Article

Hof van beroep Antwerpen, 28/06/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/5

Hof van beroep Antwerpen 28 juni 2010

Princo Switzerland AG / NV Koninklijke Philips Electronics in aanwezigheid van NV DSV Road

Zet.: M. Bax (voorzitter), M. Bleyenbergh en B. Cattoir (raadsheren)
Pl.: Mrs. Ph. De Jong loco Ch. Ronse loco O. Vrins en C. Meyer, C. Gommers, K. Van Gossum loco B. Caris

Gelet op de door de wet vereiste processtukken, in behoorlijke vorm overgelegd, waaronder het bestreden tussenvonnis, door de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 13 december 2007 op tegenspraak uitgesproken, waarvan geen akte van betekening voorligt en waartegen tijdig en geldig naar vorm hoger beroep werd ingesteld bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van dit hof op 10 december 2009.

Voorwerp van de vorderingen voor de eerste rechter

De vordering van geïntimeerde, ingesteld bij exploot van 2 juli 2004, ten aanzien van Princo Switsertand AG (hierna afgekort Princo) en de NV DSV Road (voorheen DFDS Transport NV), strekt ertoe:

- te zeggen voor recht dat Princo door het verhandelen van 680.400 DVD-R disks inbreuk pleegt op minstens één van de hierna volgende octrooien:

het Europees octrooi met het nummer EP 0342 748;

het Europees octrooi met het nummer EP 0397 238;

het Europees octrooi met het nummer EP 0745 254;

- Princo en de NV DSV Road verbod te horen opleggen goederen die inbreuk maken op de exclusieve eigendomsrechten van geïntimeerde op het Belgisch grondgebied uit handen te geven, te vervaardigen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel daartoe in te voeren of in voorraad te hebben, onder verbeurte van een dwangsom van 1.000 EUR per eenmalige inbreuk op het rechterlijk verbod;

- Princo te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan geïntimeerde van 408.240 EUR provisioneel, te vermeerderen met de vergoedende en de gerechtelijke interest vanaf de dagvaarding;

- Princo te veroordelen tot het overmaken aan een aan te stellen deskundige van de originelen of de kopieën van alle stukken, documenten, bestellingen, orders vervoersbewijzen, leveringsdocumenten, facturen en alle andere informatie en/of documentatie die betrekking heeft op goederen die inbreuk plegen op de exclusieve eigendomsrechten van geïntimeerde, dit alles onder verbeurte van een dwangsom van 2500 EUR voor ieder niet ter beschikking gesteld stuk, plan, document, bestelling, order, vervoersbewijs, leveringsdocument, factuur, instrument of voorwerp of enig andere informatie en/of document;

- Princo te veroordelen tot de publicatie uiterlijk één maand na de datum van de uitspraak en gedurende drie maanden van een door haar opgestelde en door geïntimeerde vooraf goedgekeurde Engelstalige vertaling van de uitspraak op een opvallende plaats op de eerste pagina van de website van de moedervennootschap van Princo (www.princo.com );

- Princo te veroordelen tot alle kosten van het geding doch niet beperkt tot de kosten voor het beschrijvend beslag en de kosten van de deskundige (maximale rechtsplegingvergoeding);

- het te wijzen vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht of kantonnement.

Door Princo wordt een tegenvordering ingesteld:

- bij toepassing van art. 49 van de wet op de uitvindingoctrooien de Europese octrooien EP 0397 238, EP 0745 254 en EP 0342 748 van geïntimeerde in hun geheel of minstens gedeeltelijk nietig te verklaren wat het Belgisch Grondgebied betreft;

- in toepassing van art. 74 van de wet op de uitvindingoctrooien te bevelen dat een kosteloos afschrift van het tussen te komen vonnis zal worden overgemaakt aan de Belgische Dienst voor de Industriële eigendom;

- geïntimeerde te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan Princo van 100.000 EUR onder voorbehoud van wijziging in de loop van de procedure, te vermeerderen met de vergoedende en de gerechtelijke interest vanaf de dagvaarding;

In ondergeschikte orde dringt Princo aan alvorens over de grond van de zaak te statueren partijen uit te nodigen om aan de rechtbank een gemeenschappelijke opdracht (onder alle voorbehoud) voor te stellen van een deskundige Europese octrooigemachtigde met het oog op het toelichten van de technische aspecten die relevant zijn bij de beoordeling van de geldigheid van de Europese octrooien EP 0397 238, EP 0745 254 en EP 0342 748 en het al dan niet bestaan van een inbreuk hierop door de DVD-R disks van Princo en de zaak in voortzetting te stellen.

