Hof van beroep Antwerpen 15 september 2010
VERZEKERINGEN
Landverzekering - Zaakverzekering - Brandverzekering - Medeverzekering - Artikel 28 wet landverzekeringsovereenkomst - Mandaat van de leidende verzekeraar - Subrogatie - Geen afstand van verhaal
De dwingende bepaling van artikel 28 Wet Landverzekeringsovereenkomst moet geïnterpreteerd worden in die zin dat de daarin bepaalde taak van de leidende verzekeraar zich niet uitstrekt tot een beslissing van afstand van verhaal en de beslissing om al dan niet een vordering ten aanzien van de aansprakelijke huurder en zijn verzekeraars in te stellen is geen wijze van regeling van het schadegeval. Derhalve kon de leidende verzekeraar niet mede namens de andere medeverzekeraars beslissen om al dan niet de subrogatievordering uit te oefenen.
|
ASSURANCES
Assurance terrestre - Assurance de choses - Assurance incendie - Coassurance - Article 28 loi sur le contrat d'assurance terrestre - Mandat de l'apériteur - Subrogation - Pas d'abandon de recours
La disposition contraignante de l'article 28 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre doit être interprétée en ce sens que la mission de l'apériteur qui y est définie ne s'étend pas à une décision de l'abandon de recours et à la décision d'intenter ou non une action contre le locataire responsable et ses assureurs ne constitue pas un mode de règlement de sinistre. Par conséquent, l'apériteur ne pouvait pas décider au nom des autres assureurs d'exercer ou non l'action subrogatoire.
|
Amlin Corporate Insurance NV / AG Insurance NV e.a.
Zet.: F. Peeters (voorzitter), A. Verhaert en D. Demeester (raadsheren) |
Pl.: Mrs. L. Bouteligier en S. Torfs loco L. Schuermans, K. Geelen, D. Bergmans loco G. Verdeyen |
Wat voorafgaat |
1. Eiseres, de NV Fortis AG, inmiddels de NV Fortis Insurance Belgium (ingevolge fusie van de NV Fortis AG en de NV FB Verzekeringen) en nu de NV AG Insurance is overgegaan tot betaling van het bedrag van 194.555,44 EUR aan de NV Revago, eigenaar van het handelspand gelegen te Wommelgem, Nijverheidsstraat 54 dat op 26 juli 2000 werd geteisterd door brand en dit onder de brandpolis afgesloten door de NV Revago. Ook de medeverzekeraars onder deze polis zijn overgegaan tot uitbetaling aan de NV Revago. Het aandeel van eiseres onder de polis bedroeg 15%. De andere medeverzekeraars onder deze polis zijn:
- NV Mercator Verzekeringen: 35%;
- NV Axa Belgium: 15%;
- NV AGF Belgium: 15%;
- NV ING Insurance: 10%;
- NV BDM: 10%;
- NV AG 1830: 15% (inmiddels NV Fortis AG, nadien NV Fortis Insurance Belgium en nu NV AG Insurance).
Dit pand was verhuurd aan de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum Antwerpen (hierna kort RHG). Deze huurder sloot eveneens een polis huurderaansprakelijkheid af met de volgende medeverzekeraars:
- NV Mercator Verzekeringen: 35%;
- NV Axa Belgium: 15%;
- NV AGF Belgium: 15%;
- NV ING Insurance: 10%;
- NV BDM: 10%;
- NV AG: 15% (inmiddels NV Fortis Corporate Insurance en nu NV Amlin Corporate Insurance).
2. De NV Fortis AG heeft met inleidende dagvaarding van 23 en 29 december 2003 de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum en de verzekeraars huurderaansprakelijkheid (de NV Mercator Verzekeringen, de NV AGF Belgium Insurance, de NV Axa Belgium, de NV Bracht Deckers & Mackelbert, de NV ING Insurance en de NV Fortis Corporate Insurance) aangesproken.
