Article

Hof van beroep Antwerpen, 21/11/2012, R.D.C.-T.B.H., 2013/6, p. 558-561

Hof van beroep Antwerpen 21 november 2012

VERVOER
Luchtvervoer - Luchtvaartuigen - Helikopter - Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende schade door buitenlandse luchtvaartuigen aan derden op het aardoppervlak veroorzaakt - Bewijslast
Overeenkomstig artikelen 1, 1. en 2, 1. van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 en artikel 1315, 1ste lid BW moet degene die schadevergoeding vordert bewijzen dat de schade het rechtstreekse gevolg is van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig of van een daaruit vallende persoon of zaak en dat zij niet uitsluitend te wijten is aan het feit dat het luchtvaartuig door het luchtruim vliegt overeenkomstig de bepalingen betreffende het luchtverkeer.
VERZEKERINGEN
Landverzekering - Omvang van de dekking - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van bestuurder van helikopter - Rechtstreekse vordering - Geen toepassing artikel 86 wet landverzekeringsovereenkomst - Geen toepassing artikel 16 Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende schade door buitenlandse luchtvaartuigen aan derden op het aardoppervlak veroorzaakt
De verzekeringsovereenkomst tot dekking van onder meer het risico van burgerlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van een helikopter betreft een luchtverzekering inzake vervoer per luchtvaartuig en is uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet landverzekeringsovereenkomst. Aan het gegeven dat het om een luchtverzekering gaat wordt geen afbreuk gedaan door het gegeven dat in de verzekeringsovereenkomst ook verzekerde schadegevallen worden opgegeven die zich met het luchtvaartuig buiten de evoluties in de lucht en bij het aan en van boord gaan voordoen.
Krachtens artikel 16 van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 heeft de benadeelde enkel een eigen recht tegen de verzekeraar indien de geldigheid van de zekerheid overeenkomstig de bepalingen van de artikel 16, 1., a) en b) verlengd wordt of de exploitant in staat van faillissement is verklaard.
VOORRECHTEN
Bijzondere voorrechten - Voorrecht van de benadeelde - Artikel 20, 9° hypotheekwet
De benadeelde kan gelijktijdig optreden tegen de aansprakelijke en tegen zijn luchtvaartverzekeraar op grond van artikel 20, 9° hypotheekwet ten einde, indien de aansprakelijkheid wordt vastgesteld, de verzekeraar te horen veroordelen tot de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.
TRANSPORT
Transport aérien - Aéronefs - Hélicoptère - Convention de Rome du 7 octobre 1952 relative aux dommages causés aux tiers à la surface par des aéronefs étrangers - Charge de la preuve
Aux termes des articles 1, 1. et 2, 1. du Traité de Rome du 7 octobre 1952 et de l'article 1315, 1er alinéa C.civ., il incombe à celui qui demande l'indemnisation de prouver que le dommage provient directement d'un aéronef en vol ou d'une personne ou d'une chose tombant de celui-ci et qu'il ne résulte pas du seul fait du passage de l'aéronef à travers l'espace aérien conformément aux règles de circulation aérienne applicables.
ASSURANCES
Assurance terrestre - Etendue de la couverture - Assurance responsabilité civile du pilote d'un hélicoptère - Action directe - Non-application de l'article 86 loi sur le contrat d'assurance terrestre - Non-application de l'article 16 de la Convention de Rome du 7 octobre 1952 relative aux dommages causés aux tiers à la surface par des aéronefs étrangers
Le contrat d'assurance qui couvre entre autres le risque de responsabilité civile du pilote d'un hélicoptère est un contrat d'assurance en matière de transport aérien et il est exclu du champ d'application de la loi sur le contrat d'assurance terrestre. Le fait que le contrat d'assurance couvre aussi des sinistres susceptibles de se produire avec l'aéronef alors qu'il ne vole pas ou de se produire à bord ou à partir du bord ne porte pas préjudice au fait qu'il s'agit d'une assurance aérienne.
En vertu de l'article 16 du Traité de Rome du 7 octobre 1952, la personne lésée ne possède un droit propre contre l'assureur que quand la validité de la sûreté est prolongée, suivant les dispositions du point 1., a) et b) de l'article 16 ou quand l'exploitant est déclaré en état de faillite.
PRIVILEGES
Privilèges spéciaux - Privilège de la personne lésée - Article 20, 9° loi hypothécaire
La personne lésée peut agir simultanément contre le responsable et contre son assureur aviation sur la base de l'article 20, 9° de la loi hypothécaire pour, si la responsabilité est constatée, entendre condamner l'assureur à l'exécution du contrat d'assurance.


