen krachtens de polisvoorwaarden.
ASSURANCES
Assurances terrestres - Assurances responsabilité - Assurance R.C. professionnelle architecte - Non-paiement des primes - Prescription - Article 34 Loi sur le contrat d'assurance terrestre - Prime provisoire - Prime forfaitaire
L'action liée au recouvrement de la prime provisoire se prescrit après 3 ans à dater de la date d'échéance. Le délai de prescription des actions liées au recouvrement de la prime forfaitaire commence à courir à partir du moment où l'assureur peut exiger la prime forfaitaire en vertu des conditions de la police.

J.K. / NV Protect

Zet.: I. Diercxsens (voorzitter), J. Blomme en B. Veeckmans (raadsheren)
Pl.: Mrs. Appeltans loco G. Vanreppelen en Vandecasteele loco S. Vyverman
De procedure in eerste aanleg

Bij dagvaarding betekend op 30 juni 2010 heeft de NV Protect een vordering ingesteld tegen J.K. die ertoe strekte hem te veroordelen tot betaling van de som van 7.701,90 EUR, te vermeerderen met de verwijlinteresten vanaf 13 augustus 2008 op de som van 2.746,37 EUR, vanaf 10 maart 2009 op de som van 3.736,82 EUR, en vanaf 21 maart 2008 op de som van 1.218,71 EUR en met de gerechtelijke interesten.

Bij het bestreden vonnis werd de vordering ontvankelijk en gegrond verklaard.

De procedure in hoger beroep

Tegen voormeld vonnis heeft J.K. hoger beroep ingesteld teneinde het bestreden vonnis te horen vernietigen en de oorspronkelijke vordering van de NV Protect ongegrond te verklaren.

De NV Protect concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep en de bevestiging van het bestreden vonnis.

De relevante feiten

De eerste rechter heeft de voor dit geschil relevante feiten op doelmatige en nauwkeurige wijze weergegeven zodat het hof naar de betreffende uiteenzetting in het bestreden vonnis verwijst en deze uitdrukkelijk tot de zijne maakt.

Beoordeling
De exceptie van verjaring

Bij dagvaarding betekend op 30 juni 2010 vorderde de NV Protect betaling van de volgende premies:

- forfaitaire premie 2006: 2.746,37 EUR;

- forfaitaire premie 2007: 3.736,82 EUR;

- voorlopige premie 2008: 1.218,71 EUR;

of in totaal 7.701,90 EUR.

J.K. werpt de exceptie van verjaring op voor wat betreft de premies van het jaar 2006 en 2007. Hij stelt dat op het ogenblik van de betekening van de dagvaarding, 3 jaar waren verstreken sedert de vervaldag van de premies die zich volgens hem situeert op 1 januari 2006 voor het jaar 2006 en op 1 januari 2007 voor het jaar 2007.

Artikel 34, § 1, eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de verjaringstermijn voor elke rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst 3 jaar bedraagt.

Artikel 34, § 1, tweede lid van voormelde wet bepaalt dat de termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan. Wanneer degene aan wie de rechtsvordering toekomt, bewijst dat hij pas op een later tijdstip van het voorval kennis heeft gekregen, begint de termijn te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval 5 jaar na het voorval, behoudens bedrog.

J.K. heeft op 24 augustus 1999 een verzekering beroepsaansprakelijkheid Architect - Algemene Architectuur met de CVBA AIA Pool afgesloten. Deze polis werd op 14 augustus 2003 overgenomen door de NV Protect.

Volgens de bijzondere voorwaarden van de polis die van kracht waren op 1 januari 2003 wordt de premievoet bepaald op 1,32°/°° (pro mille) van de waarde van de werken (zonder BTW). Overeenkomstig artikel 3.1 van de algemene voorwaarden wordt de premie afgerekend in functie van de som van de waarden van de in uitvoering gebrachte of beëindigde werken in het afgelopen verzekeringsjaar. Onder “waarde van de werken” verstaat men de som van de facturen van de ruwbouw en de afwerking op het ogenblik van de voorlopige oplevering.

De minimumpremie wordt bepaald op 570,16 EUR per jaar.

De voorlopige premie is een voorschot op de definitieve jaarpremie en is minstens gelijk aan de minimumpremie. Zij kan van jaar tot jaar aangepast worden zodat ze steeds 3/4 bedraagt van de jaarpremie van het laatst afgerekende kalenderjaar.