Eiseres vraagt haar aandeel van 15% hetzij 29.183,32 EUR nadien in conclusie verhoogd naar 194.555,44 EUR dat zij heeft uitgekeerd aan haar verzekerde Revago, terug van de NV RHG (art. 1733 BW) en van de verzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid (ieder voor hun aandeel) van de NV RHG (art. 86 en 87 wet landverzekeringsovereenkomst).
Eiseres voert aan dat de NV Mercator Verzekeringen, als leidende verzekeraar onder de polis van de eigenaar, heeft laten weten geen verhaal uit te oefenen tegen de huurder en haar verzekeraars “wegens gemeenschappelijke belangen van meer dan 50%, het geval van opzet uitgesloten”. Nu de afstand van verhaal niet in de verzekeringspolissen was bedongen en nu de Mercator Verzekeringen dus geen afstand van verhaal heeft gedaan voor en namens eiseres, en nu de NV Mercator Verzekeringen als leidende verzekeraar weigert dit verhaal uit te oefenen, spreekt eiseres de huurder op grond van artikel 1733 BW en de verzekeraars huurderaansprakelijkheid op grond van artikelen 86 en 87 wet landverzekeringsovereenkomsten aan.
Indien echter zou blijken dat de uitoefening van het verhaal onmogelijk zou zijn geworden door enige tussenkomst van de NV Mercator Verzekeringen in haar hoedanigheid van verzekeraar van eigenaar (contractuele wanprestatie minstens een onrechtmatige daad), dan vraagt eiseres haar volledig aandeel terug (194.555,44 EUR) van de NV Mercator Verzekeringen, en dit in haar hoedanigheid van medeverzekeraar van de eigenaar.
(...)
3. Het beroepen vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen van 26 februari 2008 heeft in afwezigheid van de NV Fortis Corporate Insurance, de eis van eiseres, de NV Fortis AG, ontvankelijk en gegrond verklaard. De eerste rechter heeft gesteld dat er geen sprake was van een afstand van verhaal zodat de eis van eiseres gegrond voorkomt als volgt:
De NV Rennes Horeca Groothandelscentrum Antwerpen werd solidair met haar medeverzekeraars huurderaansprakelijkheid (ieder voor hun aandeel) veroordeeld tot betaling aan eiseres als volgt:
(...)
De tusseneis van de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum Antwerpen ten aanzien van de overige verweerders, medeverzekeraars, werd ontvankelijk en gegrond verklaard en deze verweerders werden veroordeeld tot vrijwaring voor de hierboven vermelde bedragen.
(...)
De tusseneisen van de NV Mercator Verzekeringen, de NV AGF Belgium, de NV Axa Belgium, de NV ING Insurance en de NV BDM ten aanzien van de NV Fortis Corporate Insurance werden ontvankelijk en gegrond verklaard, zoals door deze partijen gevorderd.
De NV Fortis Corporate Insurance werd verwezen in de gedingkosten van deze partijen, begroot op 1.000 EUR rechtsplegingsvergoeding en dit in verhouding tot de hoofdsommen die aan deze partijen toekomen.
4. Met verzoekschrift neergelegd ter griffie van dit hof op 24 september 2008 heeft de NV Fortis Corporate Insurance, thans NV Amlin Corporate Insurance, hierna appellante genoemd, een naar vorm en termijn regelmatig hoger beroep ingesteld ten aanzien van de NV Fortis Insurance Belgium, de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum (kort HGC), de NV Mercator Verzekeringen, de NV AGF Belgium Insurance, de NV Axa Belgium, de NV Bracht Deckers en Mackelbert (kort BDM) en de NV ING Insurance en dit tegen het vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen d.d. 26 februari 2008.
Eisen in hoger beroep |
(...)
Beoordeling in hoger beroep |
9. Het hof verleent akte aan het feit dat de NV AGF Belgium ingevolge naamswijziging de NV Allianz Belgium heet, de NV ING Insurance ingevolge naamswijziging de NV Vivium heet, de NV Fortis Insurance Belgium ingevolge naamswijziging de NV AG Insurance heet en de NV Fortis Corporate Insurance ingevolge naamswijziging de NV Amlin Corporate Insurance heet.