De NV DSV Road vordert bij tegenvordering geïntimeerde te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van 2838,14 EUR wegens onterecht beslag en een bedrag van 2000 EUR voor advocatenkosten. In ondergeschikte orde vordert zij in de mate dat geïntimeerde niet wordt veroordeeld tot vergoeding aan de NV DSV Road wegens onterecht beslag:

- aan haar een vergoeding toe te kennen wegens opslagkost van de beslagen DVD's van 2.838,14 EUR;

- aan haar een vergoeding toe te kennen wegens advocatenkosten van 2000 EUR en een rechtsplegingvergoeding.

Beslissing van de eerste rechter

Bij tussenvonnis van 13 december 2007 werden de hoofd- en de tegenvordering ontvankelijk verklaard. De heer Steven Sarlet werd aangesteld als deskundige met opdracht:

“te onderzoeken en gemotiveerd advies te geven over:

A. Of de octrooien van eisende partij(geïntimeerde) EP 0397 238 en EP 0342 748 voldoen aan de vereisten van uitvinderwerkzaamheid (art. 2 en 6 BOW) en van voldoende beschrijving (art. 17, § 1 BOW);

B. of het octrooi van eisende partij EP 0745 254 voldoet aan de vereisten van nieuwheid en uitvinderwerkzaamheid (art. 2, 5 en 6 BOW)

C. of verwerende partij sub 1 (appellante) door het verhandelen van de in het verslag d.d. 2 juni 2004 van ir. W. Huys beschreven Princo DVD-R disks inbreuk pleegt op de sub 1 en sub B vermelde octrooien;

D. de door partijen aangevoerde technische uiteenzettingen en betwistingen”.

De uitspraak over de kosten werd aangehouden.

Doelstellingen in hoger beroep

Appellante vordert:

- het tussenvonnis van 13 december 2007 teniet te doen en het daarop volgend verslag van de gerechtsdeskundige Steven Sarlet nietig te verklaren en uit de debatten te weren;

- de zaak naar de rol te verzenden voor verdere instaatstelling ervan;

- vervolgens opnieuw recht doende over de hoofdvordering van geïntimeerde deze ongegrond te verklaren;

- haar tegenvordering in te willigen; dientengevolge bij toepassing van art. 49 BOW de Europese octrooien van geïntimeerde EP 0397 238, EP 0745 254 en EP 0 342 748 nietig te verklaren en geïntimeerde te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van 100.000 EUR onder voorbehoud van wijziging in de loop van de procedure, meer de vergoedende en de gerechtelijke interest vanaf de dagvaarding;

- in ondergeschikte orde, alvorens ten gronde te beslissen, partijen uit te nodigen om een gemeenschappelijke opdracht voor te stellen van een deskundige Europees octrooigemachtigde met het oog op het toelichten van de technische aspecten die relevant zijn bij de beoordeling van de geldigheid van de Europese octrooien EP 0 397 238, EP 0 745 254 en EP 0 342 748 en het al dan niet bestaan van een inbreuk hierop door de DVD-R disks van Princo;

- geïntimeerde te veroordelen tot de kosten van beide aanleggen (rechtsplegingvergoeding: basisbedrag 1 200 EUR).

Appellante concludeert tot de ongegrondheid van de tegenvordering van geïntimeerde wegens tergend of roekeloos hoger beroep.

Geïntimeerde concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep. Zij vraagt:

In hoofdorde: de zaak terug te verzenden naar de rechtbank van eerste aanleg in toepassing van art. 1068 Ger.W.;

In ondergeschikte orde: uitspraak te doen over de beweerde overdracht van rechtsmacht en in zoverre de opdracht zou worden herzien deels op ander motieven, te zeggen voor recht dat de vaststellingen van de deskundige volstrekt geldig blijven in zoverre zij een technisch advies inhouden en de beslissingsbevoegdheid van de rechter onverlet laten; de zaak voor het overige naar de rol te verzenden voor de verdere instaatstelling;

De vorderingen van appellante voor het overige ongegrond te verklaren.

