Grondwettelijk Hof 28 april 2011
VERZEKERINGEN
Verzekeringsbemiddeling - Controle
|
NV K.C. en V.K. / CBFA
Rolnr.: 4926 |
Zaak: nr. 56/2011 |
In dit arrest antwoordt het Grondwettelijk Hof bevestigend op één van de drie prejudiciële vragen gesteld door de Raad van State over de artikelen 3 en 10 van de wet verzekeringsbemiddeling in het kader van een geschil tussen een verzekeringstussenpersoon en de CBFA. Op basis van deze artikelen mag de functie van 'verantwoordelijke voor distributie' niet worden uitgeoefend door personen die niet onder het beroepsverbod uit artikel 10, 3° van de wet verzekeringsbemiddeling [1] vallen. Na te hebben vastgesteld dat de verantwoordelijke voor de distributie zich in casu in een van de gevallen van het beroepsverbod bevond, werd de inschrijving van de betrokkene verzekeringstussenpersoon eerst geschorst en later geschrapt door de CBFA.
Het Hof besluit dat het automatische karakter van dit verbod aanvaard kan worden, maar dat het “gelet op de gevolgen van het [...] verbod voor de kansen op sociale re-integratie [...] kennelijk onevenredig streng [is] om de duur van dat verbod niet te beperken [...]” (eigen benadrukking). Het ontkent echter dat er in voorkomend geval een onderscheid moet gemaakt worden tussen misdrijven die verband houden met de beroepsactiviteit en misdrijven die er geen verband mee houden omdat beide de vertrouwensrelatie tussen de tussenpersoon en de verzekerde kunnen schaden. Volgens het Hof moet er evenmin een onderscheid gemaakt worden naar gelang de ernst of anciënniteit van de veroordeling.
[1] | Wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekering- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, BS 14 juni 1995, p. 17.029. |