Wat de beweerde onontvankelijkheid van de vorderingen van de medeverzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid betreft |
10. Het verweer dat desbetreffend wordt gevoerd door de NV Amlin Corporate Insurance en door de NV RHG betreft niet de onontvankelijkheid maar gebeurlijk de ongegrondheid van de vordering van de NV AG Insurance.
Deze partijen halen aan dat de NV Mercator Verzekeringen als leidende verzekeraar onder de eigenaarpolis zou hebben medegedeeld dat zij geen verhaal zou uitoefenen op de huurder. Vermits de NV Mercator Verzekeringen als lasthebber is opgetreden voor deze medeverzekeraars zouden deze medeverzekeraars dan ook geen belang meer hebben om een verhaalsvordering als medeverzekeraar onder de eigenaarpolis ten aanzien van de huurder en de medeverzekeraars onder de huurderspolis in te stellen.
In de inleidende dagvaarding van 23 december 2003 heeft de NV Fortis AG, inmiddels de NV AG Insurance, afdoende belang en hoedanigheid in de zin van artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek aangevoerd door te stellen dat zij als medeverzekeraar voor een aandeel van 15% onder de eigenaarpolis, schade heeft uitbetaald voor de brand van het pand waarvan de NV Revago eigenaar was en de NV RHG huurder. Zij heeft aangevoerd dat zij dit aandeel wenst te recupereren bij wijze van uitoefening van verhaal ten aanzien van de huurder en diens verzekeraars.
Door die bewoordingen heeft de NV AG Insurance aangevoerd de titularis te zijn van een subjectief recht. De procespartij die voorhoudt persoonlijk titularis te zijn van een subjectief recht, heeft de hoedanigheid en het belang om haar eis in te dienen, ook al wordt het recht, waarop haar vordering steunt, betwist. Het onderzoek naar het bestaan en de omvang van het beweerde subjectief recht behoort tot de grond van de zaak.
Wat de aansprakelijkheid van de huurder, de NV RHG betreft |
11. De huurder heeft conform artikelen 1730-1735 van het Burgerlijk Wetboek, de verplichting het gehuurde goed terug te geven op het einde van het huurcontract, wat ten deze onmogelijk is geworden voor de NV RHG ingevolge de brand. De NV RHG is als huurder aansprakelijk voor brand, tenzij zij bewijst dat de brand buiten haar schuld is ontstaan.
Uit het strafonderzoek blijkt:
(...)
Zodoende moet besloten worden dat de huurderaansprakelijkheid van de NV RHG en van haar verzekeraars betrokken is op basis van artikelen 1733 e.v. van het Burgerlijk Wetboek en artikelen 86 en 68 wet landverzekeringsovereenkomst.
Het hoger beroep van de NV Amlin Corporate Insurance en het incidenteel beroep van de NV RHG is op dit punt ongegrond.
Wat de afstand van verhaal betreft |
12. Het wordt niet betwist tussen partijen dat de polis eigenaaraansprakelijkheid onderschreven door de eigenaar de NV Revago geen afstand van verhaal voorziet.
13. De NV Mercator Verzekeringen samen met de overige medeverzekeraars onder de brandpolis van de eigenaar (met uitzondering van de NV AG Insurance), hebben in eerste aanleg in hun eerste conclusie (conclusies neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel d.d. 6 juni 2005) gesteld dat zij ten onrechte de mening waren toegedaan dat er gemeenschappelijke belangen waren tussen de huurder en de verhuurder ten belope van meer dan 50% zodat geen verhaal kon worden uitgeoefend, het geval van opzet uitgesloten en dat zij bovendien in de overtuiging waren dat de NV Fortis AG (inmiddels de NV AG Insurance) en de NV Fortis Corporate Insurance (inmiddels de NV Amlin Corporate Insurance) dezelfde verzekeraars waren hetgeen niet het geval was. Zij hebben aangevoerd dat de NV Fortis AG zich ervan heeft onthouden haar aandacht te vestigen op het feit dat zij zich feitelijk en juridisch vergisten. Zij voeren in deze conclusie aan dat zij in feite aan het voornoemde verhaal nooit verzaakt hebben. Zij stellen dan ook in deze conclusie een verhaalsvordering ten aanzien van de NV Fortis Corporate Insurance.
