Article

Rechtbank van koophandel Gent, 24/06/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/5

Rechtbank van koophandel Gent 24 juni 2010

BVBA Adi Roelandt Import-Export / SPAS Plantefort-Expansion en SPAS Corderie Vincent De Romanet et Cie

SPAS Plantefort-Expansion / NV Sita Wallonie

Zet.: L. Hoste (rechter in de rechtbank, voorzitter), G. Van Hoye en G. De Baets (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. V. Pede en F. de Visscher, E. De Gryse; F. de Visscher, E. De Gryse en J.-C. Troussel, D. Op de Beeck

De partijen werden gehoord in hun middelen en conclusies op de openbare terechtzitting van 8 april 2010, waarna de debatten werden gesloten en de zaak in beraad werd genomen.

De rechtbank nam kennis van de stukken alsmede van de overtuigingsstukken, inzonderheid het inleidende exploot d.d. 11 juni 2008 (A/08/03153), het inleidende exploot d.d. 13 februari 2009 (A/09/01880) en het tussenvonnis van de rechtbank van koophandel te Luik d.d. 23 april 2009 houdende verwijzing naar deze rechtbank (A/09/01880).

1. Voorwerp van de vorderingen

1.1.

BVBA Adi Roelandt Import-Export (hierna ook Adi Roelandt genoemd) vordert, laatst in haar op 4 maart 2010 neergelegde vierde en samenvattende conclusie,

- dat de tegenvorderingen van de vennootschappen naar Frans recht Plantefort Expansion SPAS en Corderie Vincent SPAS onontvankelijk, minstens ongegrond zouden worden verklaard;

- dat zou worden verklaard voor recht dat Adi Roelandt geen inbreuk maakt op het Europese octrooi met nummer EP 1405804 B1 door het op enigerlei wijze vervaardigen, in voorraad houden, invoeren, uitvoeren, aanbieden of in de handel brengen van de dekzeilen van Adi Roelandt, met grensoverschrijdende werking in alle landen waar dit octrooi van kracht is en minstens in België en Nederland en Frankrijk;

- dat aan Adi Roelandt akte zou worden verleend van haar voorbehoud om de geldigheid van het octrooi EP 1405804 B1 aan te vechten;

- dat de vennootschappen naar Frans recht Plantefort Expansion SPAS en Corderie Vincent SPAS solidair zouden worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, provisioneel begroot op 25.000 EUR, minstens de terugbetaling van alle advies en analyserapporten van KOB (kosten terugbetaalbaar op simpele voorlegging van de factuur van KOB met betrekking tot deze zaak);

- dat de vennootschappen naar Frans recht Plantefort Expansion SPAS en Corderie Vincent SPAS solidair zouden worden veroordeeld tot alle kosten van het geding, inclusief de rechtsplegingvergoeding en de eventuele kosten van uitvoering van het tussen te komen vonnis;

dat het tussen te komen vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, niettegenstaande verzet en hoger beroep en met uitsluiting van de mogelijkheid tot kantonnement.

1.2.

De vennootschappen naar Frans recht Plantefort - Expansion SPAS en Corderie Vincent de Romanet et Cie SPAS (hierna ook 'Plantefort' en 'Corderie Vincent' genoemd) vorderen, laatst in hun op 5 februari 2010 ter griffie neergelegde vierde conclusie (syntheseconclusie) dat de zaken met de algemene rolnummers A/08/3153 en A/09/01180 zouden worden samengevoegd wegens samenhang.

Rechtdoende over de respectieve vorderingen van Adi Roelandt en Plantefort/Corderie Vincent (zaak met algemeen rolnummer A/08/3153) vorderen Plantefort en Corderie Vincent:

Rechtdoende over de hoofdvordering:

- dat deze rechtbank zich internationaal onbevoegd zou verklaren wat de vordering tot verklaring van niet-inbreuk op het litigieuze Europees octrooi in andere landen dan België betreft;

- dat de vordering ongegrond zou worden verklaard en in het bijzonder;

- dat de vordering tot schadevergoeding ongegrond zou worden verklaard;

- dat de vordering tot verklaring van niet-inbreuk op het litigieus octrooi in België ongegrond zou worden verklaard.

Rechtdoende over de tegenvorderingen:

- dat deze ontvankelijk en gegrond zouden worden verklaard en bijgevolg

- dat Adi Roelandt zou worden veroordeeld tot de betaling van een provisioneel bedrag van 10.000 EUR wegens misbruik van de procedure;

- dat zou worden vastgesteld dat Adi Roelandt inbreuk heeft gepleegd op het Europees octrooi EP 1405804 van Plantefort door het vervaardigen en in het verkeer brengen van bedekelementen voor bakken of opleggers zoals beschreven door expert Giraud in zijn rapport van 15 januari 2009

