Article

Hof van beroep Antwerpen, 25/11/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/7, p. 709-713

Hof van beroep Antwerpen 25 november 2011

VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Verplichtingen tussen vennoten - Leeuwenbeding - Statutair beding tot overdracht van de aandelen aan de nominale waarde
Het beding in de statuten van een maatschap waarbij de vennoten worden verplicht om hun aandelen onder bepaalde omstandigheden aan de resterende vennoten over te dragen aan de nominale waarde van die aandelen ten tijde van de oprichting van de vennootschap, is nietig. Een dergelijk beding strijdt met het verbod van leeuwenbeding uit artikel 32, 1ste lid W.Venn., nu het een aandeelhouder uitsluit van deelname in de winst onder de vorm van de meerwaarde die de aandelen sinds de oprichting hebben verkregen.
VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Verplichtingen tussen vennoten - Leeuwenbeding - Vennootschapsbelang
Opdat een overeenkomst tussen aandeelhouders die een aandeelhouder uitsluit van deelname in de winst niet onder toepassing van artikel 32 W.Venn. zou vallen, is vereist dat zij louter het vennootschapsbelang dient. Dit is niet het geval wanneer het beding in kwestie geen enkele noodzaak of zelfs nut voor de vennootschap vertoont.
SOCIETES
Dispositions communes à toutes les sociétés - Engagements des associés entre eux - Clause léonine - Clause statutaire imposant la transmission des actions à la valeur nominale
Est nulle la clause des statuts d'une société de droit commun en vertu de laquelle les associés sont obligés de céder dans certaines circonstances leurs parts aux autres associés à la valeur nominale de ces parts à l'époque de la constitution de la société. Une telle clause est contraire à l'interdiction de clause léonine contenue à l'article 32, 1er alinéa C.soc., en ce qu'elle exclut un actionnaire de la participation aux bénéfices, consistant en la plus-value que les parts ont acquises depuis la constitution de la société.
SOCIETES
Dispositions communes à toutes les sociétés - Engagements des associés entre eux - Clause léonine - Intérêt de la société
Pour qu'une convention entre les actionnaires qui exclut un actionnaire du droit de participation au bénéfice ne tombe pas sous l'application de l'article 32 C.soc., il est requis que cela serve l'intérêt de la société. Ce n'est pas le cas lorsque la clause en question ne montre aucune nécessité ni aucune utilité pour la société.

V.K. / H.L., S.D., D.C.F., M.R. en D.W.M.

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), J. Embrechts (raadsheer) en M. De Roeck (plv. raadsheer)
Pl.: Mrs. L. Morren en Th. De Groote

De heer V.K. liet zijn medevennoten in de burgerlijke maatschap Penta dagvaarden.

Volgens zijn in eerste aanleg aangepaste eis vorderde hij de nietigverklaring van artikel 11.1, § 7 van de statuten van Penta en vroeg akte van zijn bereidheid om zijn aandelen over te dragen tegen een prijs van 138.321,57 EUR, te vermeerderen met de interesten.

Ondergeschikt vorderde hij de aanstelling van een deskundige om advies te verlenen over de waarde van de aandelen.

In het bestreden vonnis van 9 februari 2010 verklaarde de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen de vordering ontvankelijk doch ongegrond.

Met een verzoekschrift neergelegd op 15 juli 2010 tekende de heer V.K. hoger beroep aan.

Hij vordert in hoger beroep nog steeds de nietigverklaring van artikel 11.1, § 7 van de statuten van Penta en vordert dat de medevennoten zouden veroordeeld worden tot betaling van 138.321,57 EUR (minstens 137.567,77 EUR), te vermeerderen met de interesten, voor de overname van zijn aandelen.

Ondergeschikt vordert hij de aanstelling van een deskundige om advies te geven over de waarde van de aandelen van Penta.

Geïntimeerden concluderen tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering en tekenen daarmee impliciet incidenteel beroep aan.

Voor het overige concluderen zij tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

1.

Partijen hebben op 7 mei 2003 de burgerlijke maatschap Penta opgericht.

Zij brachten 520 aandelen in van NV HUFI en NV Auto Motor Company (A.M.C.).

