Hof van Cassatie 14 februari 2012
Zaak: nr. P.11.1181.N |
Een BVBA had zich burgerlijke partij gesteld in het kader van een strafprocedure en zag haar vordering tot schadevergoeding ingewilligd door de rechtbank. Op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van de schadevergoeding was de BVBA in vereffening. Na de toekenning van de schadevergoeding werd de vereffening afgesloten. De beklaagde die werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding tekende nadien hoger beroep aan tegen de beslissing tot toekenning van een schadevergoeding, en argumenteerde hierbij dat de BVBA door haar vereffening af te sluiten het hangende geding niet meer kon verderzetten en afstand had gedaan van haar rechtsvordering.
Het geschil betreft aldus de omvang van de passieve rechtspersoonlijkheid van een vennootschap na afsluiting van de vereffening. Het hof van beroep te Gent oordeelde dat de vennootschap in vereffening nog na de sluiting van de vereffening de behandeling kan benaarstigen van het hoger beroep dat de beklaagde instelde tegen het vonnis waarbij laatstgenoemde werd veroordeeld tot schadevergoeding.
Het Hof van Cassatie verduidelijkt de precieze omvang van de theorie van de passieve rechtspersoonlijkheid, die is gebaseerd op artikel 198, § 1, 3de streepje W.Venn. Het Hof van Cassatie stelt dat de vennootschap na afsluiting van haar vereffening enkel geacht wordt voort te bestaan om zich te verweren tegen vorderingen die tegen de vennootschap in vereffening tijdig worden ingesteld. Na de afsluiting van de vereffening kan de vennootschap geen rechtsvorderingen meer instellen noch de verderzetting ervan benaarstigen. Ook niet als geïntimeerde in hoger beroep tegen de oorspronkelijk vordering tot schadevergoeding die werd ingesteld door de vereffende vennootschap. Het Hof van Cassatie verbreekt om die reden het arrest van het hof van beroep te Gent.