Hof van beroep Antwerpen 26 mei 2011
CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMING
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag - Mandaat gerechtsmandataris - Faillissement schuldenaar - Verdeling verkoopprijs
Er bestaat samenhang tussen het hoger beroep tegen het vonnis inzake de gerechtelijke reorganisatie en het hoger beroep tegen het vonnis inzake de faillietverklaring van de schuldenaar.
Het behoort tot de opdracht van de gerechtsmandataris de verkoopprijs te verdelen. Hieraan staat niet in de weg dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt beëindigd vooraleer tot verdeling werd overgegaan.
Vanaf het afsluiten van de gerechtelijke reorganisatie kan de schuldenaar failliet verklaard worden. Daaraan staat niet in de weg dat de faillietverklaring uitwerking heeft vanaf de dag van het vonnis zelf, en evenmin dat het faillissement werd uitgesproken op een aangifte van staking van betaling door de schuldenaar gedaan vooraleer de gerechtelijke reorganisatie was gesloten.
Het faillissement heeft tot gevolg dat de gefailleerde het beheer over al zijn goederen verliest. Zolang de verkoopprijs van de overdracht onder gerechtelijk gezag niet is uitgekeerd aan de schuldeisers, bevindt deze zich in het vermogen van de schuldenaar. Het behoort daarom aan de curator om over te gaan tot verdeling van de verkoopprijs.
|
CONTINUITÉ DE L'ENTREPRISE
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice - Mandat du mandataire de justice - Faillite du débiteur - Partage du prix de vente
Il existe une connexité entre l'appel contre le jugement en matière de réorganisation judiciaire et l'appel contre le jugement en matière de jugement déclaratif de faillite du débiteur.
Il appartient à la mission du mandataire de justice de répartir le prix de vente. Cela n'empêche pas qu'il soit mis fin à la procédure de réorganisation judiciaire avant qu'il ait été procédé au partage.
Le débiteur peut être déclaré en faillite dès la clôture de la réorganisation judiciaire. Cela n'empêche pas que le jugement déclaratif de faillite prenne effet à partir du jour du jugement lui-même, ni que la faillite soit prononcée sur déclaration de cessation de paiement faite par le débiteur avant que la réorganisation judiciaire ne soit clôturée.
La faillite a comme effet que le failli perd la gestion sur l'ensemble de ses biens. Aussi longtemps que le prix de vente du transfert sous autorité de justice n'a pas été versé aux créanciers, celui-ci se trouve dans le patrimoine du débiteur. C'est pourquoi il appartient au curateur de procéder au partage du prix de vente.
|
NV Dexia Bank België / Ch. Geukens q.q. gerechtsmandataris Juma Beton NV
NV Dexia Bank België / Juma Beton NV
NV Dexia Bank België / P. De Ferm q.q. curator ad hoc Juma Beton NV
Zet.: E. Hulpiau en A. Winants (voorzitters), J. Embrechts (raadsheer) |
Pl.: Mrs. J. De Lat, H. Geinger en Ch. Geukens, D. Van Hove, P. De Ferm |
1. | De antecedenten en de vorderingen |
1.1. | De procedure van gerechtelijke reorganisatie |
1.1.1. NV Juma Beton heeft op 7 oktober 2010 op de griffie van de rechtbank van koophandel te Turnhout een verzoekschrift neergelegd tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord.
Bij vonnis d.d. 12 oktober 2010 werd het verzoek gegrond verklaard en werd de termijn van de opschorting bepaald op zes maanden.
Op 2 december 2010 legde NV Juma Beton een verzoekschrift neer tot voortijdige beëindiging met het oog op de aangifte van faillissement, doch op 7 december 2010 legde zij een nieuw verzoekschrift neer, waarin zij uiteenzette dat zich een potentiële overnemer had gemeld. Zij vroeg daarom om wijziging van het doel van de reorganisatie en vroeg de machtiging tot overdracht onder gerechtelijk gezag en de aanstelling van een gerechtsmandataris.
Bij vonnis d.d. 7 december 2010 werd gezegd voor recht dat het doel van de procedure was gewijzigd naar de overdracht onder gerechtelijk gezag van een gedeelte van de activiteiten van de onderneming, werd deze overdracht bevolen en werd een gerechtsmandataris aangesteld, “gelast met het organiseren en realiseren van de overdracht in naam en voor rekening van de schuldenaar, en met het innen en verdelen van de prijs overeenkomstig artikel 65, 3de lid WCO”.
Bij vonnis d.d. 25 januari 2011 werd de gerechtsmandataris gemachtigd over te gaan tot de uitvoering van de door hem voorgestelde overdracht.