Bij tegenvordering maakt geïntimeerde aanspraak op een schadevergoeding van 2.500 EUR wegens tergend of roekeloos hoger beroep. Zij vordert tevens appellante te veroordelen tot alle kosten van het geding hieronder begrepen doch niet beperkt tot de kosten voor het beschrijvend beslag en de kosten van de deskundige (rechtsplegingvergoeding: maximumbedrag).

De NV DSV Road vraagt haar akte te verlenen dat zij zich gedraagt naar de wijsheid wat de vordering van appellante betreft om het vonnis van 13 december 2007 teniet te doen en het daaropvolgend deskundigenverslag nietig te verklaren en uit de debatten te weren. Zij vraagt uitdrukkelijk voorbehoud om verder te concluderen over de grond van de zaak indien het tussenvonnis van 13 december 2007 wordt bevestigd. Indien het Hof de zaak verder behandeld zonder een nieuw deskundigenonderzoek te bevelen, vraagt zij voorbehoud om verder te concluderen over de grond van de zaak en om haar tegenvordering te hernemen. Indien het Hof een nieuwe deskundige aanstelt, vraagt zij dat zij niet wordt veroordeeld tot het provisioneren van de kosten van dit nieuw deskundigenonderzoek. Zij vordert inzake de rechtsplegingvergoeding het basisbedrag.

De feiten

Appellante (hierna Princo) is een vennootschap naar Zwitsers recht die thans in vereffening is. Zij was actief in de (groot)handel van informatiedragers, in het bijzonder in de vorm van DVD's waarop door de gebruikers digitale informatie kan worden opgeslagen.

Geïntimeerde maakt deel uit van de Philips-groep en is actief op het gebied van het onderzoek, ontwikkeling en commercialisering van elektronica.

De NV DSV Road (voorheen DFDS Transport), een Belgisch transportbedrijf, is eigenaar van terminals en entrepots, waarin goederen, die zij als tussenpersoon voor de rekening van derden vervoert, kunnen worden opgeslagen.

In de loop van de maand april 2004 bekwam geïntimeerde informatie dat Princo een groot aantal DVD-R en/of DVD-RW producten had opgeslagen en laten opslagen in een terminal van het transportbedrijf, de NV DSV Road, die vermoedelijk een inbreuk zouden vormen op de octrooirechten van geïntimeerde.

Op 4 mei 2004 heeft geïntimeerde toelating aan de beslagrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen gevraagd voor beschrijvend beslag op de door appellante verhandelde en in het magazijn van de NV DSV Road opgeslagen DVD-R disks, wat bij beschikking van dezelfde datum werd toegestaan. De heer W. Huys werd als deskundige aangesteld.

Tegen de beschikking van de beslagrechter van 4 mei 2004 werd er door Princo derdenverzet ingesteld. Deze beschikking werd bij beschikking van 11 april 2005 bevestigd. Door Princo werd tegen deze laatste beschikking hoger beroep ingesteld. Op 6 juni 2006 werd de beschikking door het hof van beroep te Antwerpen, deze kamer, hervormd wat de bij de beschikking van 4 mei 2004 bevolen begeleidende beslagmaatregelen met betrekking tot de DVD disks van appellante betreft.

Beoordeling

De eerste rechter heeft zich over de gegrondheid van de hoofdvordering en de tegenvordering niet uitgesproken. Er werd enkel een deskundigenonderzoek bevolen.

Appellante beperkt haar hoger beroep tot één grief. Zij houdt zich het recht voor, net zoals de andere partijen in het geding, om te concluderen aangaande de grond van de zaak. De eerste rechter zou met de aan deskundige gegeven opdracht zijn rechtsmacht hebben overgedragen (art. 11 en 962 Ger.W.). De aan de deskundige gegeven opdracht zou meer omvatten dan het doen van vaststellingen en het uitbrengen van een technisch advies. Hij vraagt een ander deskundige aan te stellen.

