Article

Hof van beroep Brussel, 12/04/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/9, p. 934-936

Hof van beroep Brussel 12 april 2011

CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Algemeen - Partij - Artikel 5, 6de lid WCO - Tussenkomst overeenkomstig artikelen 812-814 Ger.W. - Heropening debat
Het hof van beroep acht het noodzakelijk om het debat te heropenen opdat partijen standpunt kunnen innemen omtrent de hoedanigheid van partij van de appellant.
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Généralités - Partie - Article 5, 6ème alinéa LCE - Intervention conformément aux articles 812-814 C.jud. - Réouverture des débats
La cour d'appel estime nécessaire de rouvrir les débats pour que les parties puissent prendre position concernant la qualité de partie de l'appelant.

BVBA Cleerpool / NV Romarco

Zet.: B. Lybeer, C. Van Santvliet en E. Herregodts (raadsheren)
Pl.: Mrs. B. Welkenhuysen en G. Van Passel loco E. Van Gaver

Het hoger beroep is gericht tegen een vonnis d.d. 16 september 2010 dat door de rechtbank van koophandel te Leuven werd uitgesproken.

Het verzoekschrift tot hoger beroep werd tijdig neergelegd ter griffie van het hof op 24 september 2010.

De raadslieden van partijen werden gehoord op de openbare terechtzitting van 22 maart 2011.

De heer Alex Verhegge, substituut procureur-generaal, werd gehoord in zijn mondeling advies op dezelfde zitting.

Aan partijen werd de mogelijkheid geboden om hun opmerkingen op dit advies te geven.

I. Procedurevoorgaanden en voorwerp van het hoger beroep

1. Appellante heeft ter griffie van de rechtbank van koophandel te Leuven op 24 februari 2010 een verzoekschrift tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie neergelegd.

Bij beschikking van 24 februari 2010 van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Leuven wordt de heer André Collaer aangesteld als gedelegeerd rechter.

2. Bij vonnis van 11 maart 2010 van de rechtbank van koophandel te Leuven wordt aan appellante het voordeel verleend van de procedure van gerechtelijke reorganisatie voor het geheel van haar activiteiten met het oog op het bekomen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan overeenkomstig de artikelen 44 tot 58 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (hierna: WCO).

Er wordt aan appellante een opschorting verleend tot 9 september 2010.

Overeenkomstig artikel 24, § 3 WCO bepaalt het vonnis van 11 maart 2010 dat op donderdag 2 september 2010, behoudens verlenging van de opschorting, de terechtzitting zal plaatsvinden waarop zal overgegaan worden tot de stemming over het reorganisatieplan en geoordeeld zal worden over de homologatie.

Conform artikel 13 WCO wordt de heer Johan Mommaerts, advocaat, aangesteld als ondernemingsbemiddelaar met als opdracht bijstand te verlenen bij het opstellen van het reorganisatieplan.

Op 23 maart 2010 en 17 mei 2010 werden er vergaderingen gehouden met de ondernemingsbemiddelaar en de gedelegeerd rechter.

Op 17 augustus 2010 heeft appellante een reorganisatieplan op de griffie van de rechtbank van koophandel te Leuven neergelegd.

De schuldeisers van appellante worden door de griffie opgeroepen voor de stemming over het ingediende plan op de zitting van 2 september 2010.

3. Op 1 september 2010 legt de gedelegeerd rechter zijn verslag neer. Zijn conclusie luidt als volgt:

“Gedurende de periode van de voorbije zes maanden werd geen medewerking verleend door de BVBA Cleerpool.

Gevraagde gegevens en documenten werden nooit verstrekt.

Van het voorgesteld reorganisatieplan werd niets verwezenlijkt, buiten enkele volmachten.

Met dergelijke houding en werkwijze kan de WCO nooit slagen.

Ik heb geen enkel element om iets positiefs te formuleren en kan in ondergeschikte orde geen gunstig advies verlenen voor een mogelijke verlenging van de WCO.”

4. Op 2 september 2010 legt geïntimeerde een verzoekschrift neer tot vrijwillige tussenkomst.

ING België en ING Equipment Lease Belgium hebben een conclusie neergelegd op 2 september 2010. Appellante heeft op deze conclusie geantwoord en haar repliek uiteengezet in een conclusie die zij eveneens op 2 september 2010 heeft neergelegd.

Op de terechtzitting van 2 september 2010 wordt er tot de stemming van schuldeisers overgegaan.

Het debat wordt gesloten en de zaak wordt in beraad genomen.

5. Het bestreden vonnis wordt op 16 september 2010 uitgesproken.

Ter zitting van 2 september 2010 hebben 33 aanwezige of geldig vertegenwoordigde schuldeisers het reorganisatieplan goedgekeurd. Zij vertegenwoordigen samen een schuldvordering van 1.618.671 EUR. Ter zitting van 2 september 2010 hebben 9 schuldeisers het reorganisatieplan afgekeurd. Zij vertegenwoordigen volgens de door appellante neergelegde lijst van schuldeisers een bedrag van 329.604,52 EUR.