1.1.2. Op 7 februari 2011 heeft de gerechtsmandataris een verzoekschrift tot beëindiging van de procedure neergelegd. Hij zette uiteen dat de activa waren overgedragen en de prijs was ontvangen en op een daartoe bestemde rekening waren geplaatst, zonder dat de rechten van de schuldeisers waren vastgelegd en dus zonder dat tot verdeling was overgegaan. Hij vroeg dat de procedure zou worden afgesloten en dat hij zou worden gemandateerd om “verder in te staan voor de verdeling van de gelden, minstens tot aan de faling, waarna de gerechtsmandataris kan verzoeken om zijn ontlasting, waarna een eventuele vereffenaar, hetzij een eventuele curatele de nodige verdelingen kan uitvoeren”.
Op 15 februari 2011 is NV Dexia Bank België, schuldeiser met pand op de handelszaak, vrijwillig tussengekomen. Zij vroeg dat, indien de rechtbank de sluiting zou bevelen, zij zou zeggen voor recht “dat de opdracht van de gerechtsmandataris blijft bestaan met het oog op de verdeling van de gelden overeenkomstig artikel 1627 Ger.W. juncto artikel 65 WCO”.
1.1.3. In het bestreden vonnis d.d. 15 februari 2011 nam de eerste rechter er nota van dat NV Juma Beton inmiddels op 11 februari 2011 aangifte van staking van betaling had gedaan en dat deze aangifte impliceerde dat NV Juma Beton afstand deed van de procedure van gerechtelijke reorganisatie. De eerste rechter oordeelde dat er geen rechtsgrond was om, na afsluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, de gerechtsmandataris nog een verdere opdracht toe te vertrouwen, omdat dadelijk nadien het faillissement zou worden uitgesproken en dat de gelden die op dat ogenblik nog op een kwaliteitsrekening staan in de failliete boedel vallen. De procedure werd afgesloten en de gerechtsmandataris werd van zijn opdracht ontheven.
1.1.4. Tegen dit vonnis heeft NV Dexia Bank België met een op 7 maart 2011 neergelegd verzoekschrift hoger beroep ingesteld.
Zij vraagt dat het hof het verzoek tot beëindiging van de procedure ongegrond zou verklaren, minstens zou zeggen voor recht dat de opdracht van de gerechtsmandataris blijft bestaan met het oog op de verdeling en uitbetaling van de gelden overeenkomstig artikel 1627 Ger.W. juncto artikel 65 WCO.
NV Juma Beton besluit tot de ongegrondheid van het hoger beroep, in zoverre de sluiting van de procedure wordt aangevochten en gedraagt zich als naar recht, voor wat de opdracht van de gerechtsmandataris betreft.
De gerechtsmandataris besluit tot de ongegrondheid van het hoger beroep.
1.2. | De faillissementsprocedure |
1.2.1. NV Juma Beton heeft op 11 februari 2011 aangifte van staking van betaling gedaan. Bij vonnis d.d. 15 februari 2011 van de rechtbank van koophandel te Turnhout werd zij failliet verklaard.
1.2.2. Tegen dit vonnis heeft NV Dexia Bank België op 7 maart 2011 derdenverzet ingesteld. Zij voerde aan dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie onterecht was beëindigd en dat NV Juma Beton daarom niet failliet kon verklaard worden.
Met het bestreden vonnis d.d. 22 maart 2011 heeft de eerste rechter het derdenverzet ongegrond verklaard. De eerste rechter steunde zich hiervoor op het gewijsde van het vonnis d.d. 15 februari 2011, waarbij de procedure van gerechtelijke organisatie gesloten was.
1.2.3. Tegen dit vonnis heeft NV Dexia Bank België met een op 4 april 2011 neergelegd verzoekschrift hoger beroep ingesteld. Zij vraagt de intrekking van het faillissement. NV Juma Beton en de curator besluiten tot de ongegrondheid van het hoger beroep.
2. | De voeging van de zaken |
NV Dexia Bank België, de gerechtsmandataris en de curator ad hoc vragen dat beide zaken zouden worden gevoegd wegens samenhang. Deze vraag is terecht, vermits de beslissing omtrent het hoger beroep tegen het vonnis inzake de gerechtelijke reorganisatie een weerslag kan hebben op de beoordeling van het hoger beroep tegen het vonnis met betrekking tot de faillietverklaring.
De zaken worden gevoegd.
3. | Beoordeling |
3.1. Luidens artikel 62 WCO behoort het tot de opdracht van de gerechtsmandataris de door de rechtbank bevolen overdracht te organiseren en te verrichten door de verkoop of de overdracht van de voor het behoud van het geheel of een gedeelte van de economische activiteit van de onderneming noodzakelijke of nuttige roerende of onroerende activa.
Luidens artikel 65 WCO wordt de prijs van de goederen door de gerechtsmandataris geïnd en verdeeld.
Luidens artikel 67 WCO vraagt de gerechtsmandataris de afsluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie wanneer hij van oordeel is dat alle voor overdracht vatbare activiteiten overgedragen zijn, en in elk geval voor het einde van de opschorting.