R.S. / VZW Cracid Breeding and Conservation Center VZW en NV Aviabel

Zet.: F. Peeters (voorzitter), K. Van Haelst en A. Verhaert (raadsheren)
Pl.: Mrs. T. Paquet loco M. Hanssen en K. Geelen, L. Helsen loco L. De Somer
1. De feiten

De niet-betwiste feiten zijn:

- op 12 september 2007 omstreeks 15u00 vloog een helikopter “type Robinson 22” eigendom van BVBA Heli-Team over Zutendaal. De heer S. was aan boord om luchtfoto's te maken;

- de VZW Cracid Breeding and Conservation Center (hierna CBACC) heeft aan de (...) te Z. in de bossen een vogelpark waarin zeldzame kraanvogels worden gekweekt in grote kooien;

- 4 vogels zijn accidenteel gestorven;

- NV Aviabel sloot als verzekeraar met NV Air Technology als verzekeringnemer een verzekeringsovereenkomst nr. 124.479 met onder meer als onder de polisvoorwaarden te verzekeren risico, de burgerlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de helikopter “type Robinson 22”.

De door VZW CBACC aangevoerde en door de andere gedingpartijen betwiste feiten zijn:

- dat de heer S. bestuurder was van de helikopter;

- dat de heer S. de exploitant is van de helikopter;

- dat de helikopter abnormaal lawaaierig was;

- dat geen andere helikopters en vliegtuigen dan de zwarte helikopter, waarin S. zat, aldaar in de lucht was;

- dat de helikopter te laag vloog;

- dat de helikopter blijven hangen is en 45 minuten over dezelfde plaats vloog;

- dat de bestuurder van de helikopter luchtverkeersregels heeft overtreden;

- dat de aanwezigheid van dieren zichtbaar was vanuit de helikopter;

- dat het accidenteel overlijden van 4 vogels te wijten is aan de miskenning van de luchtverkeersregels door de bestuurder van de zwarte helikopter type Robinson 22;

- dat de vogels eigendom zijn van VZW CBACC.

2. Rechtspleging in eerste aanleg

(...)

2.4. In het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren van 8 oktober 2010 verklaart de eerste rechter de eis van VZW CBACC gericht tegen NV Aviabel ontoelaatbaar.

De eerste rechter verklaart de eis van CBACC gericht tegen de heer S. gegrond door de heer S. te veroordelen om aan VZW CBACC te betalen de som van 8.650 EUR, meer de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 12 september 2007 tot de datum van de algehele betaling.

De eerste rechter motiveert de ontoelaatbaarheid van de eis gericht tegen NV Aviabel in die zin dat de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst niet van toepassing is op de luchtverzekering. De eerste rechter oordeelt dat artikel 16 van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende de schade door buitenlandse luchtvaartuigen aan derden op het aardoppervlak veroorzaakt niet uitdrukkelijk in een rechtstreeks vorderingsrecht voorziet. De eerste rechter oordeelt dat artikel 20, 9° hypotheekwet geen eigen recht van de benadeelde tegen de verzekeraar in het leven roept, maar enkel voorziet in een voorrecht van de benadeelde.

De eerste rechter oordeelt dat het op basis van de stukken en de uitleg ter zitting bewezen is, dat de heer S. op 12 september 2007 gedurende ongeveer 45 min boven de onmiddellijke omgeving van het park van VZW CBACC vloog met een lawaaierige helikopter.

De eerste rechter oordeelt dat de heer S. artikel 8 van het koninklijk besluit van 15 september 1994 tot vaststelling van de vliegverkeersregels heeft miskend door zijn luchtvaartuig op een onvoorzichtige en nalatige wijze te besturen, zodat er voor de zaken van derden gevaar zou ontstaan. De eerste rechter motiveert dat de heer S. de volières gezien had, dat hij wist dat hij een lawaaierige helikopter bestuurde en dat hij niettemin 45 min boven de onmiddellijke omgeving van de volières vloog.

3. Verzoeken in hoger beroep

(...)

Beoordeling

(...)

Over de grond van het hoger beroep van de heer S. gericht tegen VZW CBACC. Nieuwe beoordeling van de eis van VZW CBACC gericht tegen de heer S.

6. De heer S. is gegriefd doordat de eerste rechter oordeelde dat VZW CBACC bewees dat de toepassingsvoorwaarden van aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de heer S. op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek voor de aangevoerde schade vervuld waren.

De heer S. voert betwistingen aan over het bewezen zijn van de feiten, die de eerste rechter bewezen achtte.

6.1. De eerste betwisting over de feiten betreft de vraag of de heer S. op 12 september 2007 al dan niet de piloot was van de helikopter “type Robinson 22”.

6.2. Het hof stelt vast dat het relevant is wie de piloot was van het toestel, nu de eis van VZW CBACC tegen de heer S. steunt op de eigen fout van de piloot van het toestel.

