Article

Hof van Cassatie, 01/10/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/5, p. 481-482

Hof van Cassatie 1 oktober 2010

INTELLECTUELE RECHTEN
Octrooi - Europees octrooi - Octrooiaanvraag - Rechtmatige eigendom - Internationale bevoegdheid - Verordening EG 44/2001
Artikel 22, 4., EEX-verordening (EG) nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat de hierin vooropgestelde exclusieve bevoegdheidsregel alle geschillen over de registratie of de geldigheid van een verleend octrooi betreft, ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen. Zij omvat evenwel niet de geschillen over de vraag wie als rechtmatige eigenaar recht heeft op een Europese octrooiaanvraag. Die geschillen die niet vereisen dat een rechter feitelijk nabij is en een nauwe band heeft met het octrooirecht van de betrokken lidstaat, zijn onderworpen aan de algemene bevoegdheidsbepalingen van de EEX-verordening.
DROITS INTELLECTUELS
Brevet - Brevet européen - Demande de brevet - Propriété légitime - Compétence internationale - Règlement CE 44/2001
L'article 22, 4., du règlement CE n° 44/2001 doit être interprété en ce sens que la règle de compétence exclusive qu'il édicte concerne tous les litiges portant sur l'inscription ou la validité d'un brevet, que la question soit soulevée par voie d'action ou d'exception. La disposition ne s'étend toutefois pas aux litiges qui portent sur la question qui peut introduire une demande de brevet européenne en tant que propriétaire légitime. Ces litiges qui ne requièrent pas que le juge soit proche et présente un lien étroit avec le droit des brevets de l'Etat membre concerné, sont soumis aux dispositions générales de compétence prévues par le règlement CE n° 44/2001.

D.W.E. / Universitair Medisch Centrum Utrecht, UMC Utrecht Holding BV, T.C., M.B., B.J., Elana BV

Zet.: R. Boes (voorzitter), E. Dirix, B. Deconinck, A. Smetryns en G. Jocqué (raadsheren)
OM: A. Van Ingelgem (advocaat-generaal met opdracht)
Pl.: Mrs. P. Wouters en B. Maes
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 18 mei 2009 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen.

Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan.

Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling

1. Het bestreden arrest stelt vast dat de vorderingen van de eiser 'in essentie' een dubbel voorwerp hebben, meer bepaald:

- enerzijds voor recht te zeggen dat de eiser de rechtmatige aanvrager is voor elk van de daarin aangeduide landen, van de Europese octrooien EP 1628702 en EP 1628582 en dat de verweerders daarop geen enkele aanspraak kunnen maken;

- anderzijds de verweerders op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de eiser van een provisionele schadevergoeding ten bedrage van 1 EUR.

2. De beslissing van de appelrechters wordt alleen bestreden in zoverre het arrest weigert toepassing te maken van artikel 22, 4., van de EEX-verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlgging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna de EEX-verordening.

3. Artikel 22, 4., van de EEX-verordening bepaalt dat ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:

“(...) 4. voor de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering en registratie: de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap of een internationale overeenkomst.

Onverminderd de bevoegdheid van het Europese octrooi­bureau krachtens het verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, ondertekend te München op 5 oktober 1973, zijn ongeacht de woonplaats, de gerechten van elke lidstaat bij uitsluiting bevoegd voor de registratie en de geldigheid van een voor die lidstaat verleend Europees octrooi.”

4. Die bepaling, die een uitzondering vormt op de algemene bevoegdheidsregels van de verordening, strekt ertoe uitwerking te geven aan het nabijheidsbeginsel (HvJ 26 februari 1992, C-280/90, Hacker). De exclusieve bevoegdheidsregels van artikel 22 van de EEX-verordening hebben tot doel de betrokken geschillen voor te behouden aan de gerechten die feitelijk nabij zijn en juridisch een nauwe band hebben met het octrooirecht van de lidstaat.

5. Het begrip geschil 'ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien' als bedoeld in artikel 22, 4., van de EEX-verordening moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragssluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast (HvJ 15 november 1983, nr. 288/82, Duijnstee, Jurispr., p. 3663, punt 19).

Als geschillen 'ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien' zijn aan te merken, geschillen betreffende de geldigheid, het bestaan of het verval van het octrooi of betreffende de aanspraak op een recht van voorrang uit hoofde van eerdere deponering (voormeld arrest Duijnstee, punt 24).

Betreft het geschil daarentegen niet de geldigheid van het octrooi of het bestaan van een deponering of registratie, en worden deze door partijen niet betwist, dan valt het geschil niet onder artikel 22, 4., van de EEX-verordening (arrest Duijnstee, reeds aangehaald, punten 25 en 26).

6. Die bepaling moet aldus worden uitgelegd dat de hierin opgestelde exclusieve bevoegdheidsregel alle geschillen over de registratie of de geldigheid van een verleend octrooi betreft, ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen (HvJ 13 juli 2006, C-4/03). De gerechten van de staat waar het octrooi is verleend kunnen het best kennisnemen van gevallen waar het geschil de geldigheid van het octrooi of het bestaan van de deponering of registratie tot inzet heeft (HvJ 15 november 1983, nr. 288/82).

Zij omvat evenwel niet de geschillen over de vraag wie als rechtmatige eigenaar recht heeft op een Europese octrooiaanvraag. Die geschillen, die niet vereisen dat een rechter feitelijk nabij is en een nauwe band heeft met het octrooirecht van de betrokken lidstaat, zijn onderworpen aan de algemene bevoegdheidsbepalingen van de EEX-verordening.

7. Het arrest dat zulks beslist schendt de in het middel aangewezen wetsbepalingen niet.

8. De vraag die betrekking heeft op de bevoegdheid inzake vorderingen met betrekking 'tot de registratie of de geldigheid' van een aangevraagd Europees octrooi is vreemd aan huidig geschil, zodat geen prejudiciële vraag dient te worden gesteld.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser in de kosten.

Bepaalt de kosten op de som van 715,55 EUR jegens de eisende partij en op de som van 171,24 EUR jegens de verwerende partijen.

(…)