- dat aan Adi Roelandt zou worden verboden inbreuk te plegen op het Europees octrooi EP 1405804 van Plantefort, op welke wijze dan ook, waaronder onder andere het produceren, laten produceren, te koop aanbieden, verkopen, in voorraad houden, uitvoeren en invoeren van bedekelementen die één van de conclusies van dit Europees octrooi reproduceert, of bedekelementen die een middel vormen om de door dit octrooi beschermde uitvinding te realiseren doordat het overeenstemt met een essentieel element hiervan, met inbegrip van de door de deskundige Giraud in zijn rapport van 15 januari 2009 beschreven bedekelementen, onder verbeurte van een dwangsom van 10.000 EUR per net of bedekelement dat een inbreuk maakt op één van de conclusies van het Europees octrooi EP 1405804 en dat in strijd met het tussen te komen vonnis vervaardigd, aangeboden, verkocht, in voorraad gehouden, uitgevoerd of ingevoerd zou zijn;

- dat Adi Roelandt zou worden veroordeeld om alle inbreukmakende bedekelementen terug te halen bij haar afnemers tegen terugbetaling en op kosten van Adi Roelandt, althans deze terughaling aan te bieden, onder controle van een gerechtsdeurwaarder, en nadien deze producten te vernietigen in het bijzijn van een gerechtsdeurwaarder, die hiertoe door Plantefort wordt aangezocht, en die hiervan een proces-verbaal zal opmaken, onder verbeurte van een dwangsom van 5.000 EUR per bedekelement (net) waarvoor Adi Roelandt binnen veertien dagen na betekening van het tussen te komen vonnis bij haar klanten dit aanbod van terugname tegen betaling niet zal hebben doorgestuurd en per teruggenomen bedekelement dat niet vernietigd zal worden binnen de vijfenveertig dagen na voornoemde betekening;

- dat Adi Roelandt zou worden veroordeeld tot de betaling van een provisionele schadevergoeding van 25.000 EUR, onder alle voorbehoud van verhoging in de loop van het geding;

- dat Adi Roelandt zou worden veroordeeld tot de voorlegging, binnen de maand na betekening van het tussen te komen vonnis, van een door een Belgische erkende bedrijfsrevisor gewaarmerkt overzicht van de hoeveelheden en verkoopprijzen van alle inbreukmakende bedekelementen gecommercialiseerd door Adi Roelandt die van aard zijn de aard, oorsprong en omvang van deze commercialisatie door Adi Roelandt aan te tonen en het omzetcijfer dat daaruit is voortgevloeid;

- dat een expertise zou worden bevolen met als voorwerp, op basis van deze lijst alsook alle andere elementen die de deskundige bij de partijen kan verzamelen, de rechtbank te adviseren omtrent de schade in hoofde van Plantefort en Corderie Vincent geleden door de verkoop door Adi Roelandt van inbreukmakende bedekelementen onder de naam Easycover of enige andere benaming;

- dat de publicatie van het tussen te komen vonnis in twee vakpublicaties naar keuze van Plantefort en Corderie Vincent zou worden bevolen, op kosten van Adi Roelandt, verhaalbaar op gewoon vertoon van de desbetreffende facturen zelfs niet gekweten;

- dat de zaak voor het overige naar de algemene rol zou worden verwezen met het oog op de latere vaststelling van de door Adi Roelandt verschuldigde schadevergoeding;

- dat Adi Roelandt zou worden veroordeeld tot de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding;

- dat het tussen te komen vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, niettegenstaande elk verhaal, zonder borg, noch mogelijkheid tot kantonnement.

Rechtdoende over de respectieve vorderingen van Plantefort/Corderie Vincent en Sita Wallonie (zaak met algemeen rolnummer A/09/01180) vordert Plantefort:

Rechtdoende over de hoofdvordering

- dat voor recht zou worden gezegd dat Sita Wallonie inbreuk heeft gemaakt op het Europees octrooi EP 1405804 van Plantefort door gebruik te maken van de bedeknetten voor laadbakken of opleggers zoals beschreven door de expert Giraud tijdens zijn bezoek op 17 december 2008 en in zijn rapport van 15 januari 2009;

- dat aan Sita Wallonie zou worden verboden de bedeknetten voor laadbakken of opleggers die identiek zijn aan de netten zoals beschreven of voorzien met de door dit octrooi in zijn hoofdconclusie of in één van de andere afhankelijke conclusies beschreven kenmerken, of nog zulke netten nog in voorraad te houden teneinde ze te gebruiken of aan te bieden, onder verbeurte van een dwangsom van 5.000 EUR per net dat nog in handen zou zijn van of nog gebruikt zou worden door Sita Wallonie en per dag vanaf de 30ste dag na betekening van het tussen te komen vonnis;

- dat Sita Wallonie zou veroordeeld worden om alle netten die deze kenmerken vertonen en die nog in haar bezit zijn terug te geven aan Adi Roelandt teneinde ze te laten vernietigen of ze zelf te vernietigen onder controle van een gerechtsdeurwaarder die hiertoe door Plantefort wordt aangezocht, onder verbeurte van een dwangsom van 5.000 EUR per dag en per net dat nog in haar bezit zou zijn in strijd met het tussen te komen vonnis vanaf de 30ste dag na de betekening van het tussen te komen vonnis;

