Article

Hof van Cassatie, 15/04/2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/8, p. 789-790

Hof van Cassatie 15 april 2013

CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Algemene bepalingen - Algemeen - Partij
De gerechtelijke reorganisatie vormt één enkele procedure, die aanvangt met het verzoekschrift van de schuldenaar tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie en die, in geval van gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord, eindigt met de beslissing van de rechtbank tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.
Een belanghebbende die tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie is tussengekomen overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 Gerechtelijk Wetboek, heeft voor de gehele duur van deze procedure de hoedanigheid van partij en vermag in de regel tegen de beslissingen van de rechtbank de rechtsmiddelen aan te wenden volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.
CONTINUITÉ DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Dispositions générales - Généralités - Partie
La réorganisation judiciaire forme une seule et même procédure qui commence par la requête du débiteur qui sollicite l'ouverture d'une procédure de réorganisation judiciaire et qui finit, en cas de réorganisation judiciaire par accord collectif, par la décision du tribunal de clôturer la procédure de réorganisation judiciaire.
L'intéressé qui est intervenu au cours de la procédure de réorganisation judiciaire conformément aux articles 812 à 814 du Code judiciaire, possède, pour toute la durée de cette procédure, la qualité de partie et il peut en règle utiliser, contre les décisions du tribunal, toutes les voies de recours dans le respect des règles et délais prescrits dans le Code judiciaire.

Rijksdienst voor Sociale Zekerheid / P.T.M. NV

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter), A. Smetryns, K. Mestdagh, A. Lievens en B. Wylleman (raadsheren)
OM: H. Vanderlinden (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. A. De Bruyn
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 28 november 2011.

De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 9 april 2013 verwezen naar de 3de kamer.

Raadsheer A. Smetryns heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal H. Vanderlinden heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Tweede onderdeel

1. Artikel 5, vijfde lid van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, hierna WCO, bepaalt dat elke belanghebbende kan tussenkomen in de bij die wet bepaalde procedures, overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 16 WCO bepaalt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten. Zij laat toe aan de schuldenaar een opschorting toe te kennen met het oog op:

- hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel 43;

- hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen 44 tot 58;

- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten, overeenkomstig de artikelen 59 tot 70.

Artikel 17, § 1 WCO bepaalt dat de schuldenaar die het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, een verzoekschrift aan de rechtbank richt.

Krachtens artikel 20, eerste lid WCO wordt ter griffie een dossier van de gerechtelijke reorganisatie gehouden waarin alle elementen met betrekking tot deze procedure en de grond van de zaak voorkomen.

Krachtens artikel 39, eerste lid WCO kan de schuldenaar op elk ogenblik tijdens de opschorting aan de rechtbank vragen:

1° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd om een minnelijk akkoord te verkrijgen en dit niet verwezenlijkbaar lijkt, dat de procedure wordt voortgezet om een reorganisatieplan voor te stellen of om toe te stemmen in een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van de onderneming, in welk geval de procedure met dit doel wordt voortgezet;

2° indien hij de procedure van gerechtelijke reorganisatie aangevraagd heeft om een reorganisatieplan voor te stellen en dit niet uitvoerbaar lijkt, dat hij principieel kan instemmen met een overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van de onderneming, in welk geval de procedure met dit doel wordt voortgezet.

Artikel 55, vierde lid bepaalt dat onder voorbehoud van de betwistingen die voortvloeien uit de uitvoering van het plan, het vonnis dat oordeelt over de homologatie, de reorganisatieprocedure sluit.

2. Uit deze bepalingen volgt dat de gerechtelijke reorganisatie één enkele procedure vormt, die aanvangt met het verzoekschrift van de schuldenaar tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie en die, in geval van gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord, eindigt met de beslissing van de rechtbank tot sluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.

3. Een belanghebbende die tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie is tussengekomen overeenkomstig de artikelen 812 tot 814 Gerechtelijk Wetboek, heeft voor de gehele duur van deze procedure de hoedanigheid van partij en vermag in de regel tegen de beslissingen van de rechtbank de rechtsmiddelen aan te wenden volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.

4. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiser bij verzoekschrift van 6 mei 2011 de rechtbank van koophandel heeft verzocht om vrijwillig tussen te komen in de procedure van gerechtelijke reorganisatie en dat de rechtbank in het beroepen vonnis hem akte heeft verleend van deze vrijwillige tussenkomst.

5. De appelrechters die oordelen dat het hoger beroep van de eiser niet ontvankelijk is, omdat deze laatste in het verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst, zich enkel verzet tegen de goedkeuring van het plan doch niet uitdrukkelijk tegen de homologatie van het plan, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het onderdeel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

(...)