Hof van Cassatie 22 november 2010
FAILLISSEMENT
Beheer van het faillissement - Aanwijzing van de curator - Belangenconflict
Artikel 1 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 21 november 2007 betreffende de aanvaarding van de gerechtelijke mandaten heeft geen uitstaans met de aanstelling door de rechtbank van een advocaat als curator, maar op de op deze laatste hierbij rustende deontologische plicht.
De enkele omstandigheid dat onderscheiden gefailleerden, voor wie een zelfde curator wordt aangesteld, schuldvorderingen op elkaar hebben, impliceert niet dat in hoofde van die curator een tegenstrijdigheid van belangen ontstaat in de zin van artikel 30 van de faillissementswet die zijn aanstelling in de weg staat.
|
FAILLITE
Administration de la faillite - Désignation du curateur - Conflit d'intérêts
L'article 1er du règlement de l'Ordre des barreaux néerlandophones de Belgique du 21 novembre 2007 relatif à l'acceptation de mandats judiciaires règle non la désignation par le tribunal d'un avocat en qualité de curateur mais les obligations déontologiques incombant à celui-ci au cours de ce mandat.
La seule circonstance que plusieurs des faillis à l'égard desquels un seul et même curateur a été désigné aient des créances les uns sur les autres n'implique pas qu'il y ait, dans le chef du curateur, un conflit d'intérêts au sens de l'article 30 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, qui ferait obstacle à sa désignation.
|
City Gardens 5, 9, 10, 17, 19, 20, Group OGC 1871, Immo 3ML en P.K. / Dexia Bank België en V.L. e.a., curatoren City Gardens 5, 9, 10, 17, 19, 20, Group OGC en Immo 3ML
Zet.: R. Boes (voorzitter), E. Dirix, B. Deconinck, A. Smetryns en K. Mestdagh (raadsheren) |
OM: R. Mortier (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. B. Maes, C. De Baets en H. Geinger |
I. | Rechtspleging voor het Hof |
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 29 januari 2009 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen.
De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 26 oktober 2010 verwezen naar de 3de kamer.
Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.
II. | Cassatiemiddelen |
De eiseressen voeren in hun verzoekschrift drie middelen aan.
Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
Eerste middel |
1. De appelrechters stellen vast dat de eerste verweerster op 27 september 2007 een vordering tot faillietverklaring heeft ingesteld wegens het niet terugbetalen van door haar verleende kredieten. Door te oordelen dat de eerste verweerster op 16 oktober 2007 tegenover alle eiseressen over een opeisbare en vaststaande schuldvordering beschikte die provisioneel wordt begroot op minstens één miljoen euro, zonder dat wordt vastgesteld dat zich tussen 27 september 2007 en 16 oktober 2007 enige wijziging heeft voorgedaan, geven de appelrechters te kennen dat deze schuldvordering reeds op 27 september 2007 bestond.
Het middel berust op een onjuiste lezing van het arrest en mist derhalve feitelijke grondslag.
Tweede middel |
Eerste onderdeel |
2. De appelrechters verwerpen en beantwoorden het bedoelde verweer met de redenen vermeld onder randnummer X van het arrest.
Het onderdeel mist feitelijke grondslag.
Tweede onderdeel |
3. Artikel 1 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 21 november 2007 heeft geen uitstaans met de aanstelling door de rechtbank van een advocaat als curator, maar op de op deze laatste hierbij rustende deontologische plicht.
Het onderdeel is in zoverre niet ontvankelijk.
4. De enkele omstandigheid dat onderscheiden gefailleerden, voor wie een zelfde curator wordt aangesteld, schuldvorderingen op elkaar hebben, impliceert niet dat in hoofde van die curator een tegenstrijdigheid van belangen ontstaat in de zin van artikel 30 van de faillissementswet die zijn aanstelling in de weg staat.
In zoverre het onderdeel van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt het naar recht.
Derde middel |
Eerste onderdeel |
5. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eerste verweerster de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de eiseres sub 9 heeft aangevoerd om reden dat de eiseres sub 9 in haar hoedanigheid van bestuurder geen eigen belang had dat onderscheiden is van de vennootschap.
Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de appelrechters het hoger beroep van de eiseres sub 9 niet ontvankelijk verklaarden op een grond die niet in het debat was, mist feitelijke grondslag.
Tweede onderdeel |
6. De appelrechters die vaststellen dat de eiseres sub 9 als zaakvoerder van de eiseres sub 8 is tussengekomen in het door deze vennootschap ingestelde verzet en de eiseres sub 8 reeds vóór het door de eiseres sub 9 neergelegde verzoekschrift hoger beroep had ingesteld en voorts oordelen dat de eiseres sub 9 geen onderscheiden belang meer had om in de vermelde hoedanigheid nog afzonderlijk hoger beroep in te stellen, beslissen op wettige wijze dat het hoger beroep van de eiseres sub 9 niet ontvankelijk is.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseressen in de kosten.
Bepaalt de kosten op de som van 1.066,81 EUR jegens de eisende partij, op de som van 314,74 EUR jegens de verwerende partij sub 1 en op de som van 314,74 EUR jegens de verwerende partijen sub 2 tot en met 25.
(…)