- dat aan Plantefort zou worden toegelaten om zonder voorafgaande verwittiging door een gerechtsdeurwaarder en in alle gebouwen, werkplaatsen of andere door Sita Wallonie bezette plaatsen te laten vaststellen of die laatste nog in het bezit is van netten die de kenmerken vertonen van het octrooi EP 1405804, en dit teneinde de naleving van het tussen te komen vonnis te verifiëren;

- dat Sita Wallonië zou worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding van de door Plantefort en Corderie Vincent geleden schade, provisioneel begroot op 5.000 EUR, onder voorbehoud van verhoging of betere begroting in de loop van het geding;

- dat het tussen te komen vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, niettegenstaande elk verhaal, zonder mogelijkheid van borgstelling en zonder mogelijkheid van kantonnement;

- dat Sita Wallonië zou worden veroordeeld tot de kosten van het geding, daarin begrepen de rechtsplegingvergoeding geraamd op 4.000 EUR.

Rechtdoende over de tegenvordering van Sita Wallonië:

- dat deze ontvankelijk doch ongegrond zou worden verklaard; dat bijgevolg Sita Wallonie ervan zou worden afgewezen en dat zij tot de kosten zou worden veroordeeld.

1.3.

NV Sita Wallonië vordert, laatst in haar op 4 maart 2010 ter griffie neergelegde aanvullende en syntheseconclusie, dat na akkoord van de partijen en het verwijzingsvonnis d.d. 23 april 2009 van de heer Voorzitter van de rechtbank van koophandel te Luik, de zaak bekend onder algemeen rolnummer A/09/01180 zou worden gevoegd met de eerder bij deze rechtbank aanhangig gemaakte zaak met rolnummer A/08/3153.

NV Sita Wallonië besluit tot de ongegrondheid van de door Plantefort ingestelde vorderingen en vordert dat Plantefort zou worden veroordeeld tot een passende schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding, onder voorbehoud van verhoging in de loop van de procedure, ex aequo et bono begroot op 50.000 EUR.

Tenslotte vordert NV Sita Wallonië dat Plantefort zou worden verwezen in de gedingkosten.

2. De feiten en voorgaanden

2.1.

Plantefort is titularis van het Europees octrooi nr. EP 1 405 804 B1 (hierna ook: 'EP'804') voor een bedekkingelement voor een container, dat werd verleend op 4 april 2007 (met prioriteit 4 oktober 2002).

De conclusies van dit octrooi zijn de volgende:

“1. bedekkingelement dat is gemaakt van een beschermend zeil of net of doek (2), geplaatst over een bak of container of oplegger (3), vervoerbaar op of door een sleepvoertuig, welk bedekkingelement longitudinale randen (9, 10) omvat en eindranden (11, 12), waarbij een elastische koord (18) zich uitstrekt door deze langer zijnde longitudinale randen (9, 10), hetgeen het mogelijk maakt dat deze randen worden neergedrukt op een van de zijden van het bedekkingelement (i), met het kenmerk, dat het elastische koord (18) zich uitstrekt door de eindranden (11, 12) nabij de longitudinale middenas van het bedekkingelement (1), waarbij ten minste een eindrand (11, 12) samenwerkt met een trekbuis (23, 30) die het neerdrukken van de longitudinale randen (9, 10) op een van de zijden van het bedekkingelement (1) mogelijk maakt, en het bedekkingelement bevestigingsmiddelen (26, 27) omvat die fixatie van de eindranden (11, 12) op de bak of de container (3) mogelijk maken.

2. bedekkingelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke trekbuis (23, 30) vouwmiddelen omvat, die zijn gevormd door een buigzame verbinding (33, 31).

3. bedekkingelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buigzame verbinding is gevormd door ten minste twee moffen (33) die ten opzichte van elkaar vrij zijn.

4. bedekkingelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buigzame verbinding (31) is gevormd door een rubberen mof (32), die elk stijf deel van de buis (30) met elkaar verbindt.

5. bedekkingelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de langer zijnde longitudinale randen (9, 10) zijn verbonden met de korter zijnde randen (11, 12) door middel van hellende vlakken (13, 14).

6. bedekkingelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de langer zijnde longitudinale randen (9, 10) respectievelijk een huls (15, 16) omvatten voor het geleiden van het elastische koord (18) langs het bedekkingelement (1).

7. bedekkingelement volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hulzen (15, 16) van elke rand (9, 10) elk in de dikte daarvan uitsnijdingen (17) omvatten die openingen vormen, die zijn aangebracht met een regelmatige tussenruimte.

8. bedekkingelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elke opening (17) die is voorzien in de hulzen (15, 16) een versterkte rand (19) omvat.

9. bedekkingelement volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hulzen (15, 16) op elk einde gedeeltelijk zijn gesloten door een versterkte insnijding (20), waarbij uitsluitend een doorgang wordt vrijgelaten voor het elastische koord (18).”

Corderie Vincent is de licentiehouder van dit octrooi, onder andere voor België, en is de distributeur van de betrokken bedekkingelementen.

2.2.

Adi Roelandt stelt zich voor als een bedrijf dat gespecialiseerd is in het produceren en ontwikkelen van dekzeilen voor de transportsector. Zij zet uiteen dat zij in het kader van haar activiteiten o.m. dekzeilen fabriceert en verkoopt om tijdens het transport over een open container aan te brengen.

