Article

De echtgenoot van de gefailleerde kan derdenverzet instellen tegen het vonnis van niet-verschoonbaarheid, R.D.C.-T.B.H., 2012/5, p. 433-434

FAILLISSEMENT
Vereffening - Verschoonbaarheid van de gefailleerde - Rechtsmiddelen - Echtgenoot
1. Artikel 82, 2de lid van de faillissementswet van 8 augustus 1997 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
2. Artikel 73, 5de lid van dezelfde wet,
- geïnterpreteerd in die zin dat het afwijkt van artikel 1122 van het Gerechtelijk Wetboek en niet voorziet in de mogelijkheid, voor de echtgenoot of de voormalige echtgenoot van een gefailleerde, om derdenverzet in te stellen tegen de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de verschoonbaarheid van die laatste, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet;
- geïnterpreteerd in die zin dat het niet afwijkt van artikel 1122 van het Gerechtelijk Wetboek en de echtgenoot of de voormalige echtgenoot van een gefailleerde de mogelijkheid biedt om derdenverzet in te stellen tegen de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de verschoonbaarheid van die laatste, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
FAILLITE
Liquidation - Excusabilité du failli - Voies de recours - Epoux
1. L'article 82, 2ème alinéa de la loi du 8 août 1997 sur les faillites ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution.
2. L'article 73, 5ème alinéa de la même loi,
- interprété comme dérogeant à l'article 1122 du Code judiciaire et comme ne prévoyant pas la possibilité pour le conjoint ou l'ex-conjoint du failli d'introduire une tierce opposition à la décision par laquelle il est statué sur l'excusabilité de ce dernier, viole les articles 10 et 11 de la Constitution;
- interprété comme ne dérogeant pas à l'article 1122 du Code judiciaire et comme permettant au conjoint ou à l'ex-conjoint du failli d'introduire une tierce opposition à la décision par laquelle il est statué sur l'excusabilité de ce dernier, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution.
De echtgenoot van de gefailleerde kan derdenverzet instellen tegen het vonnis van niet-verschoonbaarheid
Jacques Embrechts

1.Artikel 82, 2de lid, Faill.W. bepaalt dat de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn echtgenoot, of de voormalige echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld die zijn voormalige echtgenoot tijdens de duur van het huwelijk was aangegaan, ingevolge de verschoonbaarheid van de gefailleerde van die verplichting wordt bevrijd [1].

Daaruit volgt dat de (voormalige) echtgenoot er belang bij heeft een rechtsmiddel in te stellen tegen het vonnis, waarbij de gefailleerde niet-verschoonbaar werd verklaard. De echtgenoot zal normalerwijze geen partij zijn in dit vonnis, zodat de vraag aan de orde is of hij een rechtsmiddel heeft en, zo ja, hetwelk.

2.In zijn arrest d.d. 18 mei 2011 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat artikel 73, 5de lid, Faill.W., dat de rechtsmiddelen tegen de vonnissen inzake verschoonbaarheid bepaalt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt indien het zo wordt geïnterpreteerd dat het afwijkt van artikel 1122, Ger.W. en niet voorziet in de mogelijkheid, voor de echtgenoot of de voormalige echtgenoot van een gefailleerde, om derdenverzet in te stellen tegen een beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de verschoonbaarheid van deze laatste. Daarentegen is er geen schending indien die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat niet wordt afgeweken van artikel 1122, Ger.W. en de echtgenoot of voormalige echtgenoot wel over het rechtsmiddel van het derdenverzet beschikt.

3.Krachtens de artikelen 73 en 80, Faill.W. is de beslissing, waarbij de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard, vatbaar voor derdenverzet dat door iedere schuldeiser persoonlijk wordt ingesteld door middel van een dagvaarding die binnen de maand na de bekendmaking van het vonnis tot sluiting van het faillissement dient betekend aan de curator en aan de gefailleerde.