14. Het wordt niet betwist dat de NV Mercator Verzekeringen de leidende maatschappij is onder de brandpolis van de eigenaar. Krachtens artikelen 27 en 28 van de wet landverzekeringsovereenkomst (hierna kort WLVO) is zij gemandateerd door de andere medeverzekeraars voor diverse aspecten van het beheer van de polis, waaronder het regelen van schadegevallen. Dit mandaat wordt omschreven in artikelen 27 en 28 van de WLVO. Het hof stelt vast dat in de bijzondere en algemene voorwaarden van de polis dit mandaat niet werd uitgebreid.
Dit mandaat volgens artikel 28 WLVO strekt zich niet uit tot de beslissing om afstand van verhaal te doen ten aanzien van een derde medeaansprakelijke. Anders dan de NV Amlin Corporate Insurance aanvoert, betreft de beslissing om al dan niet een vordering ten aanzien van de huurder in te stellen, geen wijze van regeling van schadegeval.
De NV Mercator Verzekeringen kon zodoende geen beslissing nemen voor de andere medeverzekeraars om al dan niet het verhaal uit te oefenen, namelijk in casu het verhaal tegen de huurder en diens verzekeraars op grond van artikelen 1732 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Immers was deze afstand van verhaal niet bedongen in de door de eigenaar afgesloten polis en viel deze beslissing buiten de bevoegdheid van de leidende verzekeraar op grond van artikel 28 WLVO.
15. De NV RHG voert verweer dat door de afstand van verhaal, de eis van de oorspronkelijke eiseres, de NV Fortis Insurance Belgium (inmiddels de NV AG Insurance), “onontvankelijk” zou zijn. Het hof stelt vast dat in conclusies de NV Amlin Corporate zich aansluit bij dit verweer van de NV RHG met betrekking tot de eis van de NV AG Insurance.
Hierboven heeft het hof reeds gesteld dat dit verweer niet de toelaatbaarheid maar de gegrondheid van de eis betreft.
De NV RHG haalt in conclusies aan “concluante ontving een brief van de leidende verzekeraar, lasthebber voor de regeling van schadegevallen, waarin uitdrukkelijk afstand gedaan werd van verhaal”. Deze beslissing van de NV Mercator Verzekeringen als lasthebber van de overige medeverzekeraars onder de eigenaarpolis, minstens als schijnlasthebber, zou ook de NV AG Insurance binden zodat de vordering van de NV AG Insurance ongegrond moet worden verklaard.
16. Vooreerst staat op basis van de voorgebrachte briefwisseling gevoerd tussen de NV Mercator Verzekeringen en de NV Fortis AG (inmiddels de NV AG Insurance) afdoende vast dat de NV Mercator Verzekeringen nooit vanwege de NV AG Insurance mandaat had bekomen om afstand te doen van het verhaal dat de NV AG Insurance had ten aanzien van de aansprakelijke huurder de NV RHG en haar aansprakelijkheidsverzekeraars.