2.3.

Sita Wallonië is de Waalse dochteronderneming van Sita Belgium, die op zich een dochteronderneming van de Franse Suez Environnement SA groep uitmaakt.

Sita Wallonië zet uiteen dat zij gespecialiseerd is in het vervoer, de verwerking en het beheer van afval en dat zij daartoe gebruik maakt van bedekelementen, die dienst doen om de door haar vervoerde ladingen af te dekken.

Plantefort was via haar distributeur Corderie Vincent één van de leveranciers van bedekelementen ('Safecover' netten) aan Sita Wallonië.

Ook Adi Roelandt leverde bedekelementen ('Easycover' netten) aan Sita Wallonië.

2.4.

Corderie Vincent stuurde op 9 april 2008 een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs naar Adi Roelandt, waarin zij stelde:

“Tijdens een onderhoud met Sita werd ons gevraagd een commercieel voorstel te doen voor een SafeCover (gedeponeerd merk) afkomstig uit uw ateliers.

Tijdens de analyse van uw producten ter plaatse bij Sita en op basis van de aldaar genomen foto's, hebben wij vastgesteld dat deze netten binnen de toepassingsomvang vallen van ons gevalideerd Europees octrooi met nummer 1405804.

Wij herinneren u eraan dat het verboden is een geoctrooieerd product zonder toestemming van de eigenaar te vervaardigen, te laten vervaardigen of in het verkeer te brengen.

Bijgevolg verzoeken wij u niet langer netten te produceren die binnen de toepassingsomvang van het voornoemde octrooi vallen en het merk SafeCover niet langer te gebruiken, zonder ons voorafgaand akkoord.

Bij gebreke daaraan zouden wij ons verplicht zien onze rechten voor de bevoegde rechtbanken te doen gelden.

Indien u een distributieovereenkomst in België wenst te sluiten, kunnen wij elkaar eventueel ontmoeten en de voorwaarden van een dergelijke samenwerking bepalen. Wij nemen binnenkort contact met u op om een afspraak te maken.”

Corderie Vincent stelde Adi Roelandt verder in gebreke middels een aangetekend schrijven d.d. 13 mei 2008, als volgt:

“In navolging van ons onderhoud van 5 mei laatstleden, bevestigen wij u dat de netten die u gemaakt hebt en waar u naar verwijst onder de naam 'easycover' naar onze mening binnen de beschermingsomvang vallen van ons Europees octrooi verleend onder het nummer EP 1405804 (*).

Onder deze omstandigheden kunnen wij overwegen om u als distributeur aan te duiden van de SafeCover netten* in België en zelfs in Nederland met een commerciële prijsafslag. De distributiemodaliteiten van ons SafeCover* net zullen nader bepaald worden ter gelegenheid van de ondertekening van een distributieovereenkomst.

Indien u hier niet wenst op in te gaan, zouden wij ons verplicht zien onze rechten af te dwingen en een procedure in te leiden voor de bevoegde rechtbanken.

Gezien het belang van de in uw lokalen vastgestelde feiten, wordt deze brief u aangetekend toegestuurd tegen ontvangstbewijs.”

Partijen zetten uiteen dat naar aanleiding hiervan besprekingen werden gevoerd tussen Plantefort en Corderie Vincent enerzijds en Adi Roelandt anderzijds.

Plantefort en Corderie Vincent tonen aan dat Adi Roelandt hen per e-mail van 6 juni 2008 haar boeking van internationale treintickets bevestigde, met het oog op een vergadering bij Plantefort op 12 juni 2008.

2.5.

Op 11 juni 2008 nam Adi Roelandt het initiatief tot onderhavige procedure (zaak met algemeen rolnummer A/08/3153).

Plantefort heeft bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Luik d.d. 25 november 2008, toelating gekregen tot het doen uitvoeren van een beslag inzake namaak bij Sita Wallonië.

Op 13 februari 2009 ging Plantefort over tot dagvaarding van Sita Wallonië voor de rechtbank van koophandel te Luik.

Bij vonnis d.d. 23 april 2009 verwees de rechtbank van koophandel te Luik de zaak naar deze rechtbank, omwille van samenhang met het dossier A/08/3153.

3. Beoordeling

3.1.

Plantefort en Corderie Vincent en Sita Wallonië verzoeken dat de zaken gekend onder de algemene rolnummers A/08/3153 en A/09/01180 zouden worden samengevoegd wegens samenhang.

Adi Roelandt formuleert geen opmerkingen noch bezwaren tegen deze samenvoeging.

In deze omstandigheden komt het de rechtbank passend voor de zaken met algemene rolnummers A/08/3153 en A/09/01180 samen te voegen met het oog op een goede rechtsbedeling.

3.2.

3.2.1.

In het kader van onderhavige procedure verzoekt Adi Roelandt deze rechtbank om een grensoverschrijdende niet-inbreukverklaring voor alle landen waar het octrooi EP'804 van kracht is “en minstens in België en Nederland en Frankrijk”.

