Article

Hof van Justitie van de Europese Unie, 18/06/2013, R.D.C.-T.B.H., 2013/7, p. 684-685

Hof van Justitie van de Europese Unie 18 juni 2013

Bundeswettbewerbsbehörde, Bundeskartellanwalt / Schenker e.a.

Zaak: C-68/11

De verwerende transportondernemingen waren aangesloten bij de SSK, een Oostenrijkse vereniging die de collectieve belangen van transportondernemingen en logistieke ondernemingen behartigt. In 1996 besliste het Oostenrijkse kartelgerecht dat de SSK-samenwerking een zogenaamd bagatelkartel vormde in de zin van de Oostenrijkse mededingingswet en daarom zonder verdere goedkeuring kon worden geïmplementeerd. Ook een door de SSK geraadpleegd advocatenkantoor gespecialiseerd in het mededingingsrecht bevestigde deze stelling. In 2007 stelde de EU-Commissie echter vast dat de betrokken ondernemingen mogelijks inbreuk hadden gemaakt op artikel 101 VWEU. Hierop werd door de Oostenrijkse autoriteiten een inbreukprocedure ingesteld. De verwijzende rechter vraagt zich af of in deze bijzondere omstandigheden een boete kan worden opgelegd voor schending van artikel 101 VWEU.

Het Hof van Justitie merkt op dat een onderneming niet aan de oplegging van boete kan ontsnappen, louter omdat ze haar gedrag juridisch onjuist heeft gekwalificeerd, behalve wanneer dit zou leiden tot een schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen. Een juridisch advies van een advocaat kan volgens het Hof evenwel geen gewettigd vertrouwen opwekken dat een gedrag verenigbaar is met artikel 101 VWEU. Ook een beslissing van een nationale mededingingsautoriteit kan geen dergelijk gewettigd vertrouwen wekken aangezien die niet bevoegd is om (via een zgn. “negatief besluit”) vast te stellen dat artikel 101 VWEU niet is geschonden. Bovendien bleek dat in casu de Oostenrijkse mededingingsautoriteit enkel uitspraak had gedaan over de verenigbaarheid met het nationaal mededingingsrecht.

Daarnaast bevestigt het Hof dat het een nationale mededingingsautoriteit is toegestaan om, t.a.v. een onderneming die heeft deelgenomen aan een nationaal clementieprogramma (dit was het geval voor Schenker), een inbreuk vast te stellen op artikel 101 VWEU zonder een boete op te leggen. Dit is evenwel enkel mogelijk in uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer de medewerking van een onderneming doorslaggevend was voor de opsporing van en het doeltreffend optreden tegen een kartel.

MEDEDINGING
Europees mededingingsrecht - Horizontale overeenkomsten - Opleggen geldboete - Gevolgen van juridisch advies
CONCURRENCE
Droit européen de la concurrence - Accords horizontaux - Imposition d'une amende - Impact d'un avis juridique