Article

Actualité : Hof van beroep Gent, 14/03/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/7, p. 730-731

Hof van beroep Gent 14 maart 2011

VENNOOTSCHAPPEN
Gewone commanditaire vennootschap - Aansprakelijkheid vennoten
Zaak: nr. 2009-AR-3302

Op 28 juni 2001 werd een gewone commanditaire vennootschap in staat van faillissement verklaard. Op 8 februari 2005 verklaarde de rechtbank van koophandel te Turnhout de beherende vennoot eveneens in staat van faillissement. De betrokken beherende vennoot betwistte zijn hoedanigheid van koopman en werd daarin gevolgd door het hof van beroep te Antwerpen. Het Hof van Cassatie verbrak het arrest van het hof van beroep bij arrest van 19 december 2008 (zie TBH 2009, afl. 9, p. 938, noot M. Coipel; vgl. Cass. (1ste k.), 15 april 2011, AR C.10.0544.N). Het Hof van Cassatie verwees naar artikel 205 W.Venn. dat stelt dat de vennootschap een vennootschap onder firma is ten aanzien van de onbeperkt aansprakelijke vennoten en een gewone commanditaire vennootschap ten aanzien van de geldschieters. Het Hof van Cassatie stelt dat alle vennoten van een vennootschap onder firma als kooplieden moeten worden beschouwd. Zij ontlenen die hoedanigheid aan hun lidmaatschap van de vennootschap. De faillietverklaring van een vennootschap onder firma impliceert dat is vastgesteld dat alle vennoten hebben opgehouden te betalen en dat hun krediet is geschokt. Aldus moeten volgens het Hof van Cassatie ook de beherende vennoten van de gewone commanditaire vennootschap als kooplieden worden beschouwd en heeft de faillietverklaring van de gewone commanditaire vennootschap het faillissement van de beherende vennoten tot gevolg.

Het hof van beroep van Gent volgt de redenering van het Hof van Cassatie. De betrokken beherende vennoot betwist dat hij koopman is en stelt dat hij alleszins niet meer als een koopman kon worden beschouwd op het ogenblik van het faillissementsvonnis van 8 februari 2005 of binnen de zes maanden voordien. Bovendien houdt de beherende vennoot voor dat er in zijnen hoofde geen sprake is van staking van betaling en wankelen van krediet. Dit is volgens het hof van beroep te Gent allemaal niet relevant. Door het faillissement van de commanditaire vennootschap op 28 juni 2001 stond immers meteen ook vast dat de beherende vennoot zelf in staat van faillissement was en dat alle faillissementsvoorwaarden in zijnen hoofde waren vervuld. Waar het faillissement van de commanditaire vennootschap automatisch het faillissement van de betrokken beherende vennoot tot gevolg had, creëerde het faillissementsvonnis van 8 februari 2005 niet het faillissement van de beherende vennoot, maar stelde het eigenlijk gewoon vast. Deze laatste conclusie is voor discussie vatbaar: het feit dat het faillissement van de gewone commanditaire vennootschap automatisch inhoudt dat de beherende vennoot heeft opgehouden te betalen, betekent immers nog niet dat hij effectief door een vonnis (met respect voor de toepasselijke procedurevereisten) failliet is verklaard.