Adi Roelandt steunt de grensoverschrijdende bevoegdheid van deze rechtbank op artikel 73, § 1 en artikel 73, § 5 BOW en artikel 5 (3) van de Verordening van de Raad nr. 2001/44 betreffende de rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken (de 'EEX-Verordening')

Plantefort en Corderie Vincent betwisten de internationale bevoegdheid van deze rechtbank inzake een grensoverschrijdende declaratoire vordering van niet-inbreuk.

Zij erkennen dat er bevoegdheid is wat België betreft maar dan enkel op basis van het feit dat het om een Belgisch octrooi gaat en dat het Belgisch grondgebied wordt betrokken.

3.2.2.

Artikel 22.4 EEX-Verordening, dat voorziet in een exclusieve bevoegdheidsregel, bepaalt:

“Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd:

4. voor de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering of registratie: de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap of een internationale overeenkomst.”

De rechtbank stelt vast dat Adi Roelandt, tot en met in haar vierde en samenvattende conclusie, ter griffie neergelegd op 4 maart 2010, verzoekt dat haar akte zou worden verleend van haar voorbehoud om de geldigheid van het Europees octrooi nr. EP 1 405 804 B1 van Plantefort aan te vechten.

In deze omstandigheden kan Adi Roelandt zélf bezwaarlijk voorhouden dat de geldigheid van dit octrooi niet ter discussie staat.

Derhalve is de bevoegdheid van deze rechtbank beperkt tot de beoordeling of er al dan niet een inbreuk op voormeld octrooi is in België en heeft deze rechtbank geen rechtsmacht om de door Adi Roelandt gevorderde grensoverschrijdende maatregel toe te kennen.

In de mate dat Adi Roelandt zich beroept op artikel 5.3 van de EEX-Verordening als grondslag voor de door haar gevorderde grensoverschrijdende niet-inbreukverklaring merkt de rechtbank op dat Plantefort en Corderie Vincent, door het loutere versturen van twee ingebrekestellingen naar Adi Roelandt, gevolgd door het opstarten van onderhandelingen die door laatstgenoemde werden afgebroken, geen onrechtmatige daad hebben begaan, laat staan een onrechtmatige daad die van aard is in het buitenland schade te veroorzaken aan Adi Roelandt.

3.2.3.

Plantefort en Corderie Vincent stellen tegen Adi Roelandt een tegenvordering “wegens misbruik van de procedure door haar vordering tot verklaring van niet-inbreuk ook voor andere landen dan België te formuleren” en vorderen een bedrag van 10.000 EUR provisioneel ex aequo et bono als vergoeding van hun commerciële schade ten gevolge van deze procedurele blokkering.

Plantefort en Corderie Vincent beperken er zich toe te stellen dal zij “als gevolg van dit geschil voor de rechtbank in Gent automatisch en zonder uitweg verhinderd zullen worden efficiënt een bodemprocedure in andere Europese landen tegen haar te voeren” zonder dat zij enig bewijs voorleggen van een beweerdelijke inbreuk door Adi Roelandt op hun octrooi in het buitenland.

Dit onderdeel van hun tegenvordering dient bijgevolg te worden afgewezen als ongegrond.

3.3.

3.3.1.

Artikel 69 van het Europees Octrooiverdrag (hierna: EOV) bepaalt, met betrekking tot de beschermingsomvang, dat:

“(1) De beschermingsomvang van het Europees Octrooi of van de Europese octrooiaanvrage wordt bepaald door de inhoud van de conclusies. Niettemin dienen de beschrijving en de tekeningen tot uitleg van de conclusies.”

Het protocol van 5 oktober 1973 inzake de uitleg van art. 69 van het verdrag voorziet dat:

“Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden.”

3.3.2.

Uit het verleningsdossier blijkt dat, in de oorspronkelijke octrooiaanvrage EP 1405804 A1, hoofdconclusie 1 van het octrooi werd geformuleerd als volgt:

“1. bedekkingelement dat is gemaakt van een beschermend zeil of net of doek (2), geplaatst over een open bak of container of oplegger (3), vervoerbaar op of door een sleepvoertuig, met het kenmerk dat dit randen (9, 10) omvat met een grotere lengte, waardoor zich een elastische koord (18) uitstrekt hetgeen het mogelijk maakt dat deze randen worden neergedrukt [gevouwen] op een van de zijden van het bedekkingelement (l), waarbij ten minste een kortere rand (11, 12) samenwerkt met een trekbuis (23, 30), die in zijn lengte minstens een plooimiddel omvat dat bestaat uit een soepele verbinding (31) die het opplooien en opslaan van het bedekkingelement (1) mogelijk maakt, en bevestigingsmiddelen (26, 27) omvat die fixatie van de randen (11, 12) op de open bak of de container (3) mogelijk maken.” (vrije vertaling)

Octrooiconclusie 1 van de oorspronkelijke octrooiaanvrage kon worden opgedeeld in de volgende octrooikenmerken:

1. bedekkingelement dat is gemaakt van een beschermend zeil of net of doek, geplaatst over een open bak of container of oplegger, vervoerbaar op of door een sleepvoertuig;

met het kenmerk dat

2. dit randen omvat met een grotere lengte, waardoor zich een elastische koord uitstrekt, hetgeen het mogelijk maakt dat deze randen worden neergedrukt [gevouwen] op een van de zijden van het bedekkingelement;

3. waarbij ten minste een kortere rand samenwerkt met een trekbuis:

- die in zijn lengte minstens een plooimiddel omvat;

- dat bestaat uit een soepele verbinding;

- die het opplooien en opslaan van het bedekkingelement mogelijk maakt;

4. en bevestigingsmiddelen omvat, die fixatie van de randen op de open bak of de container mogelijk maken.

