Article

Actualité : Hof van beroep Brussel (8ste k.), 18/01/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/5, p. 501-502

Hof van beroep Brussel (8ste k.)18 januari 2011

INSOLVENTIE
Faillissement - Algemeen - Kosten en ereloon curator - Provisie
Zaak: nr. 2010/QR/85

De curator legde een verzoekschrift neer voor de rechtbank van koophandel te Brussel tot vaststelling van haar ereloon voor de verkoop van een onroerend goed, behorend tot het actief van de failliete boedel. Appellante verzocht daarbij de rechtbank van koophandel om haar toe te laten een provisie op haar ereloon op te nemen, en dit vooraleer tot de rangregeling van de verkoop van het onroerend goed werd overgegaan en dus vanzelfsprekend ook voor de afsluiting van het faillissement.

De eerste rechter oordeelde dat het verzoek van de curator voorbarig was bij gemis aan toepasselijk tarief en dat het onmogelijk was dat de rechtbank zou beschikken over een toekomstig tarief. De eerste rechter verwees daarbij naar de praktische problemen dewelke - volgens haar - voortvloeien uit de toepassing van het arrest van het hof van beroep te Brussel d.d. 11 mei 2010 waarin het hof stelde dat voor faillissementen uitgesproken vanaf 1 januari 1998 de (gewone en bijzondere) erelonen/administratieve kosten van de curatoren dienen te worden bepaald volgens het barema dat van toepassing is op de dag van het afsluiten van het faillissement.

Krachtens artikel 6 van het KB van 10 augustus 1998 heeft de curator in afwijking van de artikelen 2 en 3 van dit KB, wanneer door zijn toedoen onroerende goederen worden verkocht die met hypotheken zijn bezwaard, recht op een afzonderlijk ereloon ten laste van de betrokken schuldeisers in verhouding tot hun rechten.

Het hof overweegt dat vooraleer tot de rangregeling van de verkoop van het onroerend goed kan worden overgegaan de notaris dient te beschikken over het ereloon van de curator; dat immers, wanneer de curator van een faillissement een goed heeft verkocht waarop een bijzonder voorrecht of een hypotheek betrekking heeft, de kosten en de honoraria van de curator, die door de tegeldemaking noodzakelijk zijn gemaakt, eerst van de opbrengst van die tegeldemaking worden afgenomen, en niet van de hele opbrengst van de tegeldemaking van alle activa. Derhalve dient de curator aldus een afzonderlijk verzoekschrift tot begroting van het ereloon op de verkoop van een onroerend neer te leggen, alvorens de notaris tot de rangregeling kan overgaan, waarna de curator vervolgens kan overgaan tot de afsluiting van het faillissement.

Komt daar nog bij, aldus het hof, dat indien de prijs van de verkoop van het bezwaarde goed om één of andere reden niet onmiddellijk uitbetaald wordt aan de bevoorrechte schuldeiser, laatstgenoemde verder aanspraak kan maken op de conventionele interesten. Ingevolge de niet-begroting van het ereloon van de curator zou de hypothecaire schuldvordering vergroten, hetgeen aldus de verzwaring van het faillissement zou inhouden.

Het hof oordeelt dan ook dat het afzonderlijk ereloon van de curator waarvan sprake in artikel 6 van het KB van 10 augustus 1998 ingevolge de verkoop door haar toedoen van het onroerend goed afhangend van dit faillissement, is te begroten en dit volgens het op datum van het door de curator voor de eerste rechter neergelegde verzoekschrift gangbare barema.