Uit deze bepalingen volgt dat, zo het tot de opdracht van de gerechtsmandataris behoort de prijs te verdelen, daaraan niet in de weg staat dat de procedure van gerechtelijke opschorting wordt beëindigd vooraleer tot verdeling werd overgegaan, zonder dat zulks de beëindiging van de opdracht van de gerechtsmandataris meebrengt.
3.2. Buiten betwisting staat dat de overdracht van de over te dragen activa had plaatsgevonden en de prijs was geïnd, toen de gerechtsmandataris om afsluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie met behoud van zijn opdracht verzocht.
De eerste rechter kon daarom, op grond van het verzoek van de gerechtsmandataris, tot afsluiting van de gerechtelijke reorganisatie beslissen. De vraag of de voorwaarden vervuld waren opdat NV Juma Beton zelf eveneens om beëindiging kon vragen, zoals zij deed, of dat de gerechtelijke reorganisatie bij toepassing van artikel 41 WCO kon worden beëindigd, is daarom niet aan de orde.
Zo de eerste rechter terecht de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft gesloten, heeft hij onterecht de gerechtsmandataris van zijn opdracht ontheven, weliswaar onder voorbehoud van wat hierna wordt overwogen (randnr. 3.4.). Op het nog uit te spreken faillissement kon immers niet worden vooruitgelopen.
3.3. Krachtens artikel 30 WCO kan de schuldenaar tijdens de duur van de opschorting niet failliet worden verklaard. Uit het feit dat de eerste rechter terecht de procedure van gerechtelijke reorganisatie sloot, volgt dat vanaf de uitspraak van dat vonnis NV Juma Beton opnieuw failliet kon worden verklaard, ook zo dit dezelfde dag was. Daaraan staat niet in de weg dat de faillietverklaring uitwerking heeft vanaf de dag van het vonnis zelf, en evenmin staat daaraan in de weg dat het faillissement werd uitgesproken op een aangifte van staking van betaling, die NV Juma Beton had gedaan vooraleer de gerechtelijke reorganisatie was gesloten.
Geen betwisting wordt gevoerd over het feit dat de faillissementsvoorwaarden in hoofde van NV Juma Beton vervuld waren op 15 februari 2011. Het faillissement werd terecht uitgesproken. De eerste rechter heeft daarom het tegen het faillietverklarend vonnis d.d. 15 februari 2011 ingesteld derdenverzet terecht ongegrond verklaard.
3.4. Door het faillissement van NV Juma Beton kwam van rechtswege een einde aan de opdracht van de gerechtsmandataris. Het faillissement heeft immers tot gevolg dat de gefailleerde het beheer over al zijn goederen verliest en, zolang de gerealiseerde prijs van de overgedragen activa niet was uitgekeerd aan de schuldeisers volgens het in artikel 65 WCO bepaalde, bevond deze prijs zich nog in het vermogen van NV Juma Beton. Het behoort daarom aan de curator in het kader van de vereffening van de failliete boedel en de uitdeling over te gaan tot de verdeling van de door de overdracht bekomen prijs, rekening houdend met de rechten van de schuldeisers, zoals deze voortvloeien uit de wettelijke bepalingen, waaronder artikel 37 WCO. Deze bepaling geldt immers eveneens in geval van overdracht onder rechterlijk gezag en zij wordt niet buiten werking gesteld noch in haar werking beperkt door artikel 66 WCO.
3.5. De beslissing van het hof, dat de afsluiting van de gerechtelijke reorganisatie niet leidde tot de beëindiging van de opdracht van de gerechtsmandataris, neemt niet weg dat diens opdracht dezelfde dag een einde nam door het uitgesproken faillissement.
De begroting van de kosten en erelonen van de gerechtsmandataris, zoals gedaan in het vonnis van afsluiting van de gerechtelijke reorganisatie, blijft daarom behouden.
Om deze redenen
HET HOF
Rechtdoende op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;
Gehoord de heer L. De Mot, advocaat-generaal in zijn mondeling advies;
Voegt de zaken 2011AR715 en 2011AR1034;
Bevestigt het bestreden vonnis d.d. 15 februari 2011 inzake rolnr. B/10/276 (2011AR715) met de enkele wijziging dat de gerechtsmandataris met dit vonnis niet wordt ontlast;
Bevestigt het bestreden vonnis d.d. 22 maart 2011 inzake rolnr. A/11/668 (2011AR1034);
Zegt voor recht dat de opdracht van de gerechtsmandataris van rechtswege een einde heeft genomen op 15 februari 2011;
Verwijst NV Dexia Bank België in de kosten van het hoger beroep, begroot deze aan de zijde van NV Juma Beton op 1.320 EUR rechtsplegingsvergoeding en aan de zijde van de overige geïntimeerden op 0 EUR.
(…)