Article

Rechtbank van koophandel Turnhout, 14/11/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/3, p. 311-312

Rechtbank van koophandel Turnhout 14 november 2011

VERZEKERINGEN
Landverzekeringsovereenkomst - Algemeen - Levensverzekering - Tak 23 - Voorwaarden afkoop - Informatieverplichting - Makelaar - Geen aansprakelijkheid
Wanneer uit de voorgebrachte stukken blijkt dat het voor elk normaal voorzichtig persoon duidelijk is dat het niet gaat om een risicoloze belegging, geen vast rendement wordt gegarandeerd en successen van het betreffende fonds in het verleden geen garantie bieden voor de toekomst, heeft de subagent geen fout begaan noch is hij tekort gekomen aan zijn informatieverplichting over een tak 23-product. Wanneer de verzekerden aanvoeren tot zelfs drie maal toe bepaalde documenten en verklaringen te hebben onderschreven zonder van de werkelijke inhoud ervan kennis te hebben genomen, hebben ze zelf nalatig gehandeld.
ASSURANCES
Contrat d'assurance - Généralités - Assurance vie - Branche 23 - Condition de rachat - Devoir d'information - Courtier - Pas de responsabilité
Lorsqu'il ressort des pièces déposées que pour chaque personne normalement prudente il est clair qu'il ne s'agit pas d'un placement sans risque, qu'aucun rendement fixe n'est garanti et que le succès du fonds dans le passé n'offre pas de garantie pour l'avenir, le sous-agent n'a commis aucune faute ni manqué à son devoir d'information relatif à un produit de la branche 23. Lorsque les assurés avancent qu'ils ont signé jusqu'à trois fois les documents et déclarations sans avoir pris connaissance du contenu effectif, ils ont eux-mêmes agi avec négligence.

G.V. en A.V . / DGM BVBA

Zet.: J. Verschaeren (rechter), G. Proost en J. Smet (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. K. Byl en J.-L. Schuermans, L. Smouts

(…)

3. Beoordeling

(…)

2. Relevante feiten

1. Op 16 mei 2008 werd door de heer en mevrouw V.-V. een inschrijvingsformulier ondertekend tot inschrijving op een TEP-Fund van Irish Life International, een zgn, 'tak 23-product'.

De heer en mevrouw V.-V. sloten aldus een overlijdensdekking af, meer bepaald een gezamenlijke levensverzekering, waarbij de uitkering diende betaald te worden bij het tweede overlijden.

DGM BVBA is daarbij opgetreden als 'sub-makelaar' van de firma Kobelco Luxembourg, namens wie de overeenkomst werd afgesloten.

Het beleggingsbedrag bedroeg 27.000 USD, dit werd betaald als een éénmalige koopsom. Het volledige bedrag werd belegd in het TEP-Fund.

De heer en mevrouw V.-V. ondertekenden het inschrijvingsformulier, waarbij onder punt 1 van het inschrijvingsformulier wordt vermeld dat de onderschrijvers de productbrochure en de technische bijlage hebben ontvangen en gelezen en bevestigen de kenmerken en de werking van het contract te begrijpen.

Aan deze overeenkomst is eveneens een 'verklaring van goed begrip' gekoppeld, waarin onder meer verklaringen zijn opgenomen m.b.t. het begrip en de aanvaarding van het beleggings- en financiële risico, evenals de vermelding dat zij begrijpen dat wanneer het fonds in niet-liquide activa is belegd, de afkoop geheel of gedeeltelijk kan worden uitgesteld.

2. Op 3 juni 2008 werd door de heer en mevrouw V.-V. een inschrijvingsformulier ondertekend voor een aanvullende premie ten bedrage van 50.000 USD met betaling van een éénmalige koopsom.

Hierbij worden gelijkaardige verklaringen weergegeven als vermeld in randnummer 1. Ook deze overeenkomst wordt namens Kobelco Luxembourg afgesloten.

Ook aan deze overeenkomst is een 'verklaring van goed begrip' gekoppeld.

Vervolgens werd op 16 juni 2008 het polisschema onderschreven voor het totaalbedrag van 77.000 USD.

3. Op 24 juli 2008 werd door de heer en mevrouw V.-V. opnieuw een inschrijvingsformulier ondertekend voor een aanvullende premie ten bedrage van 5.400 USD en 10.000 EUR. De bedragen werden weer betaald in de vorm van een éénmalige koopsom.

Het inschrijvingsformulier bevat dezelfde verklaringen aangaande het ontvangen van de productbrochure en de technische bijlage, de bevestiging van de kennis en het begrip van de kenmerken en de werking van het contract.

Ook aan deze overeenkomst is eveneens een 'verklaring van goed begrip' gekoppeld, waarin onder meer verklaringen zijn opgenomen m.b.t. het begrip en de aanvaarding van het beleggings- en financiële risico, anderzijds m.b.t. tot de aanvaarding dat wanneer het fonds in niet-liquide activa is belegd, de afkoop geheel of gedeeltelijk kan worden uitgesteld.

4. Op 18 november 2008 ondertekenen de heer en mevrouw V.-V. een incassoformulier tot gedeeltelijke afkoop. De gedeeltelijke afkoop wordt verzocht voor een bedrag van 72.000 USD.

Op 23 december 2008 wordt de opdracht tot gedeeltelijke afkoop geannuleerd door de heer en mevrouw V.-V.

Deze annulering wordt eveneens bevestigd in het schrijven van 23 december 2008.

Op 19 mei 2009 richt de raadsman van de heer en mevrouw V.-V. een schrijven aan Kobelco België en aan Kobelco Luxembourg. Zij werden daarbij in gebreke gesteld omdat zij zouden hebben gefaald in hun precontractuele informatieverplichtingen.

Op 20 juli 2009 zendt de raadsman van de heer en mevrouw V.-V. aan DGM BVBA een kopie van zijn schrijven van zelfde datum aan Kobelco België en aan Kobelco Luxembourg.

DGM BVBA wordt eveneens in gebreke gesteld wegens het beweerde niet naleven van de wetgeving inzake reclame en precontractuele informatieverstrekking inzake levensverzekeringen én wegens inbreuk op de artikelen 1382-1383 BW.

Kobelco België en Kobelco Luxembourg worden later in staat van faillissement verklaard.

3. De vordering

1. De heer en mevrouw V.-V. beklagen zich in essentie erover dat bij een vervroegde volledige of gedeeltelijke afkoop er van kapitaalgarantie geen sprake is.

De heer en mevrouw V.-V. argumenteren dat zij in de waan werden gebracht dat zij te allen tijde de polis konden afkopen met een kapitaalgarantie.

Anderzijds wijzen de heer en mevrouw V.-V. erop dat hen een jaarlijks rendement in het vooruitzicht zou zijn gesteld.

Volgens de heer en mevrouw V.-V. heeft DGM BVBA hen als professioneel ter zake van beleggingen foutief geïnformeerd, waardoor zij schade hebben geleden.

DGM BVBA stelt daartegen dat er slechts sprake is van kapitaalgarantie bij het einde van de overeenkomst, nl. het tweede overlijden.

DGM BVBA betwist een pre- dan wel extra-contractuele fout te hebben begaan.

2. Vooreerst merkt de rechtbank op dat de pre- zowel als de extra-contractuele aansprakelijkheid een toepassing zijn van artikelen 1382 e.v. BW (vgl. Cass. 10 december 1981, Arr.Cass. 1981-82, 502).

Uit de bewoordingen van artikel 7 van de overeenkomst blijkt niet dat er een kapitaalgarantie werd verstrekt bij volledige afkoop. De lezing van artikel 7.1 en 7.2 leert dat de afkoopwaarde gebaseerd is op de realisatiewaarde van het fonds op de dag na de vraag tot volledige afkoop dan wel afhankelijk is van wel bepaalde en vermelde voorwaarden en kosten.

DGM BVBA stelt terecht dat de kapitaalgarantie zich pas dient te stellen op het einde van de overeenkomst.

Van enig gegarandeerd rendement is evenmin sprake.

Beide partijen zijn het trouwens erover eens dat het betreffende fonds een zgn, 'tak 23-product' is.

Het belangrijkste verschil tussen tak 21 en tak 23 is het in principe ontbreken van de waarborg van een gegarandeerd kapitaal en rendement. Bij de tak 21-formule is die waarborg er wel, bij de tak 23-producten niet. Een tak 23-product is een levensverzekering gekoppeld aan beleggingsfondsen, waarbij het rendement afhankelijk is van de prestaties van die fondsen.

3. De heer en mevrouw V.-V. bewijzen niet dat DGM BVBA enige fout zou hebben begaan of te kort zou zijn gekomen aan haar informatieverplichting.

De lezing van de voorgebrachte stukken leert de rechtbank dat het voor elk normaal voorzichtig persoon duidelijk is dat het niet gaat om een risicoloze belegging, geen vast rendement wordt gegarandeerd en successen van het betreffende fonds in het verleden geen garantie bieden voor de toekomst.

Wanneer zij aanvoeren tot zelfs 3 maal toe bepaalde documenten en verklaringen te hebben onderschreven zonder van de werkelijke inhoud ervan kennis te hebben genomen, hebben de heer en mevrouw V.-V. zelf nalatig gehandeld, des te meer daar er geen enkel bewijs voorligt dat DGM BVBA druk of dwang zou hebben aangewend om tot ondertekening over te gaan.

De heer en mevrouw V.-V. moeten bijgevolg verondersteld worden met de nodige kennis van zaken te hebben gehandeld.

Aldus is de rechtbank van oordeel dat DGM BVBA een pre- noch extra-contractuele fout heeft begaan in haar optreden als tussenpersoon tot het afsluiten van de betreffende overeenkomst.

Indien de heer en mevrouw V.-V. schade zouden hebben geleden liggen zij zelf aan de oorsprong ervan.

Bij gebrek aan aanwijsbare fout in hoofde van DGM BVBA c.q. in oorzakelijk verband staande schade in hoofde van de heer en mevrouw V.-V. acht de rechtbank de vordering ongegrond.

(…)