Appellant bracht 103 aandelen in, 54 aandelen in de NV HUFI en 49 aandelen in de NV A.M.C.

Deze had hij voorafgaandelijk aangekocht van H.L.

Voor deze inbreng bekwam hij 103 aandelen in de maatschap Penta.

2.

In artikel 11.1 van de statuten van Penta is bepaald dat indien één van de vennoten (buiten de heer H.L.) niet meer tewerkgesteld zou zijn bij NV Huyghebaert hij verplicht is zijn aandelen over te dragen aan de overgebleven vennoten.

Verder is in artikel 11.1 bedongen dat de uitgesloten vennoot enkel aanspraak kan maken op de nominale waarde van de aandelen zoals die geldt ten tijde van het oprichten van de burgerlijke vennootschap.

3.

Op 16 november 2007 werd appellant ontslagen als manager van de NV Handelsmaatschappij Eugène Huyghebaert.

Daarop heeft H.L. bij aangetekende brief van 22 februari 2008 verzocht de aandelen in Penta over te dragen tegen de nominale waarde van 12.875 EUR zodat na compensatie met de schuldbekentenis voor dat bedrag, niets meer verschuldigd bleef.

Appellant maakt evenwel aanspraak op de werkelijke waarde van de aandelen van Penta en beweert dat de hiervoor vermelde clausule inzake de overnameprijs nietig is wegens schending van artikel 32 W.Venn.

4.

Geïntimeerden zijn van oordeel dat appellant geen belang kan laten gelden aangezien hij de aandelen in HUFI en A.M.C., die hij heeft ingebracht in Penta, eveneens maar verworven heeft onder dezelfde ontbindende voorwaarde van zijn tewerkstelling bij NV Eugène Huyghebaert.

Huidige procedure heeft evenwel uitsluitend betrekking op de overdracht van de aandelen die appellant bezit in Penta.

Appellant heeft de eigendom van 103 aandelen in Penta verworven.

Daarop baseert hij zijn vordering en daaruit put hij zijn belang voor het stellen van zijn vordering.

Het opgeworpen middel houdt een verweer ten gronde in want het zou er kunnen toe leiden, indien gegrond, dat appellant geen recht heeft op enige vergoeding voor de overdracht van zijn aandelen.

Het middel van niet-ontvankelijkheid is ongegrond.

5.

Volgens geïntimeerden heeft de terugkoop van de aandelen reeds plaats gehad op 22 februari 2008, datum waarop de heer H.L. een brief richtte aan appellant waarin hij de terugkoop bevestigde tegen een prijs van 12.875 EUR.

Geïntimeerden leiden daaruit af dat de vordering zonder voorwerp is geworden.

De statuten van Penta stipuleren de verplichting tot overdracht van de aandelen aan de overige vennoten wanneer bepaalde voorwaarden vervuld zijn.

Deze statuten voorzien evenwel geen automatische overdracht van aandelen.

Zo uit de gevoerde briefwisseling kan afgeleid worden dat partijen het erover eens zijn dat appellant zijn aandelen moest overdragen blijkt over de prijs die daarvoor moet worden betaald onenigheid te bestaan.

De eensgezindheid die bestaat over de overdracht van de aandelen op zich belet derhalve de vaststelling niet dat de vordering wel degelijk nog een voorwerp heeft namelijk het geschil over de prijs van die overdracht.

6.

Geen der partijen betwist de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen.

Appellant beroept zich op artikel 32 van dat wetboek om de nietigheid in te roepen van het beding dat de overdracht van zijn aandelen aan de nominale waarde moet gebeuren.

7.

In de statuten van Penta (tevens oprichtingsakte) is niets vermeld met betrekking tot de nominale waarde van de aandelen ten tijde van de oprichting.

Volgens geïntimeerden bedraagt die waarde 125 EUR per aandeel zodat zij van oordeel zijn dat appellant slechts aanspraak kan maken op 12.875 EUR (125 EUR x 103 aandelen).

Dit is het bedrag waartegen de ingebrachte aandelen voordien door H.L. aan appellant werden verkocht.

Appellant heeft deze nominale waarde op zich niet betwist.