Krachtens artikel 4.1 van de algemene voorwaarden verbindt de verzekeringnemer zich er toe jaarlijks vóór 15 februari per opdracht de honoraria opgevraagd in het afgelopen verzekeringsjaar en/of de waarde van de werken uitgevoerd in het afgelopen verzekeringsjaar aan te geven, evenals de overige door de verzekeraar opgevraagde gegevens.

Artikel 5.4, eerste lid van de algemene voorwaarden van de polis bepaalt dat indien de verzekeringnemer nalaat een jaarlijkse aangifte in te dienen overeenkomstig artikel 4.1 dan mag de verzekeraar, nadat de waarborg van de polis om deze reden is geschorst overeenkomstig artikel 6.4, een forfaitaire premieafrekening opstellen en innen die gelijk is aan 125% van de definitieve premie van het laatste jaar waarvoor een premieafrekening is opgesteld.

Er dient bijgevolg een onderscheid te worden gemaakt tussen de vordering tot inning van de voorlopige premie en de vordering tot inning van de definitieve premie of bij gebrek aan aangifte, van de forfaitaire premie. De vordering tot inning van de voorlopige premie verjaart na verloop van 3 jaar te rekenen vanaf de vervaldag.

De voorlopige premies voor de jaren 2006 en 2007 werden op 19 mei 2007 en 24 mei 2007 betaald, weliswaar na dagvaarding betekend op 27 december 2006.

De definitieve premie kan slechts afgerekend worden in functie van de som van de waarden van de in uitvoering gebrachte of beëindigde werken in het afgelopen verzekeringsjaar.

Deze berekening kan slechts geschieden nadat de verzekeringnemer aangifte heeft gedaan van de uitgevoerde werken en honoraria.

Krachtens artikel 4.1 van de algemene voorwaarden van de polis is de verzekerde gehouden jaarlijks vóór 15 februari de aangifte te doen van de honoraria opgevraagd in het afgelopen verzekeringsjaar en/of van de waarde van de werken uitgevoerd in het afgelopen verzekeringsjaar.

Indien de verzekeringnemer nalaat de aangifte te doen, mag de verzekeraar een forfaitaire premie innen die gelijk is aan 125% van de definitieve premie van het laatste jaar waarvoor een premieafrekening is opgesteld.

De verjaringstermijn van de vordering tot inning van de forfaitaire premie begint te lopen vanaf het ogenblik van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan. Dit is niet het ogenblik van de aanmaning tot betaling die de verzekeraar willekeurig bepaalt maar het ogenblik waarop de verzekeraar de forfaitaire premie kan opeisen, dit is op 15 februari van het jaar volgend op het verzekerde jaar. Op dat ogenblik kon de verzekeraar immers vaststellen dat de verzekerde nagelaten had de aangifte te doen van de honoraria opgevraagd in het afgelopen verzekeringsjaar en/of van de waarde van de werken uitgevoerd in het afgelopen verzekeringsjaar en kon hij zich beroepen op de forfaitaire premie.

De vordering tot inning van de forfaitaire premie van het jaar 2006 verjaart aldus na verloop van 3 jaar te rekenen vanaf 15 februari 2007 en die van het jaar 2007 vanaf 15 februari 2008.

De dagvaarding werd betekend op 30 juni 2010 zodat de vordering tot inning van de forfaitaire premie voor het jaar 2006 verjaard is.

Ten onrechte houdt J.K. voor dat er in de bijzondere voorwaarden d.d. 24 augustus 1999, enig document dat hij getekend heeft, slechts sprake is van een vervaldag op 1 januari.

Deze bijzondere voorwaarden verwijzen naar algemene voorwaarden AIA 96 die de NV Protect heeft overgenomen (thans algemene voorwaarden ARIN 2004) en J.K. toont niet aan dat de algemene voorwaarden AIA 96, thans ARIN 2004, afwijken van de hoger vermelde bepalingen.

Bovendien heeft J.K. de polis steeds conform deze algemene voorwaarden uitgevoerd.

De vordering van de NV Protect is bijgevolg enkel verjaard met betrekking tot de forfaitaire premie voor het jaar 2006.

Ten gronde

1. J.K. beweert dat hij de gevorderde premie voor het jaar 2007 niet verschuldigd is omdat hij op 19 mei 2007 een betaling heeft gedaan van 1.218,71 EUR, zijnde de premie die op dat ogenblik werd gevorderd.

Het betaalde bedrag betrof de voorlopige premie voor het jaar 2007 die afgetrokken wordt van de forfaitaire premie die gevorderd wordt.