Van haar kant is geïntimeerde van oordeel dat er geen sprake is van overdracht van rechtsmacht. De rechtbank zou aan de deskundige enkel om een advies hebben gevraagd en de beoordeling van de vordering niet aan de deskundige hebben overgedragen. Tijdens het deskundigenonderzoek zou appellante geen enkel voorbehoud hebben gemaakt aangaande de beweerde overdracht van rechtsmacht. Appellante zou volledig voorbijgaan aan het specifiek karakter van het octrooirecht. De begrippen nieuwheid en uitvinderwerkzaamheid zouden in belangrijke mate op technische wijze worden ingevuld. Er zou geen enkele noodzaak zijn om opnieuw een deskundige aan te stellen. De eigen octrooigemachtigde van appellante - ir. Hutter - zou in zijn rapport van 24 oktober 2008 op dezelfde manier als de deskundige zijn oordeel hebben gegeven over de geldigheid en de inbreuk op de octrooien. Het verslag van de deskundige zou niet nietig kunnen worden verklaard bij gebreke van een bepaling daaromtrent. De belangen van appellante zouden niet zijn geschaad. De heer Sarlet zou door beide partijen in eerste aanleg zijn voorgedragen. Het hoger beroep van appellante zou een illustratie vormen van de aanwending van de rechtspleging voor kennelijk vertragende en onrechtmatige doeleinden.

De NV DSV Road gedraagt zich naar de wijsheid van het Hof wat de vordering van appellante inzake het deskundigenonderzoek betreft.

Bij art. 11 Ger.W. wordt voorgeschreven:

“De rechters kunnen hun rechtsmacht niet overdragen. ...”

Art. 962 Ger.W. luidt:

“De rechter kan, ter oplossing van een voor hem gebracht geschil of ingeval een geschil werkelijk en dadelijk dreigt te ontstaan, deskundigen gelasten vaststellingen te doen of een technisch advies te geven”.

Het bepaalde in art. 11 Ger.W. volgens hetwelk de rechter zijn rechtsmacht niet kan overdragen en dus aan de deskundige geen andere opdracht kan geven dan vaststellingen te doen en/of een technisch advies te verlenen, raakt de openbare orde (vgl. Cass. 14 september 1992, Pas. 1992, 1, 1021).

De rechter die de aangestelde deskundige gelast, niet enkel met het doen van vaststellingen of met het geven van een technisch advies, doch hem tevens opdraagt te adviseren over de gegrondheid van de vordering zelf, miskent de art. 11 en 962 Ger.W. (vgl. Cass. 10 november 2006, RABG 2007/10, p. 689).

Terzake werd aan de aangestelde deskundige onder meer opgedragen

“1…

2. te onderzoeken en gemotiveerd advies te geven over:

A. of de octrooien van eisende partij (geïntimeerde) EP 0397 238 en EP 0342 748 voldoen aan de vereisten van uitvinderwerkzaamheid (art. 2 en 6 BOW) en van voldoende beschrijving (art. 17, § 1 BOW);

B. of het octrooi van eisende partij EP 0745 254 voldoet aan de vereisten van nieuwheid en uitvinderwerkzaamheid (art. 2, 5 en 6 BOW);

C. of verwerende partij sub 1 (appellante) door het verhandelen van de in het verslag d.d. 2 juni 2004 van ir. W. Nuys beschreven Princo DVD-R disks inbreuk pleegt op de sub A en sub B vermelde octrooien;

D. de door partijen aangevoerde technische uiteenzettingen en betwistingen”.

Met appellante is het Hof van oordeel dat de eerste rechter zich aldus niet ertoe heeft beperkt de deskundige te gelasten vaststellingen te doen of een technisch advies te geven, maar hem tevens een juridische opdracht heeft gegeven die erin bestaat om de geldigheid van de litigieuze octrooien te onderzoeken en de inbreukvraag te beantwoorden. De vraag naar de geldigheid (nieuwheid, uitvinderwerkzaamheid van een octrooi en de vraag naar de inbreuk erop zijn als dusdanig juridische vragen. Of de vereisten van octrooieerbaarheid zijn vervuld en of er eventuele octrooi-inbreuk is, moet door de rechtbank/Hof zelf worden beantwoord. Ze betreffen de gegrondheid van de vordering. De aan de deskundige gegeven opdracht moet worden beperkt tot het verzamelen van de nodige feitelijke elementen om de rechtbank/Hof in staat te stellen de rechtsregels toe te passen. De door de eerste rechter aan de deskundige gegeven opdracht gaat te ver. Het omvat meer dan het doen van vaststellingen en het uitbrengen van technisch advies. De omstandigheid dat de eerste rechter onder D. van de opdracht expliciet verwezen heeft naar 'technische uiteenzettingen en betwistingen' belet niet dat er juridische vragen werden gesteld naar de geldigheid van de octrooien en het al dan niet bestaan van een inbreuk hierop.