Wel is hij van oordeel dat de waarde ten tijde van zijn uitsluiting uit de maatschap 138.321,57 EUR bedroeg. Hij maakt aanspraak op dit bedrag.

8.

De overeenkomst in kwestie is de vennootschapsovereenkomst.

Onterecht gaan geïntimeerden ervan uit dat het beding in kwestie niet tot gevolg heeft dat de winsten quasi volledig worden toegekend aan de overige vennoten.

Door te bedingen dat de overdracht van de aandelen moet gebeuren aan de nominale waarde ervan ten tijde van de inbreng/oprichting wordt aan de uitgesloten vennoot het aandeel in de verworven meerwaarde ontnomen, ontstaan in de periode van 7 mei 2003 tot 22 februari 2008. Deze meerwaarde is volgens appellant aanzienlijk, zoals blijkt uit zijn vordering.

Deze winst in de vorm van een meerwaarde valt onder toepassing van artikel 32 W.Venn.

9.

In de voorafgaande beschouwingen aan de oprichtingsakte/statuten van Penta wordt slechts vermeld dat het de bedoeling is van de vennoten om het ingebracht roerend vermogen gezamenlijk te beheren.

Enige verwijzing naar andere contractuele relaties ontbreekt.

Het doel van Penta wordt in artikel 5.1 als volgt omschreven: “Partijen hebben een winstoogmerk en zullen pogen op een consistente wijze inkomsten te behalen uit het ingebrachte vermogen. Partijen erkennen voorts ook de bekommernis om het vermogen in stand te houden. Opbrengsten hetzij in vorm van periodieke inkomsten hetzij ingevolge behaalde meerwaarden volgen ditzelfde doel en dienen conform hiermee belegd te worden.”

10.

Uit hetgeen bepaald is in artikel 11 van de overeenkomst kan afgeleid worden dat er een band bestaat tussen de tewerkstelling van de vennoten van Penta bij NV Eugène Huyghebaert of bij door de heer H.L. gecontroleerde ondernemingen.

Welke oorzakelijkheid er evenwel bestaat tussen die tewerkstelling en de deelneming in Penta blijft onzeker. Partijen geven in conclusies geen toelichtingen over de banden die bestaan tussen de verschillende vermelde vennootschappen.

Doordat de vennoten blijkbaar kort voor de oprichting van Penta de ingebrachte aandelen maar verworven hebben van de heer H.L. bestaat wel een vermoeden dat de opgezette constructie een stimulans moest betekenen voor de vennoten in het kader van hun tewerkstelling.

Het winstoogmerk waarvan sprake in het hiervoor vermelde artikel 5 van de overeenkomst enerzijds en de nauwe band met de tewerkstelling anderzijds brengen mee dat de toelating om deel te nemen aan Penta moet opgevat worden als een vorm van onrechtstreekse verloning.

11.

Hoe dan ook volgt uit de contractuele bepalingen dat voormelde tewerkstelling een noodzakelijke voorwaarde uitmaakte om vennoot te worden en te blijven.

Zo derhalve wel kan verstaan worden dat de ontslagen vennoot wordt uitgesloten uit de maatschap is op geen enkele wijze te verklaren waarom hij daardoor het recht op de opgebouwde winsten zou verliezen. Het beding dat de gedwongen overdracht van de aandelen moet gebeuren aan de nominale waarde ten tijde van de inbreng is niet in overeenstemming te brengen noch met de uitgedrukte bedoeling van de contractpartijen om persoonlijk winst te maken noch met een ontslag als werknemer. Geen redelijke verklaring werd gegeven over de mogelijke reden waarom de ontslagen vennoot zijn recht op de deelname in de winst verliest.

Daaraan moet worden toegevoegd dat geïntimeerden de bewering van appellant niet tegenspreken dat Penta nooit enig dividend heeft uitgekeerd.

Ook is niet aangetoond dat de aangevochten clausule in het belang van de vennootschap werd bedongen.

De burgerlijke maatschap heeft geen andere bestaansreden dan degene die partijen hebben vermeld in de hiervoor geciteerde voorafgaande beschouwingen aan de oprichtingsakte.

Het gaat om niet meer dan een samenwerkingsverband met het oog op het beheer van het ingebrachte vermogen.