De oorspronkelijke octrooiaanvrage EP'804 A1 eiste een bedekelement op dat onder andere werd gekenmerkt doordat het een elastische koord had die zich uitstrekte doorheen de langer zijnde zijranden (kenmerk 2 van EP'804 A1).

In de voor deze uitvinding relevante stand van de techniek openbaarde het Duitse 'Gebrauchsmuster' DE 298 15 603 U1 in 1998 reeds een bedekkingelement met een elastische koord die zich uitstrekt doorheen de langer zijnde zijranden van het bedekkingelement.

Kenmerk 2 van de octrooiaanvrage (bedekkingelement dat “randen omvat met een grotere lengte, waardoor zich een elastische koord uitstrekt, hetgeen het mogelijk maakt dat deze randen worden neergedrukt [gevouwen] op een van de zijden van het bedekkingelement”) was reeds gekend als deel van de relevante stand van de techniek en kon volgens de EOB onderzoeker geen deel uitmaken van het kenmerkend gedeelte van octrooiconclusie nr. 1.

De EOB onderzoeker heeft, in zijn schrijven van 30 juni 2005, Plantefort uitgenodigd om een nieuwe octrooiconclusie voor te stellen, waarin dat kenmerk 2 werd verplaatst naar het niet-karakteriserend gedeelte van deze conclusie (de zgn. 'preambule') en dit, niet alleen om aan de duidelijkheidsvereiste van art. 84 EOV te voldoen, maar tevens omdat het karakteriserend gedeelte moet weergeven hoe de desbetreffende uitvinding nieuw en inventief zou zijn. De EOB onderzoeker stelde meer bepaald:

“Een conclusie 1 die op die manier zou zijn geamendeerd zou bovendien een nieuw en inventief octrooivoorwerp definiëren in het licht van de geciteerde documenten en zou correct zijn afgebakend (regel 29 (1) EOV) ten opzichte van hetgeen wordt geopenbaard in het document DE - U - 298 15 603 (D1) dat een bedekelement openbaart waarbij een elastisch koord 60 zich uitstrekt door de longitudinale randen en de eindrand van het bedekelement [ ]”.

Verder stelde de EOB-onderzoeker, in ditzelfde schrijven van 30 juni 2005, dat:

“De lijnen 8 en 9 zijn niet duidelijk, daar de aanwezigheid van een koord die langs en door elk van de longitudinale randen gaat, niet toelaat uit te leggen hoe dit toelaat de vermelde randen om te vouwen op een van de zijden van het bedekelement. Dit omvouwen kan maar gebeuren doordat het koord zich uitstrekt door de eindranden nabij de longitudinale middenas van het bedekelement [ ]”.

Plantefort antwoordde hierop in een schrijven van 1 september 2005 aan de EOB onderzoeker, waarin zij stelde dat:

“Als antwoord op uw kennisgeving van 30 juni 2005, vindt u hierbij een nieuwe set van conclusies die met uw opmerkingen ten aanzien van de geciteerde stand van de techniek rekening houden.

De nieuwe hoofdconclusie verschilt daarentegen van deze die door u in uw kennisgeving werd voorgesteld voor wal betreft de positie van het elastisch koord 18 ten opzichte van de eindranden (11, 12).

Dit kenmerk is immers niet essentieel voor het vouwen van het bedekelement, nu het voornaamste voorwerp van de uitvinding bestaat uit de introductie van een trekbuis die het neerdrukken [/omvouwen] van de eindranden (11, 12) toelaat.

Wat punten 1 (van a t.e.m. e) van uw kennisgeving betreft, hebben wij de noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd om het gebrek aan duidelijkheid (art. 84 EOV) van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies te verhelpen.

Wat de beschrijving betreft, wachten wij op uw akkoord met de nieuwe set conclusies om de beschrijving verder te wijzigen en de stand van de techniek in te voeren.”

De EOB Onderzoeker stelde in zijn kennisgeving van 16 januari 2006:

“In het bijzonder blijft het onduidelijkheidbezwaar van paragraaf 1b van de voorliggende kennisgeving behouden. Het feit dat het koord zich uitstrekt door de eindranden nabij de longitudinale middenas, lijkt weldegelijk een essentieel kenmerk te zijn voor het realiseren van het neerdrukken zoals tekening 4 bijvoorbeeld aantoont. In de gehele aanvrage wordt trouwens geen enkele andere uitvoering getoond, noch beschreven.”

Plantefort (via haar octrooigemachtigde) schreef op 2 februari 2006 aan de EOB-onderzoeker:

“In antwoord op uw kennisgeving van 16 januari 2006, vindt u hierbij een nieuwe set van conclusies waarvan de hoofdconclusie gewijzigd werd overeenkomstig uw opmerkingen [ ]”.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze elementen uit het verleningsdossier, in het bijzonder het door de octrooihouder Plantefort ingenomen standpunt, relevant bij de bepaling van de beschermingsomvang van EP'804, in het bijzonder van de hoofdconclusie hiervan.

Daar waar Plantefort in haar oorspronkelijke octrooiaanvrage een bedekelement opeiste dat gekenmerkt werd doordat het een elastische koord had door de langer zijnde zijranden, heeft zij dit naderhand aangepast en zich akkoord verklaard om het kenmerk toe te voegen dat het elastisch koord door de eindrand nabij de longitudinale middenas gaat als zijnde een essentieel kenmerk van de uitvinding.

Hierdoor werd de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP'804 beperkt en kan Plantefort bijgevolg in het kader van onderhavige procedure niet aanvoeren dat het kenmerk dat het elastisch koord door de eindrand nabij de longitudinale middenas gaat, geen essentieel kenmerk zou betreffen.

Zoals in het protocol van 5 oktober 1973 inzake de uitleg van art. 69 van het Europees Octrooiverdrag gesteld, dient bij de beoordeling van de beschermingsomvang van een Europees octrooi zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager-octrooihouder als een redelijke rechtszekerheid aan derden te worden geboden.

3.4.

3.4.1.

Er is sprake van een letterlijke inbreuk op een octrooi indien alle essentiële kenmerken van de betrokken octrooiconclusie terug te vinden zijn in het beweerde inbreukmakende product.

Zoals hierboven uiteengezet, zijn de kenmerken van het bedekkingelement, voorwerp van EP'804, de volgende:

1. de elastische koord strekt zich uit door de eindranden nabij de longitudinale middenas van het bedekelement;

en

2. tenminste een eindrand werkt samen met een trekbuis die het neerdrukken [vouwen] van de longitudinale randen [zijranden] op een van de zijden van het bedekelement mogelijk maakt;

en

3. het bedekelement omvat bevestigingsmiddelen die fixatie van de eindranden op de open bak of de container mogelijk maken.

Zo staat ook in de octrooibeschrijving de precieze positionering van de elastische koord vermeld en wordt gesteld dat de koord door de eindranden nabij de longitudinale middenas moet lopen:

“[0033] De elastische koord 18 strekt zich uit ter hoogte van de randen 11 en 12 door oogjes 21, 22, die zijn aangebracht ter hoogte van de centrale en longitudinale as van het bedekkingelement 1.”

Zowel aan de hand van de octrooiconclusies als het verleningsdossier stelt de rechtbank vast dat het vierde kenmerk en de precieze positionering van de elastische koord, zich uitstrekkend door de eindranden nabij de longitudinale middenas van het bedekkingelement, een essentieel kenmerk van EP'804 uitmaakt.

3.4.2.

In het door Adi Roelandt ontwikkelde bedekkingelement komt geen elastische koord voor die zich door de eindranden nabij de longitudinale middenas van het bedekkingelement uitstrekt.

Zoals blijkt uit bovenstaande tekening (en de overige voorliggende stukken):

- bevat het bedekkingelement van Adi Roelandt niet één elastische koord, maar wel twee elastische koorden;

- zijn deze elastische koorden nergens met elkaar verbonden;

- gaan deze twee elastische koorden door de zijranden/longitudinale randen van het bedekkingelement zoals (cf. de hierboven uiteengezette elementen uit het verleningsdossier) in de stand van de techniek reeds bestond (en in de kop van de octrooiconclusie niet als uitvinding wordt opgeëist);

- loopt er geen elastische koord door de begin- noch eindranden van het bedekkingelement;

- doorkruisen de elastische koorden geenszins de begin- of eindranden van het bedekkingelement nabij de longitudinale middenas ervan.

Aangezien er een essentieel kenmerk uit de hoofdconclusie van het octrooi EP'804 ontbreekt, dient alvast te worden besloten dat Adi Roelandt geen letterlijke inbreuk pleegt op het octrooi nr. EP 1405804 van Plantefort.

3.4.3.

In tegenstelling tot wat Plantefort en Corderie Vincent voorhouden, kan er naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake zijn van een inbreuk bij equivalent.

Uit de conclusies, beschrijving en tekeningen, alsook het verleningsdossier van EP'804 blijkt dat de functie van de elastische koord die loopt door de eindranden nabij de longitudinale eindranden is dat de zijranden automatisch worden gevouwen dankzij de positie, de baan en de spanning van de elastische koord over de lengte van het bedekkingelement.

Zo is in de beschrijving van het octrooi EP'804 [0060] en [0061] vermeld dat:

“De positie, de baan en de spanning van het elastische koord 18 over de lengte van het bedekkingelement 1 staan toe dat de randen 9, 10 automatisch worden gevouwen in de richting van het inwendige van dit element 1.”

