Article

Intellectuele rechten – Kwekersrechten – Algemeen, R.D.C.-T.B.H., 2011/5, p. 499-500

INTELLECTUELE RECHTEN

Kwekersrechten - Algemeen

Wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten (BS 25 februari 2011)

Een wet van 10 januari 2011 wijzigt het Belgisch kwekersrecht om het in overeenstemming te brengen met de akte van 1991 van het internationaal verdrag tot bescherming van Kweekproducten (UPOV 1991). In de nieuwe wet wordt de kwekersrechtelijke bescherming zowel qua voorwerp als de duur uitgebreid, worden een aantal bepalingen verduidelijkt en wordt het kwekersrecht aangepast aan de technologische evolutie.

In het Belgisch Staatsblad van 25 februari 2011 werd de wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten gepubliceerd. Deze wet zal de wet van 20 mei 1975 met dezelfde titel vervangen, nadat de Koning voor elk artikel van de wet de inwerkingtreding zal hebben bepaald en de noodzakelijke uitvoeringsbesluiten heeft opgesteld.

De thans geldende wet van 1975 voorziet in een nationale bescherming voor kweekproducten door een intellectueel eigendomsrecht. Deze wet van 1975 werd gebaseerd op het oorspronkelijke verdrag tot bescherming van kweekproducten van 1961 (UPOV) en de aanvullende akte van 1972. Met de verordening (EG) nr. 2011/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautair kwekersrecht werd naast het nationaal kwekersrecht ook een communautaire beschermingsregeling voor kweekproducten ingevoerd.

Het doel van de nieuwe wet is de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met het internationaal verdrag tot bescherming van kweekproducten zoals herzien in de akte van 19 maart 1991 (UPOV 1991). De wet wil hiermee een internrechtelijk beschermingsniveau aanbieden dat gelijk is aan het beschermingsniveau op communautair vlak. De structuur van de wet sluit aan op de verordening inzake het communautair kwekersrecht die eveneens gebaseerd is op UPOV 1991.

De nieuwe wet verleent bescherming aan kwekers van nieuwe rassen, ondanks de titel die verwijst naar 'kweekproducten'. De nieuwe wet introduceert de algemene definitie van het begrip 'ras' en vervangt daarmee de opsomming van voorbeelden uit de huidige wet. Waar vroeger als 'kweker' kon worden aangeduid degene die een nieuw ras gewonnen of gevonden heeft, is thans vereist dat de kweker die een ras ontdekt het ook heeft ontwikkeld om voor bescherming in aanmerking te komen.

Voor bescherming komen in aanmerking rassen van alle botanische geslachten en soorten, met inbegrip van onder meer hun hybriden. Het voorwerp van de bescherming wordt hiermee uitgebreid tot heel het plantenrijk en is niet langer beperkt tot de rassen van soorten die voorkomen op een erkende lijst zoals thans het geval is. In de nieuwe wet vallen onder het kwekersrecht ook rassen die in wezen afgeleid zijn van het beschermde ras, rassen die zich niet duidelijk onderscheiden van het beschermde ras en rassen waarbij het beschermde ras herhaaldelijk nodig is voor de productie.

Het kwekersrecht wordt verleend wanneer het ras onderscheidbaar, homogeen, bestendig en nieuw is. De voorwaarde inzake nieuwheid heeft betrekking op de commercialisering. Er geldt een gratieperiode van één jaar op Belgisch grondgebied en van vier jaar buiten Belgisch grondgebied.

De aan de kweker voorbehouden handelingen hebben naast de rascomponenten thans ook betrekking op oogstmateriaal en de producten die rechtstreeks op basis van oogstmateriaal zijn vervaardigd. De toestemming van de kweker moet worden gevraagd voor eender welke voortbrenging, vermeerdering, bewaring en commercialisering van rascomponenten, oogstmateriaal of eindproducten, ongeacht het oogmerk. De beperking van de voortbrenging van teeltmateriaal 'voor handelsdoeleinden' werd in de nieuwe wet geschrapt.

De uitzonderingen op het kwekersrecht worden aangevuld met een afwijking in het voordeel van de landbouwers, het zogenaamde 'farmer's privilege'. Deze afwijking houdt in dat de landbouwer voor bepaalde beschermde gewassen een deel van zijn eigen oogstmateriaal als zaad kan bewaren om het volgende seizoen zijn velden te bewerken zonder opnieuw toestemming te behoeven. De regel van de communautaire uitputting van de door het kwekersrecht toegekende rechten wordt in de wettekst opgenomen.

De beschermingsduur van het kwekersrecht wordt verlengd en gelijkgesteld met de duur van het communautair kwekersrecht. De looptijd van het kwekersrecht is 25 jaar en 30 jaar voor wijnstokken, bomen en aardappelen.

Ook het regime van de gedwongen licenties wordt aangepast en afgestemd op wat is voorzien inzake uitvindingsoctrooien. De nieuwe bepalingen zetten ook richtlijn 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen om, wat de verwijzing in de nieuwe wet naar deze richtlijn verklaart. Er wordt een Commissie voor de gedwongen licenties opgericht.

De regels voor het aanvragen van een kwekersrecht zijn geïnspireerd op de communautaire regeling. De nieuwe wet biedt de Koning de mogelijkheid om de indiening van elektronische aanvragen te organiseren.

Inzake handhaving herneemt de nieuwe wet de regeling uit de wet van 1975 zoals aangepast door de wetten van 9 en 10 mei 2007 betreffende de burgerrechtelijke aspecten en de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten.

De nieuwe wet zal onmiddellijk van toepassing zijn op kwekersrechten die vóór haar inwerkingtreding werden verleend. Aanvragen die vóór de inwerkingtreding werden ingediend worden nog volgens de wet van 1975 afgehandeld.