Schuldeiser ING laat gelden dat haar schuldvordering niet voor het correcte bedrag in de lijst van schuldeisers is opgenomen. De vordering van ING Equipment Lease zou zelfs helemaal niet zijn opgenomen in de lijst. Het bestreden vonnis verwerpt deze grieven omdat zij niet tijdig aanhangig zijn gemaakt conform artikel 46 WCO.

ING formuleert eveneens bezwaren tegen de volmachten die worden neergelegd door de NV Cleerbeek, de NV Cleerhome en de NV Cleerwyck. Deze drie schuldeisers doen afstand van hun schuldvordering ten aanzien van de BVBA Cleerpool voor een bedrag van 1.310.145,63 EUR respectievelijk 42.211,13 EUR en 16.000 EUR. Gelet op de belangenvermenging tussen de verschillende vennootschappen van de groep en het niet respecteren van de regels inzake de belangenconflicten verzoekt ING dat geen rekening zou worden gehouden met de genoemde volmachten, minstens dat het reorganisatieplan niet zou worden gehomologeerd omdat de door de WCO opgelegde pleegvormen niet werden nageleefd en omdat openbare orde wordt geschonden.

Het bestreden vonnis verwerpt de grief inzake de volmachten gelet op het mandaat ad litem van de raadsman die optreedt voor de drie genoemde schuldeisers. De andere grief wordt door het bestreden vonnis wel aanvaard. Gelet op de manifeste belangenvermenging en de schending van artikel 523 W.Venn. wordt de homologatie van het reorganisatieplan geweigerd wegens schending van de openbare orde.

6. Appellante vordert in graad van hoger beroep een hervorming van het bestreden vonnis. Zij vordert over te gaan tot de homologatie van het reorganisatieplan. In ondergeschikte orde, verzoekt zij een verlenging van de termijn van opschorting van 6 maanden toe te staan.

Geïntimeerde verzoekt het hoger beroep af te wijzen en vraagt een bevestiging van het bestreden vonnis.

II. Beoordeling

7. Het hoger beroep tegen het vonnis inzake homologatie wordt ingesteld bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof, binnen 8 dagen na de kennisgeving van het vonnis, en wordt gericht tegen de schuldenaar of tegen de schuldeisers, naargelang het geval (art. 56 WCO).

Het hof stelt vast dat ING en ING Equipment Lease in eerste aanleg een conclusie hebben neergelegd met daarin hun middelen tot het niet toelaten van bepaalde schuldeisers tot de stemming en de afwijzing van het verzoek tot homologatie. Appellante heeft op deze middelen geantwoord in een conclusie die eveneens werd neergelegd. De rechtbank van koophandel heeft in het bestreden vonnis deze opgeworpen middelen ook onderzocht en beantwoord en de homologatie geweigerd op basis van de door ING en ING Equipment Lease opgeworpen middelen.

Het hof acht het nodig dat partijen standpunt innemen over de vraag of ING en ING Equipment Lease hierdoor geen partij in het geding zijn geworden. Indien het antwoord bevestigend is, stelt zich navolgend de vraag naar de ontvankelijkheid van het door appellante ingestelde hoger beroep.

Het hof verwijst in dit verband naar de rechtspraak van het hof van beroep te Luik en het hof van beroep te Brussel (9de kamer) volgens dewelke het neerleggen door een schuldeiser van een conclusie met daarin de middelen tot afwijzing van het verzoekschrift tot homologatie en de mogelijkheid van de schuldenaar om hierop te antwoorden, kan worden gelijkgesteld met een verzoek tot vrijwillige tussenkomst, niettegenstaande het feit dat het neergelegde geschrift niet als een verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst is betiteld (Brussel 16 december 2010, nr. F-20101216-12 (2010/AR/2935), opgenomen in Juridat en de verwijzingen opgenomen in A. Zenner e.a., La loi relative à la continuité des entreprises. A l'épreuve de sa première pratique, Larcier, 2010, p. 68).

Het hof acht het noodzakelijk hiervoor het debat te heropenen opdat partijen hieromtrent standpunt zouden kunnen innemen.

Om deze redenen

HET HOF, rechtdoende na tegenspraak,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;

Alvorens recht te doen,

Heropent het debat teneinde partijen toe te laten standpunt in te nemen over de door het hof in dit arrest opgeworpen vragen,

Verleent aan appellante een termijn tot en met 3 mei 2011 om een syntheseconclusie neer te leggen en mee te delen aan de andere partij,

Verleent aan geïntimeerde een termijn tot en met 24 mei 2011 om een syntheseconclusie neer te leggen en mee te delen aan de andere partij,

Stelt de zaak vast voor pleidooi op de openbare terechtzitting van 6 juni 2011 om 10.50 uur (30' - zaal 0.22).

Houdt de beslissing over de kosten aan.

(…)


Note / Noot

Zie artikel van A. Van Hoe en M.-A. Vreven, “Knelpunten bij de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord”, in dit nummer, p. 853.