De uittreding van een vennoot heeft voor de vennootschap als dusdanig geen enkele invloed. De kost van die uittreding wordt uitsluitend gedragen door de overgebleven vennoten.

De uitsluiting van een vennoot laat de doelstelling en de werking (voor zover daarvan sprake is) van Penta onverkort bestaan.

Kortom het beding in kwestie vertoont geen enkele noodzaak of zelfs nut voor de vennootschap.

Overigens werd toegelicht dat Penta ondertussen ontbonden werd. Volgens artikel 8 van de oprichtingsakte werd de vennootschap ook maar aangegaan voor een termijn van vijf jaar.

12.

Door te bedingen dat een werknemer die NV Huyghebaert verlaat ertoe verplicht is zijn aandeel over te dragen tegen de nominale waarde ten tijde van de oprichting hebben de statuten van Penta beoogd aandeelhouders die zich in bepaalde omstandigheden bevinden die hen ertoe verplichten de vennootschap te verlaten, uit te sluiten van de deelname in winst en verlies.

Opdat dergelijke overeenkomst, die een overeenkomst is tussen aandeelhouders in die hoedanigheid, niet onder toepassing van artikel 32 W.Venn. zou vallen, is vereist dat zij louter het vennootschapsbelang zou dienen.

Vastgesteld is dat dit niet het geval is.

In die omstandigheden is het beding in kwestie strijdig met artikel 32 W.Venn. en is het nietig.

Appellant maakt terecht aanspraak op de waarde van de aandelen op datum van 22 februari 2008, datum waarop de heer H.L. toepassing heeft gevraagd van de uitsluitingsclausule in de statuten van Penta en datum waarop partijen aannemen dat de uittreding gebeurde.

13.

Met een overeenkomst van 7 mei 2003 heeft appellant de aandelen (in HUFI en A.M.C.) die hij heeft ingebracht in Penta gekocht van de heer H.L. tegen een prijs van 12.875 EUR.

In deze overeenkomst werd een ontbindende voorwaarde bedongen: “Huidige overeenkomst is eveneens afgesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de koper fulltime tewerkgesteld is bij de NV Handelsmaatschappij Eugène Huyghebaert en/of fulltime arbeidsprestaties verricht onder gezag, leiding en toezicht van de verkoper rechtstreeks, hetzij via vennootschappen waarin hij participeert.”

Het betreft geen overeenkomst tussen vennoten zodat appellant onterecht de nietigheid inroept op grond van de schending van artikel 32 W.Venn.

In dezelfde overeenkomst had appellant er zich toe verbonden om 'onmiddellijk na ondertekening van deze akte' de in die overeenkomst verworven aandelen in te brengen in een burgerlijke vennootschap, hetgeen betekent dat appellant meteen het eigendomsrecht en beschikkingsrecht zou verliezen over deze aandelen (ingeval het zou gaan om een vennootschap met rechtspersoonlijkheid), minstens deze aandelen in een statuut van onverdeeldheid zouden komen (ingeval, zoals te dezen, de vennootschap geen rechtspersoonlijkheid zou hebben) en bovendien hoe dan ook de aandelen onderworpen zouden zijn aan het ondernemingsrisico van die vennootschap.

De contractpartijen moeten zich bewust zijn geweest van de onwerkbaarheid van de voorwaarde zodat H.L. zich onterecht beroept op dat beding om voor te houden dat in wezen de aandelen van appellant in Penta aan hem toebehoren ingevolge het ontslag van appellant. Dat geldt des te meer nu bij overeenkomst van 14 mei 2004 de aandelen A.M.C. geruild werden met aandelen HUFI.

Voor het overige kan het hof slechts vaststellen dat H.L. geen tegenvordering stelt met betrekking tot de overeenkomst tot verkoop van de aandelen.

Het hof moet derhalve ook niet nagaan of de betrokken voorwaarde potestatief is voor zover H.L. zelf beslissingsmacht had over het eventueel ontslag van appellant als zijn werknemer of werknemer in één van de door hem gecontroleerde ondernemingen.

14.

In een overeenkomst van 14 mei 2004, afgesloten tussen de vennoten van Penta en de NV Huyghebaert, heeft Penta de aandelen A.M.C. omgeruild tegen aandelen HUFI.