Tevergeefs laat geïntimeerde gelden dat men moet afwachten “welke elementen de rechter na de indiening van hef deskundigenverslag uit dit verslag haalt”. De vraag of de art. 11 en 962 Ger.W. werden geschonden kan enkel worden beoordeeld vanuit de door de rechter aan de deskundige gegeven opdracht en niet vanuit de uitvoering die de deskundige eraan heeft gegeven. Overigens mag het Hof geen kennis nemen van het ondertussen neergelegd deskundigenverslag.

De miskenning door de eerste rechter van de art. 11 en 962 Ger. W. heeft de (absolute) nietigheid tot gevolg van de bestreden beslissing. Derhalve komt het deskundigenverslag in zijn geheel te vervallen. Er kan dan ook niet worden ingegaan op de vraag van geïntimeerde om het deskundigenverslag te behouden wat de technische vaststellingen betreft. Het integrale geschil moet bijgevolg opnieuw worden beoordeeld (art. 1068 Ger.W.). Met het op ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 2 september 2008 neergelegd deskundigenverslag, dat werd opgesteld in uitvoering van het vernietigde tussenvonnis van 13 december 2007, kan daarbij geen rekening worden gehouden. De omstandigheid dat appellante aan het betrokken deskundigenonderzoek heeft meegewerkt en in dit verband geen expliciet voorbehoud heeft geformuleerd doet daaraan geen afbreuk. Appellante kon zich moeilijk onttrekken aangezien het vonnis dat een deskundigenonderzoek beveelt van rechtswege uitvoerbaar is (art. 1496 Ger.W.).

De opmerking van geïntimeerde dat appellante in eerste aanleg zelf zou hebben gevraagd om een deskundige aan te stellen waarbij bij de opdracht zou zijn verwezen naar de geldigheid van de octrooien in kwestie en de inbreuk is volkomen irrelevant. Zoals al gezegd, zijn de betrokken wetsbepalingen - art. 11 en 962 Ger.W. - van openbare orde.

Het Hof oordeelt opnieuw als volgt.

Het voorwerp van het geschil tussen partijen betreft de beweerdelijk door appellante gepleegde inbreuk op het Belgische luik van de Europese octrooirechten van geïntimeerde aangaande DVD-R Standaard disks.

Geïntimeerde beweert dat appellante haar essentiële octrooien zou gebruiken, waarvoor zij van geïntimeerde geen licentie heeft bekomen. Bij toepassing van de DVD-R Standaard zouden de octrooien van geïntimeerde in elk geval moeten worden gebruikt. Ze zouden essentieel zijn voor het uitvoeren van technologieën beschreven in de DVD-R Standaard.

Appellante betwist inbreuk te hebben gepleegd omdat de door haar verhandelde DVD-R disks geen toepassing zouden maken van de octrooien van geïntimeerde. Zij roept de ongeldigheid van de door geïntimeerde ingeroepen octrooien in en is van oordeel dat zij dan ook geen licentieovereenkomst met geïntimeerde dient af te sluiten.

De NV DSV Road laat gelden dat zij onwetend is inzake de octrooikwestie. Als tussenpersoon in de handel zou zij geen verplichting dragen elk vervoerd goed te controleren op haar inbreukmakend karakter.

In de gegeven omstandigheden is het Hof van oordeel dat er aanleiding toe bestaat, alvorens nader ten gronde te oordelen, de organisatie van een deskundigenonderzoek te bevelen. De vaststellingen gedaan door de deskundige W. Huys in zijn verslag van 2 juni 2004 kunnen dan op tegenspraak worden getoetst. Met de door geïntimeerde uitgevoerde metingen kan geen rekening worden gehouden aangezien ze de weergave zijn van een louter eenzijdig uitgevoerd onderzoek.