De NV Mercator Verzekeringen als leidende verzekeraar onder de brandpolis van de eigenaar heeft aan de NV AG Insurance (destijds de NV Fortis AG) medegedeeld met brief van 9 februari 2001: “Mercator & Noordstar NV heeft als leidende maatschappij - in samenspraak met de betrokken partijen en gezien de aanwezigheid van gemeenschappelijke belangen - beslist geen verhaal uit te oefenen op de huurder. Bijgevolg spijt het ons U te melden dat wij geen gunstig gevolg kunnen verlenen op uw verzoek.” Deze brief vormt een antwoord op de brief van de NV AG Insurance (destijds de NV Fortis AG) van 17 januari 2001. Kennelijk had de NV AG Insurance wel verhaal uitgeoefend op de maatschappij “Fortis Industries” (medeverzekeraar onder de polis huurderaansprakelijkheid) en was er geen akkoord bekomen tot terugbetaling. In deze brief van 17 januari 2001 vraagt de NV AG Insurance uitdrukkelijk aan de NV Mercator Verzekeringen om verhaal uit te oefenen omdat de wettelijke aansprakelijkheid van de huurder betrokken is. Zij had dit reeds gevraagd in haar brief van 15 november 2000 aan de NV Mercator Verzekeringen en zal dit nogmaals herhalen in de brief van haar raadsman van 3 maart 2003 en de fax van haar raadsman d.d. 15 april 2003. Uiteindelijk zal de AG Insurance overgaan tot dagvaarding op 23 en 29 december 2003.
Vermits de NV AG Insurance betwistte afstand van verhaal te hebben gedaan en zij niet kan worden gebonden door een beslissing van de leidende verzekeraar desbetreffend (art. 27 en 18 WLVO), is het hof van oordeel dat terecht de eerste rechter de verhaalsvordering van de NV AG Insurance ten aanzien van de huurder, de NV RHG, en de medeverzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid, gegrond heeft verklaard.
17. Hierboven heeft het hof reeds geoordeeld dat op basis van artikel 28 WLVO, de NV Mercator Verzekeringen geen mandaat had als leidende verzekeraar om namens de overige verzekeraars onder de polis (ten deze de eigenaarpolis) te beslissen over een gebeurlijke afstand van verhaal ten aanzien van de huurder. Het verweer van de NV RHG op basis van een beweerde lastgeving van de NV AG Insurance aan de NV Mercator Verzekeringen is ongegrond.
18. De NV RHG roept het schijnmandaat in hoofde van de NV Mercator Verzekeringen in om te besluiten dat de NV AG Insurance afstand van verhaal heeft gedaan ten aanzien van haar. De NV Amlin Corporate Insurance sluit zich aan bij dit verweer van de NV RHG.
Het komt toe aan de NV RHG en aan de NV Amlin Corporate Insurance, om dit schijnmandaat, te bewijzen (art. 1315, 1ste lid BW en 870 Ger.W.).
Het vertrouwen dat de schijnlasthebber heeft gewekt kan enkel tot verbintenissen van de schijnlastgever leiden indien:
- door de schijnlasthebber een schijnbare toestand in het leven is geroepen die in strijd is met de werkelijkheid;
- deze schijn het rechtmatig vertrouwen van de derde heeft opgewekt m.b.t. het bestaan of de omvang van het mandaat;
- deze schijn toerekenbaar is aan de schijnlastgever;
- de derde schade heeft geleden doordat de schijnbare toestand niet wordt gehonoreerd.
Het hof is van oordeel dat deze partijen desbetreffend niet slagen in hun bewijslast.
Vooreerst dient het hof vast te stellen dat een brief van de NV Mercator Verzekeringen aan de NV RHG of aan de NV Amlin Corporate Insurance, waarin uitdrukkelijk afstand zou zijn gedaan van verhaal, niet voorligt. De brieven waarin de NV Mercator Verzekeringen schrijft afstand van verhaal te doen en die worden voorgebracht door partijen in deze procedure werden hierboven reeds aangehaald (sub 16). Het betreft briefwisseling tussen de NV Mercator Verzekeringen en de NV Fortis AG, inmiddels de NV AG Insurance. Er wordt geen briefwisseling voorgebracht tussen de NV Mercator Verzekeringen en de NV RHG of tussen de NV Mercator Verzekeringen en de NV Amlin Corporate Insurance. De bewering van de NV RHG en van de NV Amlin Corporate Insurance dat de NV Mercator Verzekeringen hen uitdrukkelijk zou hebben medegedeeld dat zij geen verhaal zou uitoefenen, wordt niet bewezen.