J.K. betwist niet dat hij de aangifte van de honoraria en/of de waarde van de uitgevoerde werken voor het jaar 2007 niet tijdig heeft overgemaakt aan de NV Protect.

Ten onrechte houdt J.K. voor dat niet zou zijn aangetoond dat hij kennis heeft kunnen nemen en akkoord is gegaan met de forfaitaire wijze van premieberekening die zou moeten blijken uit de algemene voorwaarden en dat hij zich niet akkoord heeft verklaard met een wijziging van de premievoet in 2002, met name een verhoging van 125% in geval van niet-aangifte.

J.K. toont niet aan dat de verhoging van 125% een wijziging zou zijn van de algemene voorwaarden van de polis. Uit de bijzondere voorwaarden die hij in 2002 heeft ontvangen en in zijn dossier neerlegt, blijkt dat de premievoet gewijzigd werd van 1,15 pro mille naar 1,32 pro mille van de waarde van de werken. J.K. heeft de polis bij deze wijziging niet opgezegd en heeft het tussen partijen gesloten contract conform deze bijzondere voorwaarden uitgevoerd nu hij de forfaitaire premies voor de jaren 2003, 2004 en 2005 die op deze basis werden berekend, zonder betwisting heeft betaald.

Artikel 6.4, derde lid van de algemene voorwaarden van de polis bepaalt in verband met de schorsing van de waarborg van de polis wanneer de verzekeringnemer nalaat een jaarlijkse aangifte in te dienen, dat de verzekeraar de premies die eisbaar zijn geworden tijdens de schorsingsperiode als schadevergoeding mag behouden. Dit recht is evenwel beperkt tot de premies voor twee opeenvolgende jaren.

J.K. meent dat hij de forfaitaire premie van het jaar 2007 niet verschuldigd is omdat de dekking gedurende meerdere jaren geschorst was wat een ontoelaatbaar voordeel voor de NV Protect zou verschaffen. Volgens hem kon de NV Protect enkel de premies voor de jaren 2003 en 2004 behouden gelet op de voormelde bepaling van artikel 6.4, derde lid van de algemene voorwaarden.

J.K. heeft op 19 en 27 mei 2007 alle achterstallige premies betaald zodat de waarborg van de polis terug in voege werd gesteld. Het is pas op 5 maart 2008 dat hij in kennis werd gesteld van de forfaitaire premie verschuldigd voor het jaar 2006. Volgens artikel 6.4, derde lid van de algemene voorwaarden kan de verzekeraar de premies die eisbaar zijn geworden tijdens de schorsingsperiodes als schadevergoeding behouden doch dit recht is beperkt tot de premies voor twee opeenvolgende jaren. De premie voor het jaar 2007 valt binnen deze periode vermits de polis terug in voege was in het jaar 2007.

J.K. stelt dat de berekening van de forfaitaire premie overeenkomstig artikel 5.4 van de algemene voorwaarden van de polis diende te gebeuren, vertrekkend van de premie van het laatste jaar waarvoor een definitieve premieafrekening is opgesteld en dat het laatste jaar waarvoor een premieafrekening is opgesteld op basis van de honoraria en/of de waarde van de werken die zijn aangegeven, het jaar 2002 is.

De NV Protect weerlegt dit middel niet. De totale premie voor het jaar 2002 bedroeg 1.570,15 EUR. J.K. stelt dat de verhoging van 125% op dat bedrag moet worden toegepast.

Artikel 5.4, eerste lid bepaalt dat indien de verzekeringnemer nalaat een jaarlijkse aangifte in te dienen overeenkomstig artikel 4.1, dan mag de verzekeraar, nadat de waarborg van de polis om deze reden geschorst is overeenkomstig artikel 6.4, een forfaitaire premieafrekening opstellen en innen die gelijk is aan 125% van de definitieve premie van het laatste jaar waarvoor een premieafrekening is opgesteld.

De NV Protect heeft een forfaitaire premie voor het jaar 2007 berekend op 125% van de forfaitaire premie van het voorgaande jaar 2006 hoewel er in het jaar 2006 geen premieafrekening werd opgesteld op basis van de honoraria en/of de waarde van de werken omdat deze niet werden aangegeven. Zij heeft de bepaling van artikel 6.4, eerste lid van de algemene voorwaarden van de polis bijgevolg miskend.

(…)


Note / Noot

Artikel 34, § 1 Wet landverzekeringsovereenkomst is hernomen in artikel 88, § 1 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.


Note / Noot

L'article 34, § 1 Loi sur le contrat d'assurance terrestre est repris dans l'article 88, § 1 de la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances.