Article

Hof van Cassatie, 03/06/2011, R.D.C.-T.B.H., 2012/10, p. 985-986

Hof van Cassatie 3 juni 2011

MEDEDINGING
Belgisch mededingingsrecht - Procedure - Rechtspleging - Algemene beginselen van procesrecht - Eerlijk proces - EVRM/Rechten - Vrijheden - Eerlijk proces - Artikel 6 - Toegang tot een rechter
Het hof van beroep te Brussel geniet, in het kader van hogere beroepen tegen de beslissingen van de Raad voor de Mededinging over volle rechtsmacht. Dat betekent dat het hof zijn eigen beslissing volledig in de plaats kan stellen van deze van de Raad voor de Mededinging en die laatste beslissing niet alleen kan vernietigen maar ook hervormen en een beslissing nemen die de aangevochten beslissing vervangt.
Wanneer een hoger beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van de Raad voor de Mededinging waarin een restrictieve praktijk wordt vastgesteld en een boete wordt opgelegd, is het hof van beroep te Brussel niet verplicht een nieuw onderzoek te voeren of te beslissen om uit eigen beweging elementen uit het onderzoek aan een debat te onderwerpen met het oog op de vaststelling van de inbreuk; het mag, wat de rechtspleging betreft, de toetsing beperken tot onder meer de vragen of de procedurevoorschriften en de motiveringsvereiste in acht zijn genomen en mag ook, wat de grond van de zaak betreft, de toetsing beperken tot de vraag of de feiten juist zijn weergegeven, of er geen sprake is van een kennelijke onjuiste beoordeling van de feiten en of de juridische kwalificatie van de feiten juist is, waarbij het hof van beroep beoordeelt of de aangevoerde bewijsstukken het relevante feitenkader vormen voor de beoordeling van de inbreuk en de daaruit getrokken conclusies kunnen dragen.
CONCURRENCE
Droit belge de la concurrence - Procédure - Principes généraux de droit procédural - Procès équitable - Droits de l'homme - CEDH/Droits - Libertés - Procès équitable - Article 6 - Accès à un tribunal
La cour d'appel de Bruxelles jouit, dans le cadre d'un appel dirigé contre une décision du Conseil de la concurrence, d'un pouvoir de pleine juridiction. Cela implique que la cour peut substituer entièrement son appréciation à celle du Conseil de la concurrence et qu'elle peut non seulement annuler mais aussi réformer la décision faisant l'objet de l'appel et rendre une décision qui remplace celle-ci.
Lorsqu'un appel est formé contre une décision du Conseil de la concurrence qui constate une pratique restrictive et qu'une amende est infligée, la cour d'appel de Bruxelles n'est pas obligée de procéder à une nouvelle instruction ou de décider de soumettre de son propre chef des éléments de l'instruction aux débats en vue de la constatation de l'infraction; en ce qui concerne la procédure, elle peut limiter le contrôle notamment aux questions de savoir si les prescriptions de la procédure et l'obligation de motivation sont respectées. Elle peut aussi, quant au fond de la cause, limiter son contrôle à la question de savoir si les faits sont reproduits de manière exacte, si l'appréciation des faits n'est pas manifestement inexacte et si la qualification juridique des faits est exacte, la cour d'appel appréciant si les preuves apportées constituent le cadre factuel pertinent en vue de l'appréciation de l'infraction et peuvent servir de base aux conclusions qui en sont tirées.

Honda Motor Europe (North) Gmbh / Belgische Staat, Occasiemarkt BVBA, Erx NV, Delta Motorcycle NV, Maaskant Motors NV, Moto's Deschouwer NV, Quality Bikes BVBA, Auto-Moto Center Caset NV en D.V.P.

Zet.: E. Forrier (afdelingsvoorzitter), E. Dirix, A. Fettweis, G. Jocqué en A. Bloch (raadsheren)
OM: Ch. Vandewal (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. C. De Baets en P. Wouters

(...)

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste middel

1. Krachtens artikel 75 wet economische mededinging 2006, kan tegen de beslissingen van de Raad voor de Mededinging en van de voorzitter, alsmede tegen stilzwijgende beslissingen tot toelating van concentraties door het verstrijken van de in de artikelen 58 en 59 bepaalde termijnen, beroep worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, behalve wanneer de Raad voor de Mededinging een beslissing neemt met toepassing van artikel 79. Het hof van beroep doet uitspraak met volle rechtsmacht inzake de vermeende restrictieve praktijken en desgevallend inzake de opgelegde sancties evenals inzake de toelaatbaarheid van concentraties. Het hof van beroep kan de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sedert de aangevochten beslissing van de Raad in overweging nemen. Het hof van beroep kan geldboetes en dwangsommen opleggen volgens de bepalingen zoals bedoeld in afdeling 8 van hoofdstuk IV van de wet.

2. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het hof van beroep te Brussel zijn eigen beslissing in de plaats kan stellen van de beslissing van de Raad voor de Mededinging, zowel inzake restrictieve mededingingspraktijken als inzake concentraties en dat het rekening kan houden met de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sedert de aangevochten beslissing van de Raad.

In beginsel kan het hof van beroep, volgens de parlementaire voorbereiding, zijn beoordeling volledig in de plaats stellen van deze van de Raad voor de Mededinging en kan het de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld niet alleen vernietigen maar ook hervormen en een beslissing nemen die de aangevochten beslissing vervangt.

3. Het hof van beroep te Brussel heeft, ook al bezit het een volle rechtsmacht, nochtans een specifieke rol in de handhaving van de wet over de mededinging die niet onbeperkt kan vereenzelvigd worden met de rol van de Raad voor de Mededinging.

Wanneer een onbeperkt hoger beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van de Raad over een restrictieve mededingingspraktijk waarbij een restrictieve praktijk wordt vastgesteld en een boete wordt opgelegd, is het hof van beroep te Brussel niet verplicht een nieuw onderzoek te voeren of te beslissen om uit eigen beweging elementen uit het onderzoek aan een debat te onderwerpen met het oog op de vaststelling van de inbreuk.

Het mag, wat de rechtspleging betreft, de toetsing beperken tot onder meer de vragen of de procedurevoorschriften en de motiveringsvereiste in acht zijn genomen. Het mag ook, wat de grond van de zaak betreft, de toetsing beperken tot de vraag of de feiten juist zijn weergegeven, of er geen sprake is van een kennelijke onjuiste beoordeling van de feiten en of de juridische kwalificatie van de feiten juist is, waarbij het hof van beroep beoordeelt of de aangevoerde bewijsstukken het relevante feitenkader vormen voor de beoordeling van de inbreuk en de daaruit getrokken conclusies kunnen dragen.

Het moet op grond van de door het hof van beroep zelf of door de Raad als vaststaande aangenomen feiten oordelen of de restrictieve praktijk vaststaat of niet. Het moet zelf bepalen of op grond van de aangehouden gegevens een eventuele geldboete verschuldigd is en van welke omvang.

4. Het middel gaat volledig ervan uit dat het hof van beroep te Brussel dezelfde opdracht en taak heeft als de Raad voor de Mededinging en verplicht is de zaak zelf zonder beperking te beoordelen.

Het middel faalt in zoverre naar recht.

5. Voor het overige gaat het middel ervan uit dat het begrip volle rechtsmacht dat het EHRM hanteert in zaken van administratieve sancties uitgesproken door het bestuur die als een straf in de zin van artikel 6 EVRM zouden gelden, ook toepasselijk zou zijn bij de beoordeling van de uitspraak van een administratief rechtscollege zoals de Raad voor de Mededinging, maar geeft hierover geen enkele uitleg.

Het middel is in zoverre niet ontvankelijk.

(...)

Dictum

HET HOF,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres in de kosten.

(...)