6.3. Het feit dat de heer S. piloot was moet dus bewezen worden.

6.4. Er is een geschil over de vraag bij wie de bewijslast ligt.

6.4.1. VZW CBACC beroept zich op artikel 1, 1. van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende de schade door buitenlandse luchtvaartuigen aan derden op het aardoppervlak veroorzaakt, goedgekeurd door de wet van 14 juli 1966, om te concluderen dat de bewijslast bij de heer S. ligt.

6.4.2. Het hof beslecht het geschilpunt als volgt.

Krachtens artikel 1, 1. van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952 betreffende de schade door buitenlandse luchtvaartuigen aan derden op het aardoppervlak veroorzaakt, goedgekeurd door de wet van 14 juli 1966, heeft elke persoon die op het aardoppervlak schade leidt, onder de bij dit verdrag bepaalde voorwaarden, recht op vergoeding enkel en alleen door het feit dat het vaststaat dat de schade te wijten is aan een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig of aan een daaruit vallende persoon of zaak. Er bestaat echter geen aanleiding tot vergoeding, indien de schade niet het rechtstreekse gevolg is van het feit dat ze veroorzaakt heeft of indien zij alleen te wijten is aan het feit dat het luchtvaartuig door het luchtruim vliegt overeenkomstig de geldende bepalingen betreffende het luchtverkeer.

Artikel 2, 1. van dit verdrag bepaalt dat de verplichting tot vergoeding van de in artikel 1 van dit verdrag bedoelde schade rust op de exploitant van het luchtvaartuig.

Uit deze bepalingen volgt dat de schade waarvoor de exploitant overeenkomstig het verdrag aansprakelijk is, alleen die schade is die het rechtstreekse gevolg is van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig of van een daaruit vallende persoon of zaak, en die niet uitsluitend te wijten is aan het feit dat het luchtvaartuig door het luchtruim vliegt overeenkomstig de geldende bepalingen betreffende het luchtverkeer.

Overeenkomstig artikel 1315, 1ste lid Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, het bestaan daarvan moet bewijzen, moet de partij die schadevergoeding vordert van de exploitant van het luchtvaartuig op grond van het voormelde verdrag bewijzen dat het schadegeval beantwoordt aan de omschrijving bepaald in artikel 1 van het verdrag.

Het behoort dus aan VZW CBACC te bewijzen dat de schade het rechtstreekse gevolg is van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig of van een daaruit vallende persoon of zaak, en dat zij niet uitsluitend te wijten is aan het feit dat het luchtvaartuig door het luchtruim vliegt overeenkomstig de geldende bepalingen betreffende het luchtverkeer.

Het behoort aan VZW CBACC te bewijzen dat de heer S. de exploitant en piloot was van de helikopter.

De redenering van VZW C. dat de heer S. dient te bewijzen dat de toepassingsvoorwaarden voor zijn aansprakelijkheid niet vervuld zijn faalt naar recht.

(...)

6.12. Het hof komt tot de conclusie dat VZW CBACC niet slaagt in het bewijs dat de heer S. piloot of exploitant was van de helikopter.

(...)

Over de grond van het hoger beroep van VZW CBACC tegen NV Aviabel. Nieuwe beoordeling van de eis van VZW CBACC tegen NV Aviabel

7. De eerste rechter besliste dat de eis van VZW CBACC tegen NV Aviabel ontoelaatbaar is omdat VZW CBACC niet over een rechtstreeks vorderingsrecht tegen NV Aviabel beschikt.

8. VZW CBACC voert artikel 86 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst aan als grondslag van haar recht om een rechtstreekse veroordeling te bekomen van de verzekeraar van de aansprakelijke van het luchtvaartuig,

VZW CBACC voert in conclusie aan dat krachtens artikel 14, 1° van de polisvoorwaarden NV Aviabel in de verzekeringsovereenkomst ook schade dekt buiten de evoluties in de lucht en voert aan dat in de wet op de landverzekeringsovereenkomst het luchtverkeer niet uitgesloten is.

Het hof oordeelt over deze middelen van hoger beroep als volgt.

8.1. Het hof oordeelt dat overeenkomstig artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek de rechtsvordering niet kan worden toegelaten indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.

De procespartij die voorhoudt titularis te zijn van een subjectief recht heeft hoedanigheid en belang om de vordering in te stellen, ook al wordt dit recht betwist.

Het onderzoek naar het bestaan of de draagwijdte van het subjectief recht dat door VZW CBACC wordt ingeroepen betreft niet de toelaatbaarheid maar een element van de gegrondheid van de vordering. VZW CBACC voert het subjectief recht van de benadeelde aan om rechtstreeks de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke aan te spreken.

