Article

Geen nietigheid, wel eventueel aansprakelijkheid voor het niet vermelden dat de vennootschap in vereffening is, R.D.C.-T.B.H., 2013/9, p. 917-918

VENNOOTSCHAPPEN
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid: Gemeenschappelijke bepalingen - Rechtsvorderingen - Ontbinding en vereffening van vennootschappen - V.O.F. - Stukken uitgaande van een ontbonden vennootschap - Sanctie - Dagvaarding - Ontvankelijkheid
Artikel 183, § 1, tweede lid W.Venn., dat bepaalt dat alle stukken die uitgaan van een ontbonden vennootschap vermelden dat zij in vereffening is, voorziet in geen specifieke sanctie ingeval deze regel niet wordt nageleefd. Het ontbreken van de vermelding in een exploot van dagvaarding dat de vennootschap in vereffening is, brengt niet de onontvankelijkheid met zich mee.
SOCIETES
Sociétés avec la personnalité morale: Dispositions communes - Actions en justice - Dissolution et liquidation des sociétés - SNC - Pièces émanant d'une société dissoute - Sanction - Citation - Recevabilité
L'article 183, § 1, deuxième alinéa C.soc., qui dispose que toutes les pièces émanant d'une société dissoute mentionnent qu'elle est en liquidation, ne prévoit aucune sanction spécifique en cas de non respect de cette règle. L'absence de mention dans un exploit de citation que la société est en liquidation, n'entraîne pas l'irrecevabilité de l'action.
Geen nietigheid, wel eventueel aansprakelijkheid voor het niet vermelden dat de vennootschap in vereffening is
Jae Suk Vanwijngaerden [1]

Appelante (Hulsmans-Van Loo V.O.F.) en de rechtsvoorganger van geïntimeerde (Dexia Bank België NV) sloten op 1 juni 1998 een overeenkomst van handelsagentuur, waarbij appellante voor een onbepaalde duur werd aangesteld als zelfstandig bankagent van het toenmalige Gemeentekrediet te Geel. Bij aangetekend schrijven van 26 oktober 2000 stelde de rechtsvoorganger van geïntimeerde een einde aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. Zij kende aan appellante een opzeggingsvergoeding toe die onmiddellijk werd betaald.

Op de buitengewone algemene vergadering van appellante d.d. 31 oktober 2000 werd zij ontbonden en in vereffening gesteld. Haar statuten bepaalden dat zij van rechtswege zou worden ontbonden, indien de met de rechtsvoorgangster van geïntimeerde gesloten overeenkomst een einde zou nemen.

Op 31 oktober 2001 liet appellante de rechtsvoorgangster van geïntimeerde dagvaarden voor de eerste rechter tot betaling van een saldo dat volgens haar verschuldigd was op de opzeggingsvergoeding en tot betaling van een uitwinningsvergoeding. In het exploot van dagvaarding werd echter niet vermeld dat appellante in vereffening was gesteld. Artikel 183, § 1, tweede lid van het Wetboek van Vennootschappen bepaalt dat “alle stukken uitgaande van een ontbonden vennootschap vermelden dat zij in vereffening is”.

In eerste aanleg verklaarde de rechtbank van koophandel te Brussel bij vonnis d.d. 29 juni 2007 dat de vordering van appellante ontoelaatbaar is, onder andere omdat de inleidende dagvaarding geen gewag maakt van het feit dat appellante in vereffening is gesteld.

Het hof van beroep te Brussel overwoog het volgende:

Artikel 183, § 1, tweede lid W.Venn., dat bepaalt dat alle stukken die uitgaan van een ontbonden vennootschap vermelden dat zij in vereffening is, voorziet in geen enkele sanctie ingeval deze regel niet wordt nageleefd. […]

Voormelde regel wordt niet voorgeschreven op straffe van nietigheid en geïntimeerde toont bovendien niet aan dat haar belangen werden geschaad door het niet vermelden van de staat van vereffening […]. Zij wist en diende in ieder geval te weten dat appellante, gelet op de beëindiging van de agentuur, was ontbonden en in vereffening gesteld.