Daarbij werd de waarde van het aandeel HUFI bepaald op 1.884,49 EUR en het aandeel A.M.C. op 725 EUR.

Wat de waarde van de aandelen Penta was in februari 2008 is niet met zekerheid te bepalen.

In de jaarrekening van 2006 van Penta (stuk 6 dossier appellant) wordt de waarde van een HUFI-aandeel nog steeds bepaald op het bedrag van 1.884,49 EUR.

Appellant kan er niet zonder meer van uit gaan dat die waarde nog steeds gold op 22 februari 2008.

Geen der partijen legt stukken neer met betrekking tot de ontbinding en vereffening van Penta waaruit de waarde van het aandeel op dat ogenblik zou kunnen blijken.

15.

In voormelde omstandigheden is de aanstelling van een deskundige nuttig om advies te laten verstrekken over de waarden van de aandelen van Penta op 22 februari 2008.

Gelet op voorgaande motieven is het verzoek van geïntimeerden om ook de waarde van die aandelen op 7 mei 2003 te laten bepalen ongegrond.

Om deze redenen

HET HOF

Rechtdoend op tegenspraak;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep gegrond,

Wijzigt het bestreden vonnis,

Verklaart de vordering gegrond als volgt,

Verklaart het beding in de oprichtingsakte/statuten van de maatschap Penta van 7 mei 2003 waarbij de ontslagen vennoot verplicht is zijn aandelen in Penta over te dragen aan de nominale waarde ervan ten tijde van de oprichting nietig,

Zegt rechtens dat appellant gerechtigd is op de waarde van zijn aandelen in Penta op datum van 22 februari 2008,

Stelt aan als deskundige de heer Van Den Keybus Werner, Boulastraat 3 bus 6 te 2000 Antwerpen:

Met opdracht:

Te trachten partijen te verzoenen,

Op grond van alle nuttige informatie advies te geven over de waarde van de aandelen van Penta op datum van 22 februari 2008,

Te antwoorden op de vragen die de partijen hem zouden stellen, voor zover ze kunnen bijdragen tot de oplossing van het geschil;

Bepaalt, met betrekking tot dit deskundigenonderzoek, wat volgt:

- de deskundige zal zelf de plaats, de dag en het uur bepalen waarop hij zijn werkzaamheden zal aanvatten en zal dit per aangetekende brief met ontvangstbewijs meedelen aan de partijen en per gewone brief aan hun raadslieden, tenzij hij door de partijen wordt vrijgesteld van de verplichting om per aangetekende post te corresponderen;

- indien de deskundige van oordeel is beroep te moeten doen op technische raadgevers, dient deze vraag voorgelegd aan het hof, tenzij de partijen het met de deskundige eens zijn over de opdracht en de persoon aan wie zulke opdracht zou worden gegeven;

- de deskundige zal aan de partijen zelf een raming laten geworden van de algemene kostprijs van het deskundigenonderzoek of tenminste van de manier waarop zijn kosten en ereloon en de kosten en het ereloon van de eventuele technische raadgevers zullen berekend worden;

- de deskundige zal zelf de redelijke termijn bepalen waarbinnen de partijen hun opmerkingen kunnen laten gelden aangaande zijn voorlopig advies;

- een totaal bedrag van 3.500 EUR dient als voorschot geconsigneerd door de heer V.K. op rekeningnummer BE46 6792 0091 0036 van de burgerlijke griffie (met vermelding van het rolnummer), binnen de maand nadat de bij artikel 972, § 1 Ger.W. bedoelde kennisgeving zal hebben plaatsgevonden;

- en het redelijk deel dat meteen vrijgegeven kan worden op eenvoudig verzoek van de deskundige wordt bepaald op 1.500 EUR;

- de termijn voor het neerleggen van het eindverslag wordt bepaald op zes maanden vanaf de datum waarop de deskundige zijn werkzaamheden zal hebben aangevat.

Houdt de uitspraak over de kosten van het geding aan;

Verzendt de zaak naar de bijzondere rol.

(...)


Note / Noot

Zie noot Hans de Wulf in dit nummer, p. 697.