Bij gebreke van enige overtuigingsstukken ter zake slaagt de NV RHG niet in haar bewijslast dat de NV Mercator Verzekeringen de schijn heeft gewekt dat er ook namens de NV AG Insurance een afstand van verhaal in haar voordeel werd gedaan.
Bovendien is het hof van oordeel dat niet wordt aangetoond dat deze schijn, voor zover al voorhanden, toerekenbaar is aan de NV AG Insurance. Er wordt desbetreffend geen bewijs voorgelegd.
Integendeel blijkt uit de brief van de NV AG Insurance d.d. 17 januari 2001 dat zij verhaal heeft ingesteld ten aanzien van de medeverzekeraars in de brandpolis van de huurderaansprakelijkheid.
Afstand van verhaal wordt niet vermoed en kan slechts worden afgeleid uit feiten die voor geen andere uitleg vatbaar zijn. De verwijzing naar de briefwisseling gevoerd tussen de NV Mercator Verzekeringen en de NV AG Insurance is daartoe niet afdoende.
Het gegeven dat de NV RHG niets meer van de brand heeft vernomen tot zij gedagvaard werd op 29 december 2003 doet evenmin besluiten tot een afstand van verhaal in hoofde van de NV AG Insurance.
19. De NV Amlin Corporate Insurance besluit tot de “onontvankelijkheid” van de eis van de overige medeverzekeraars (andere dan AG Insurance) onder de polis huurderaansprakelijkheid.
Het hof merkt in conclusies geen specifiek verweer waarom de eis van deze medeverzekeraars ontoelaatbaar zou zijn. Het verweer dat de NV Amlin Corporate Insurance aanbrengt met betrekking tot de vordering van deze partijen betreft de gemeenschappelijke belangen tussen de huurder en de eigenaar van het door brand verwoeste pand alsook tussen de verzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid en de brandpolis van de eigenaar. Dit verweer betreft de grond van de zaak. Het hof merkt geen ambtshalve op te werpen middelen waarom de vordering van deze medeverzekeraars onontvankelijk zou zijn.
Onterecht voert de NV Amlin Corporate Insurance aan dat de polis dient te worden geïnterpreteerd in die zin dat het bij het afsluiten van de polis, de wil van partijen was om geen verhaal te doen onder de polis en om wederzijdse vorderingen uit te sluiten. Zij verwijst daarbij naar het gegeven dat de verzekeraars in de beide polissen dezelfde waren en tussen kwamen voor hetzelfde percentage en dat beide verzekerden namelijk de NV Horeca Groothandelscentrum Antwerpen en de NV Revago deel uitmaken van dezelfde groep.
De NV Amlin Corporate Insurance plaatst zich op het ogenblik van het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst en leidt op basis van de toen - beweerde - bestaande toestand (namelijk dezelfde medeverzekeraars met hetzelfde percentage onder de polis en de band tussen beide verzekerden) af dat afstand van verhaal “de facto” bedongen was. Het hof stelt vast dat de NV AG Insurance ten stelligste betwist dat AG 1830 (Securitas) en AG dezelfde medeverzekeraar zou zijn.
Interpretatie veronderstelt onduidelijkheid. Wat duidelijk is behoeft geen uitleg. Er moet rekening worden gehouden met de bewijskracht van de geschreven overeenkomst (art. 1322 en 1321 BW). Er bestaat ten deze geen onduidelijkheid of twijfel. De afstand van verhaal werd niet bedongen in de polis. Partijen waren op het ogenblik van het ondertekenen vrij om het verhaal contractueel uit te sluiten. Zij hebben dit niet gedaan. Het gegeven dat er beweerdelijk “de facto” geen verhaal was omdat de medeverzekeraars onder beide polissen dezelfde waren en hetzelfde aandeel hadden, en omdat beide vennootschappen deel uitmaakten van dezelfde groep, is niet afdoende om te besluiten dat er een afstand van verhaal werd bedongen.