In het licht van de artikelen 860, eerste lid en 861 van het Gerechtelijk Wetboek leiden het niet vermelden in de dagvaarding van het feit dat de vennootschap die tot dagvaarding is overgegaan, in vereffening werd gesteld […], op zich dan ook niet tot de nietigheid van de dagvaarding noch tot de ontoelaatbaarheid of onontvankelijkheid van de vordering.”

Daarom, en omwille van andere overwegingen, oordeelde het hof dat de oorspronkelijke vordering van appellante toelaatbaar en ontvankelijk is.

Deze beslissing van het hof van beroep te Brussel is in lijn met eerdere rechtspraak met betrekking tot de specifieke publiciteitsverplichting uit artikel 183, § 1, tweede lid W.Venn. Het hof van beroep te Gent oordeelde in zijn arrest van 25 september 1991 dat het ontbreken in de akte van hoger beroep van de vermelding dat de appellante in vereffening is, geenszins de niet-toelaatbaarheid van die akte of van het hoger beroep tot gevolg kan hebben [2]. Ook het hof van beroep te Luik oordeelde in dezelfde zin in zijn arrest van 22 februari 2005. Het ontbreken van de vermelding in een exploot van verzet dat de vennootschap in vereffening is, brengt niet de nietigheid van het exploot met zich mee [3].

Er is inderdaad geen wettelijke bepaling die het niet vermelden op een dagvaarding uitgaande van een vennootschap in vereffening dat zij in vereffening is, bestraft met de onontvankelijkheid. Er is trouwens geen specifieke sanctie op de niet-naleving van artikel 183, § 1, tweede lid W.Venn. [4], wat echter geen afbreuk doet aan het feit dat de niet-naleving ervan een inbreuk op het Wetboek van Vennootschappen is waarvoor de vereffenaars aansprakelijk kunnen worden gesteld [5].

Daarnaast mag niet worden vergeten dat artikel 78, 6° W.Venn. ook de verplichting bevat dat een vennootschap, in voorkomend geval, op haar akten moet vermelden dat ze in vereffening is [6]. Het Wetboek van Vennootschappen voorziet hier wel in een specifieke sanctie. Op basis van artikel 80 W.Venn. kan hij die meewerkt aan een akte of website die niet voldoet aan de voorschriften van artikel 78 W.Venn., naar gelang van de omstandigheden, persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de daarin door de vennootschap aangegane verbintenissen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat artikel 78 W.Venn., en dus eveneens de sanctie uit artikel 80 W.Venn., slechts van toepassing is op bepaalde vormen van rechtspersonen (onder andere de NV en de BVBA, maar niet de V.O.F.), terwijl artikel 183 W.Venn. van toepassing is op alle rechtspersonen.

[1] Advocaat aan de balie te Brussel (Linklaters LLP).
[2] Gent 25 september 1991, TBH 1992, 499.
[3] Luik 22 februari 2005, JLMB 2005, 1672.
[4] P. Lambrechts, De vereffening van de BVBA en de NV, Mechelen, Kluwer, 2012, 51; P. De Wolf en G. Stevens,Art. 183 C.soc.” in X, Commentaire systématique du “nouveau” Code des sociétés, Kluwer, suppl. 5 (28 februari 2003), 9.
[5] P. Jehasse, Manuel de la liquidation, Mechelen, Kluwer, 2007, 489; J. Van Ryn en J. Heenen, Principes de droit commercial, Brussel, Bruylant, 1957, II, 107.
[6] P. Jehasse, Manuel de la liquidation, Mechelen, Kluwer, 2007, 176; P. De Wolf en G. Stevens,Art. 183 C.soc.” in X, Commentaire systématique du 'nouveau' Code des sociétés, Kluwer, suppl. 5 (28 februari 2003), 9.