Het al dan niet bestaan van dit subjectief recht raakt de grond van de zaak.

De exceptie van ontoelaatbaarheid van de eis is ongegrond.

Het hof verklaart het onderdeel van het hoger beroep van VZW CBACC dat ertoe strekt de eis toelaatbaar te verklaren gegrond.

8.2. Wat het al dan niet bestaan in casu van een rechtstreeks vorderingsrecht van VZW CBACC tegen NV Aviabel betreft oordeelt het hof als volgt.

Of er op grond van artikel 86 van de wet van 25 juni 1992 een rechtstreeks vorderingsrecht bestaat hangt af van de vraag of de verzekeringsovereenkomst valt onder de toepassing van deze wet.

Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever geopteerd heeft voor de term landverzekering om de zee-, binnenvaart- en luchtverzekeringen, waarop de wet van 11 juni 1874 van toepassing blijft, uit te sluiten van het toepassingsgebied van de landverzekeringswet.

De betreffende verzekeringsovereenkomst betreft een luchtverzekering van een commerciële maatschappij NV Air Technology inzake vervoer per luchtvaartuig.

Aan het gegeven dat het om een luchtverzekering gaat wordt geen afbreuk gedaan door het gegeven dat in de verzekeringsovereenkomst ook verzekerde schadegevallen worden opgegeven die zich met het luchtvaartuig buiten de evoluties in de lucht en bij het aan en van boord gaan voordoen.

Het hof komt dus tot de conclusie dat de verzekeringsovereenkomst aangegaan tussen NV Aviabel en NV Air Technology een luchtverzekering is, die uitgesloten is uit het toepassingsgebied van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

(...)

10. VZW CBACC voert aan tevens over een rechtstreeks vorderingsrecht tegen NV Aviabel te beschikken op grond van artikel 16 van het Verdrag van Rome van 7 oktober 1952, zoals goedgekeurd bij wet van 14 juli 1966.

Deze bepaling verleent de benadeelde een beperkt eigen recht tegen de verzekeraar. Luidens artikel 16, 5. van dit verdrag kan de schadelijder immers enkel een rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar of de borg instellen indien 1) de geldigheid van de zekerheid overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, 1., a) en b) verlengd wordt of 2) de exploitant in staat van faillissement is verklaard. VZW CBACC toont niet aan dat één van die situaties zich voordoet.

Artikel 16, 1. van dit verdrag heeft niet als onderwerp het verlenen van een rechtstreekse vordering aan een benadeelde tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar van de beweerd aansprakelijke piloot.

11. VZW CBACC voert tevens artikel 20, 9° hypotheekwet opnieuw aan, welke wetsbepaling, volgens haar, haar het recht geeft om NV Aviabel rechtstreeks aan te spreken.

Luidens artikel 20, 9° hypotheekwet is de herstelvordering van de benadeelde bevoorrecht op de sommen die de verzekeraar krachtens de verzekeringsovereenkomst verschuldigd is en is deze verzekeraar niet bevrijd zolang de benadeelde niet effectief schadeloos is gesteld. Het doel is ervoor te zorgen dat de verzekeringsuitkering, die uiteindelijk toch voor de benadeelde bedoeld is, deze bestemming ook bereikt. Deze bepaling verleent evenwel geen rechtstreeks vorderingsrecht aan VZW CBACC. Wel komt deze partij, nadat zij de veroordeling van de bestuurder of de exploitant van het luchtvaartuig heeft bekomen, het recht toe “op de door de verzekeraar aan de verzekerde verschuldigde sommen de uitvoering te vervolgen van de schuldvordering die het slachtoffer tegen de verzekerde bezit”.

In principe kan NV Aviabel dan ook slechts met toepassing van artikel 20, 9° hypotheekwet worden aangesproken nadat VZW CBACC een titel tegen de verzekerde van NV Aviabel heeft bekomen. Toch wordt aanvaard dat de benadeelde ook gelijktijdig kan optreden tegen de aansprakelijke en zijn verzekeraar ten einde, indien de aansprakelijkheid van eerstgenoemde wordt vastgesteld, de verzekeraar te horen veroordelen tot de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.

In casu treedt VZW CBACC niet gelijktijdig op tegen de aansprakelijke, wiens aansprakelijkheid wordt vastgesteld, en tegen de verzekeraar.

Immers het hof heeft reeds beslist dat de heer S. geen aansprakelijke is, vermits VZW CBACC niet bewijst dat hij exploitant of piloot was van het luchtvaartvoertuig op het ogenblik dat het schadegeval zich zou hebben voorgedaan.

Het hof komt aldus tot de conclusie dat het hoger beroep van VZW CBACC gericht tegen NV Aviabel ongegrond is.

(...)