20. Amlin Corporate Insurance voert aan: “Tengevolge van fusies en splitsingen werd uiteindelijk de NV AG 1830 via de NV Fortis AG opgesplitst in de NV Fortis Insurance Belgium en de NV Fortis Corporate Insurance. De polis eigenaaraansprakelijkheid kwam terecht in de portefeuille van de NV Fortis Insurance Belgium, terwijl de portefeuille huurderaansprakelijkheid terecht kwam in de polis NV Fortis Corporate Insurance. Dit had tot gevolg dat het bestaande evenwicht tussen de verzekeraars werd verbroken.”
De overdracht, geheel of gedeeltelijk, van rechten en verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringsovereenkomsten van een verzekeringsonderneming naar een andere, wordt toegestaan door artikel 74 controlewet (wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen). Artikelen 74 e.v. van de controlewet voorzien in reglementering betreffende de overdracht van de rechten en plichten die voortvloeien uit verzekeringsovereenkomsten indien aan de voorwaarden ter zake voldaan is. Deze overdrachten van de rechten en de verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomsten betreffende risico's gelegen in België, zijn tegenstelbaar aan de verzekeringnemers, de verzekerden en alle betrokken derden wanneer zij werden toegestaan door de CFBA of door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat. Die tegenstelbaarheid heeft uitwerking vanaf de dag van de in artikel 78 bedoelde publicatie (art. 76 WLVO). Enkel de verzekeringnemer, en dit nog in een beperkt aantal gevallen, kan de overeenkomst opzeggen. De verzekeringnemer kan de polis niet opzeggen in geval van fusie en splitsing van verzekeringsondernemingen (art. 77 WLVO).
Dat het “bestaande evenwicht” werd doorbroken door deze wijziging van medeverzekeraars is een gegeven waarmee partijen rekening hadden kunnen houden bij het afsluiten van de polis. Zij wisten op basis van artikel 74 controlewet dat een overdracht hen tegenstelbaar zou zijn, zonder mogelijkheid van opzeg van de verzekeringsovereenkomst. Indien het de bedoeling was geweest om de afstand van verhaal tussen deze verzekerden uit te sluiten, hadden zij uitdrukkelijk de afstand van verhaal moeten uitsluiten in de polis. Indien de NV Fortis Corporate Insurance, inmiddels de NV Amlin Corporate Insurance, een daadwerkelijke afstand van verhaal wilde, had zij dit moeten bedingen in de polis.
21. Er kan dan ook geen sprake zijn van een niet-uitvoering te goeder trouw van de overeenkomsten om reden dat de medeverzekeraars onder de polis van de huurderaansprakelijkheid een houding zouden hebben aangenomen die niet zou stroken met de gemeenschappelijke bedoeling van partijen bij het afsluiten van de overeenkomst (art. 1134 en 1135 BW).
22. Het hof besluit dat de oorspronkelijke eis van de NV AG Insurance als medeverzekeraar onder de brandpolis van de eigenaar, ontvankelijk en gegrond is ten aanzien van de verzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid.
Ook de eis van de overige medeverzekeraars onder de brandpolis van de eigenaar ten aanzien van de NV Amlin Corporate Insurance is gegrond.
Het beroepen vonnis wordt in dit opzicht bevestigd. Het hoger beroep van de NV Amlin Corporate Insurance en het incidenteel beroep van de NV RHG zijn op dit punt ongegrond.
Wat de vrijwaringsvordering van de NV RHG betreft ten aanzien van de medeverzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid |
23. Deze eis werd reeds toegekend door de eerste rechter en bij gebrek aan incidenteel beroep vanwege deze medeverzekeraars bevestigt het hof de beslissing van de eerste rechter.