De opdracht van de deskundige wordt hierna omschreven. Als deskundige meent het Hof een nieuwe octrooideskundige te moeten aanstellen, omdat de voorheen aangestelde deskundige (Steven Sarlet) de vereiste onbevangenheid mist om de nieuwe opdracht naar behoren te vervullen.

Aangaande vordering tot schadeloosstelling wegens tergend of roekeloos hoger beroep.

Uit niets blijkt dat appellante te kwader trouw of lichtzinnig zou zijn overgegaan tot het aantekenen van hoger beroep tegen het bestreden vonnis. Het hoger beroep is althans wat het bevolen deskundigenonderzoek betreft gegrond. Dat de voorwaarden voor toekenning van een schadevergoeding wegens tergend of roekeloos hoger beroep zouden vervuld zijn, is derhalve niet bewezen. De vordering van geïntimeerde strekkende tot toekenning van een dergelijke schadeloosstelling ten bedrage van 2.500 EUR, wordt bijgevolg afgewezen als ongegrond.

Om die redenen;

HET HOF, beslissend op tegenspraak;

Gelet op art. 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep reeds in volgende mate gegrond;

Verklaart het bestreden tussenvonnis nietig;

Oordeelt opnieuw als volgt:

Verklaart de oorspronkelijke hoofdvordering en tegenvorderingen ontvankelijk;

Alvorens nader ten gronde te oordelen;

Stelt aan als deskundige de heer E. Donne, Belgisch en Europees octrooigemachtigde, met kantoor te 2000 Antwerpen, Arenbergstraat 13 (tel. 03/225.00.60);

Gelast deze deskundige met de opdracht de partijen te aanhoren, kennis te nemen van hun bundels, alle nodige of nuttige inlichtingen in te winnen, zelfs bij derden, om in een gemotiveerd en onder eed bevestigd verslag, neer te leggen ter griffie van dit Hof:

- te onderzoeken of de door geïntimeerde ingeroepen Europese octrooien EP 0397 238, EP 0342 748 en EP 0 745 254 een technisch kenmerk toevoegen aan de opgeëiste uitvinding en of dit technische kenmerk al dan niet bekend was uit de stand van de techniek;

- een analyse te doen van de technologie van de voormelde door geïntimeerde ingeroepen Europese octrooien (conclusies) en te onderzoeken of ze moet worden benut indien er een DVD-R disk gemaakt wordt volgens de DVD-R Standaard (al dan niet essentieel karakter van de conclusies van de door geïntimeerde ingeroepen Europese octrooien);

- op grond van metingen een vergelijking te maken tussen de technische specificaties van de van namaak beschuldigde DVD-R disks van appellante en de essentiële kenmerken van de in de octrooien van geïntimeerde opgeëiste conclusies;

- verder alle nuttige informatie te verschaffen betreffende de technische aspecten die voor het Hof relevant zijn om de geldigheid van de door geïntimeerde ingeroepen Europese octrooien en de gebeurlijke inbreuk daarop te kunnen beoordelen.

Dit alles met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 962 tot 991bis Ger.W., hetgeen onder meer inhoudt dat

- alle verrichtingen tegensprekelijk dienen te gebeuren en alle partijen dienen opgeroepen te worden om daaraan deel te nemen, tenzij de partijen hem hiervan uitdrukkelijk zouden vrijstellen, gelet op het uiterst technisch karakter van sommige verrichtingen;

- een eventuele verzoening tussen partijen schriftelijk wordt vastgelegd en samen met de staat van kosten en erelonen ter griffie van dit Hof wordt neergelegd;

- een voorverslag, omvattende alle elementen van de besluitvorming én een ontwerp van besluiten, zal dienen opgemaakt te worden, dat aan alle partijen in voorlezing dient verstuurd te worden, met redelijke termijn voor het formuleren van opmerkingen;

- indien na ontvangst van de opmerkingen, nieuwe verrichtingen onontbeerlijk zijn, de deskundige daarom verzoekt conform art. 973, § 2 Ger.W.;

- het eindverslag elke tijdige opmerking van de partijen, geformuleerd na de toezending van het voorverslag, dient te beantwoorden.