Oorspronkelijk bepaalde artikel 80, Faill.W. dat zowel de schuldeisers als de gefailleerde de beslissing over de verschoonbaarheid konden aanvechten door middel van een derdenverzet. De wet van 4 september 2002 [2] wijzigde de artikelen 73 en 80, Faill.W. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever van oordeel was dat de gefailleerde partij is in het vonnis dat uitspraak doet over zijn verschoonbaarheid door het feit dat hij wordt opgeroepen [3]. Hoewel, om die reden, in de huidige tekst niets is bepaald over het rechtsmiddel van de gefailleerde tegen een beslissing van niet-verschoonbaarheid, wordt aanvaard dat de gefailleerde hoger beroep kan instellen, ongeacht of hij al dan niet gevolg gaf aan de oproeping om in raadkamer te worden gehoord [4].

4.Behoudens afwijkingen is het Gerechtelijk Wetboek ook van toepassing op het faillissement. Krachtens artikel 1122, Ger.W. kan, met uitzondering van diegenen die vermeld zijn in artikel 1122, 2de lid, 1° tot 4°, Ger.W., eenieder die niet behoorlijk is opgeroepen of niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen, derdenverzet doen tegen een beslissing die zijn rechten benadeelt.

Het feit dat de wetgever in de artikelen 73 en 80, Faill.W. uitdrukkelijk bepaalt dat de schuldeisers derdenverzet kunnen instellen tegen de uitspraak over de verschoonbaarheid van de gefailleerde, leidt niet tot het besluit dat de wetgever daarmee wilde afwijken van de basisregel, vervat in het 1ste lid van artikel 1122, Ger.W. Andere belanghebbenden, zoals de echtgenoot of voormalige echtgenoot, werden daardoor niet van het derdenverzet uitgesloten. Wel wordt daarmee afgeweken van artikel 1122, 2de lid, 3°, Ger.W., dat het recht op het instellen van derdenverzet door schuldeisers gevoelig beperkt. Door, in afwijking van artikel 1122, 2de lid, 3°, Ger.W., voor alle schuldeisers uitdrukkelijk het recht op derdenverzet te voorzien, staan de schuldeisers en de echtgenoot of voormalige echtgenoot dus op gelijke voet.

[1] Zie, betreffende de wetsgeschiedenis van art. 82, Faill.W. en de gevolgen van de verschoonbaarheid van de gefailleerde ten aanzien van de echtgenoot en voormalige echtgenoot: D. Pasteger, “Excusabilité du failli, libération du conjoint et protection de son patrimoine propre” (noot bij Cass. 24 februari 2011), TBH 2011, nr. 2011/9, p. 881-886; M. Vanmeenen, “Wet van 18 juli 2008 tot wijziging van artikel 82 Faill.W.: gevolgen van de verschoonbaarheid uitgebreid tot voormalige echtgenoten”, TBH 2008, nr. 2008/10, p. 931-933; M. Vanmeenen, “Tien jaar Belgisch insolventierecht: heden, verleden en toekomst” in B. Allemeersch en D. Lambrecht (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake faillissementsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 121-122, nr. 33; I. Verougstraete, Manuel de la continuité des entreprises et de la faillite, Waterloo, Kluwer, 2011, 763-767, nrs. 3.12.1.13.-3.12.1.19.
[2] Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Vennootschappen, BS 21 september 2002, p. 42.928.
[3] MvT, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1132/001, 9-12; verslag namens de Commissie voor de Justitie, Parl.St. Senaat 2001-02, nr. 2-877/8, 77; F. T'Kint en W. Derijcke, La faillite, Brussel, Larcier, 2006, 370, nr. 531.
[4] Luik 24 april 2008, JLMB 2008, 1244; Antwerpen 7 oktober 2010, RABG 2011, 638, TBH 2011, nr. 2011/6, p. 586; A. Dewilde, “Reparatiewet Faillissement”, RW 2002-03, (561), 576-577, nrs. 43-44; P. Taelman en S. Voet, “Rechtsmiddelen in het faillissementscontentieux” in Instituut Financieel Recht (ed.), Van alle markten. Liber Amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 851, nr. 20; M. Vanmeenen en B. Windey, “Recente wijzigingen inzake faillissement”, NjW 2002, (372), 377-379; I. Verougstraete, Manuel de la continuité des entreprises et de la faillite, Waterloo, Kluwer, 2011, 769, nr. 3.12.1.21.