Wat de vrijwaringvordering van de NV AG Insurance betreft ten aanzien van de NV Mercator Verzekeringen |
24. De eis is gebaseerd op de foutaansprakelijkheid van de NV Mercator Verzekeringen maar is slechts in ondergeschikte gesteld, namelijk in zoverre de NV AG Insurance geen verhaal meer zou kunnen uitoefenen tegen de aansprakelijke huurder de NV RHG en haar verzekeraars. De NV AG Insurance beperkt deze vordering in hoger beroep tot het onbetaalde aandeel van de NV Amlin Corporate Insurance, vermits kennelijk de overige medeverzekeraars onder de polis huurderaansprakelijkheid tot betaling zijn overgegaan ingevolge het beroepen vonnis.
Vermits het hof hierboven heeft aangenomen dat de eis van de NV AG Insurance gegrond is ten aanzien van de NV RHG en de medeverzekeraars van de polis huurderaansprakelijkheid, waaronder de NV Amlin Corporate Insurance, is deze in ondergeschikte orde gestelde vrijwaringseis zonder voorwerp.
(...)
Ten overstaan van de NV RHG is de schadelijder, de NV Revago, of te dezen de in haar rechten gesubrogeerde verzekeraar de NV AG Insurance, in beginsel gerechtigd op de vergoedende intresten op de hoofdsom, die ten aanzien van de NV RHG een waardeschuld is, naar rato van de wettelijke rentevoet vanaf de dag van het ontstaan van de schade, met dien verstande dat de rechten van de gesubrogeerde verzekeraar niet verder strekken dan de subrogatie ten gevolge van de betalingen aan haar verzekerde. De NV AG Insurance is ten overstaan van de NV RHG dan ook slechts gerechtigd op de vergoedende intresten vanaf de dag van haar betalingen aan de NV Revago, i.e. op 37.184,03 EUR vanaf 15 november 2000, op 57.505,15 EUR vanaf 28 november 2000, op 86.480,01 EUR en op 13.386,25 EUR vanaf 19 december 2000.
De eerste rechter kende de vergoedende intresten aan de NV AG Insurance toe vanaf 27 juli 2000 zodat het incidenteel beroep op dit punt gegrond is. Bij gebreke van bepaling van de intrestvoet door de eerste rechter en bij gebreke van verweer over de omvang van deze intrestvoet, kent het hof de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet toe.
(...)
Om die redenen,
HET HOF,
Rechtdoende op tegenspraak.
(...)
Veroordeelt de NV Amlin Corporate Insurance tot betaling aan de NV AG Insurance van het bedrag van 29.183,32 EUR meer de vergoedende intresten aan de wettelijke rentevoet vanaf 27 juli 2000 tot op datum dagvaarding en vanaf dan met de gerechtelijke intresten.
Veroordeelt de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum tot betaling aan de NV AG Insurance van het bedrag van 194.555,44 EUR, meer de vergoedende intresten aan de wettelijke rentevoet 37.184,03 EUR vanaf 15 november 2000, op 57.505,15 EUR vanaf 28 november 2000, op 86.480,01 EUR en op 13.386,25 EUR vanaf 19 december 2000 en met de gerechtelijke intresten vanaf datum huidig arrest. De vordering van de NV Rennes Horeca Groothandelscentrum ten aanzien van de NV Mercator Verzekeringen, de NV Allianz Belgium, de NV Axa Belgium, de NV Vivium, de NV Amlin Corporate Insurance en de NV BDM om haar te vrijwaren is gegrond voor deze bedragen in hoofdsom en intresten.
Veroordeelt de NV Amlin Corporate Insurance tot betaling aan de NV Mercator Verzekeringen van het bedrag van 67.991,59 EUR, aan de NV Allianz Belgium van het bedrag van 29.139,24 EUR, aan de NV Axa Belgium van het bedrag van 29.139,24 EUR, aan de NV Vivium van het bedrag van 19.426,18 EUR en aan de NV BDM van het bedrag van 19.426,18 EUR, meer de vergoedende intresten vanaf 26 juli 2000 tot op datum van dagvaarding en vanaf dan met de gerechtelijke intresten.
(...)