Zegt verder dat dit arrest door de griffier bij dit Hof binnen de vijf dagen bij gerechtsbrief ter kennis zal worden gebracht aan de deskundige en per gewone brief aan de partijen en hun raadslieden;

Zegt dat de deskundige over een termijn van acht dagen na de kennisgeving van dit arrest zal beschikken om desgewenst de opdracht met behoorlijk omklede redenen te weigeren;

Zegt dat verder als volgt dient te worden gehandeld, dit vanaf punt 2 na voorafgaand contact met de voormelde deskundige

1. de deskundige zal, na de kennisgeving overeenkomstig het tweede lid van art. 972, § 1, 2de lid Ger.W. of, in voorkomend geval, na kennisgeving van de consignatie van het voorschot overeenkomstig artikel 987 Ger.W., binnen de vijftien dagen zelf de plaats, de dag, en het uur bepalen waarop hij zijn werkzaamheden zal aanvatten en zal dit per aangetekende brief meedelen aan de partijen en per gewone brief aan hun raadslieden, tenzij hij door de partijen wordt vrijgesteld van de verplichting om per aangetekende post te corresponderen;

2. het is thans niet noodzakelijk beroep te doen op technische raadgevers;

3. voormelde deskundige verklaart dat hij o.a. een uurloon zal aanrekenen van 200 EUR en dat hij verder detail met betrekking tot zijn erelonen en kosten zal mededelen bij de aanvaarding van zijn opdracht.

4. wordt aan appellante én aan geïntimeerde de verplichting opgelegd om ieder, binnen de maand te rekenen vanaf heden, een voorschot van 1.500 EUR ter griffie te consigneren op het rekeningnummer IBAN BE46679200910036 - BIC PCHQBEBB met referentie van het rolnummer van de zaak en de naam van de partij voor wie de provisie wordt betaald, of bij een kredietinstelling die de partijen gezamenlijk hebben gekozen;

5. wordt bevolen dat de partij die de gelden geconsigneerd heeft, hiervan onmiddellijk een bewijs van betaling aan de deskundige dient te bezorgen;

6. wordt het redelijk deel van voormeld voorschot dat kan worden vrijgegeven aan de deskundige, bepaald op 1.815 EUR, 21% BTW inbegrepen, ambtshalve door de griffier bij dit Hof over te maken aan de deskundige indien het voorschot geconsigneerd is ter griffie van dit Hof.

7. aan de instelling waar de gelden geconsigneerd zijn, wordt bevolen een bedrag van 1.815 EUR, 21 % BTW inbegrepen, vrij te geven aan de deskundige ter dekking van de kosten van de deskundige;

8. deze vrijgave wordt bevolen binnen de 15 dagen na consignatie.

9. de deskundige wordt bevolen een afzonderlijke en ondertekende staat van kosten en ereloon neer te leggen, waarin afzonderlijk wordt vermeld:

uurloon;

verplaatsingskosten;

verblijfkosten;

algemene kosten;

bedragen die aan derden zijn betaald;

verrekening van de vrijgegeven bedragen.

10. de termijn voor het neerleggen van het eindverslag wordt bepaald op zes maanden vanaf de datum waarop de deskundige zijn werkzaamheden zal hebben aangevat, onverminderd artikel 974, § 2 Ger.W. (“de deskundige kan … zich daartoe vóór het verstrijken van die termijn tot de rechter wenden met opgave van de redenen waarom de termijn zou moeten worden verlengd”);

Zegt dat het de deskundige toekomt het Hof in kennis te stellen van het verloop van het onderzoek zoals bepaald is in art. 972bis Ger.W.;

Zegt dat het de deskundige verboden is een rechtstreekse betaling van een partij in het geding te aanvaarden (artikel 509quater S.W.: “Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd euro tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft de deskundige die, wetende dat een rechtstreekse betaling niet toegelaten is, deze toch aanvaardt van een partij in het geding.”);

Ontvangt de tegenvordering wegens tergend of roekeloos hoger beroep doch verklaart ze ongegrond.

Verzendt de zaak met het oog op haar verdere afhandeling naar de bijzondere rol;

Schort de uitspraak over de gedingkosten op.