Article

– Gemeenschappelijke omzendbrief nr. 6/2012 van 30 mei 2012 van de minister van justitie en het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende de toepassing van artikel 216bis Sv., in het bijzonder m.b.t. het verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom (VVSBG), R.D.C.-T.B.H., 2012/7, p. 734-735

Gemeenschappelijke omzendbrief nr. 6/2012 van 30 mei 2012 van de minister van justitie en het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende de toepassing van artikel 216bis Sv., in het bijzonder m.b.t. het verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom (VVSBG)

Eerder werd reeds bericht omtrent de uitbreiding van artikel 216bis Wetboek van Strafvordering, dat nu ook toelaat dat de procureur des Konings een minnelijke schikking sluit met een verdachte, inverdenkinggestelde of beklaagde nadat de strafvordering is ingesteld, of zelfs nadat een veroordeling is uitgesproken (zie TBH 2011, nr. 2011/5, p. 504). Vermits het nieuwe artikel 216bis Sv., dat inmiddels in werking is getreden, zeer ruime en verregaande bevoegdheden toekent aan de procureur des Konings, werd in de schoot van het college van procureurs-generaal en van het ministerie van Justitie een gemeenschappelijke omzendbrief opgesteld die bepaalt onder welke voorwaarden en voor welke misdrijven deze 'verruimde minnelijke schikking' kan worden toegepast.

De gemeenschappelijke omzendbrief bevestigt dat “alle economische, financiële en fiscale inbreuken in principe onder het toepassingsgebied van artikel 216bis Sv. (kunnen) vallen”. In de omzendbrief wordt daarbij gepreciseerd dat in 'econifisc'-zaken en in sociale zaken, het voorafgaand akkoord van de territoriaal bevoegde procureur-generaal vereist is voor zowel het voorstellen als het afsluiten van een minnelijke schikking. Voor de misdrijven vervat in het Strafwetboek bevat de omzendbrief een gedetailleerde lijst, waarbij voor elk misdrijf wordt aangegeven of het al dan niet in aanmerking kan komen voor een minnelijke schikking.

Het bedrag van de door de procureur voorgestelde geldsom “moet realistisch zijn rekening houdende met de zwaarte van de feiten en de afstand van vermogensvoordelen en de schadeloosstelling”. Specifiek voor wat fiscale inbreuken betreft, stelt de gemeenschappelijke omzendbrief dat voor het bedrag van de geldsom “ten indicatieve titel zou kunnen worden gedacht aan minimum 10% van de ontdoken belasting/bijdrage voor natuurlijke personen en 15% voor rechtspersonen”. Indien de VVSBG (verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom) pas wordt afgesloten na een eerste veroordelende uitspraak, moet het bedrag van de VVSBG in principe hoger liggen dan de uitgesproken straf, behoudens bijzondere omstandigheden. De gemeenschappelijke omzendbrief preciseert tot slot dat het belangrijk is te onderstrepen dat de wet niet vereist dat tot een erkenning van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid wordt overgegaan.

VERVAL VAN DE STRAFVORDERING
Minnelijke schikking
EXTINCTION DE L'ACTION PUBLIQUE
Transaction