Voor de terugtrekking van het bedekkingelement 1 gaat de gebruiker over tot het vrijmaken van het elastische koord 18, zodat de randen 9, 10 automatisch worden gevouwen dankzij de spanning van het elastische koord 18 in de richting van het inwendige van het bedekkingelement 1 en zodat deze niet langer worden vastgehouden tegen de wanden van de bak of de container 3”.

Ook wordt in de beschrijving vermeld [0064] dat:

“Vastgesteld wordt dat de positie, de spanning en de baan van het elastische koord 18 over de lengte van het bedekkingelement 1 toestaan dat de randen 9, 10 automatisch worden gevouwen in de richting van het inwendige van dit element voor de terugtrekking daarvan en de opslag daarvan.”

Uit het verleningsdossier blijkt dat de EOB Onderzoeker stelde in zijn kennisgeving van 16 januari 2006:

“Het feit dat het koord zich uitstrekt door de eindranden nabij de longitudinale middenas, lijkt weldegelijk een essentieel kenmerk te zijn voor het realiseren van het neerdrukken zoals tekening 4 bijvoorbeeld aantoont. In de gehele aanvrage wordt trouwens geen enkele andere uitvoering getoond, noch beschreven.”

In zijn kennisgeving van 30 juni 2005 had de EOB-onderzoeker, met betrekking tot het omvouwen van de randen op een van de zijden van het bedekkingelement, vermeld dat:

“Dit omvouwen kan maar gebeuren doordat het koord zich uitstrekt door de eindranden nabij de longitudinale middenas van het bedekelement [ ]”.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de voorliggende stukken dat de functie van de elastische koord voor het omslaan van de zijranden zoals beschreven in EP'804 (en het verleningsdossier ervan) enkel wordt gerealiseerd doordat de koord door de eindranden nabij de longitudinale middenas gaat en niet wordt gerealiseerd wanneer het koord enkel door de zijranden gaat, omdat in dat geval de randen niet automatisch kunnen worden omgevouwen zoals in het octrooi beschreven.

Zoals hierboven uiteengezet, bevat het bedekkingelement/dekzeil van Adi Roelandt elastische koorden die zich bevinden in elk van de zijranden van het bedekkingelement en zich niet uitstrekken tot nabij de longitudinale middenas van de eindrand. Zoals door de EOB-onderzoeker opgemerkt laat deze uitvoering niet toe de randen om te slaan in de richting van het inwendige van het dekzeil.

Bij de door Adi Roelandt ontwikkelde dekzeilen moeten de zijranden manueel omgevouwen worden. Door het gebruik van de twee afzonderlijke elastische koorden, die op verschillende wijze zijn aangebracht in het bedekkingelement en doorheen de longitudinale randen lopen, zonder ergens samen te komen, wordt geen 'grijpknoop' gevormd die enige manipulatie van het bedekkingelement mogelijk maakt.

Door het gebruik - in het product van Adi Roelandt - van twee afzonderlijke elastische koorden, die op verschillende wijze zijn aangebracht in het bedekelement, is het onmogelijk dat het bedekelement “uit zichzelf naar het midden opvouwt door tractie”.

Het bedekelement van Adi Roelandt moet bij verwijdering volledig worden losgemaakt van de container, op de grond worden gelegd en vervolgens manueel gevouwen, waarbij de zijranden naar boven worden omgeslagen.

Het bedekelement wordt op een verschillende manier verwijderd van de containers en bijgevolg moet het bedekelement bij een volgende gebruik ervan op een verschillende manier worden aangebracht.

Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat de bedekkingelementen/dekzeilen van Adi Roelandt niet de functie van de uitvinding van Plantefort en Corderie Vincent realiseren en dus noodzakelijkerwijze geen zelfde technische functie noch zelfde technische effect bieden en geen inbreuk bij equivalent kunnen uitmaken.

Het octrooi EP 1405804 B1, zoals verleend aan Plantefort, is duidelijk en kan niet worden geïnterpreteerd in die zin dat er een niet bedoelde beschermingsomvang aan wordt gegeven.

3.5.

3.5.1.

In deze omstandigheden dient de vordering van Adi Roelandt tot verklaring voor recht van niet-inbreuk op het Europees octrooi met nummer EP 1405804 B1 op het grondgebied van België gegrond te worden verklaard.

3.5.2.

Adi Roelandt vordert dat Plantefort en Corderie Vincent zouden worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens tergend en roekeloos handelen en begroot haar schade ex aequo et bono op 25.000 EUR; minstens vordert zij de terugbetaling van alle advies en analyserapporten van het Kortrijks Octrooi Bureau (KOB).

De rechtbank stelt vast dat Adi Roelandt evenwel geen enkel bewijs voorlegt van - het bestaan of de omvang van de - schade die zij ingevolge het handelen van Plantefort en Corderie Vincent (hetzij de ingebrekestellingen aan Adi Roelandt en het beslag inzake namaak bij Sita Wallonië) zou hebben geleden.

Dit onderdeel van de vordering van Adi Roelandt dient derhalve te worden afgewezen bij gebrek aan bewijs.

3.5.3.

Gezien geen inbreuk door Adi Roelandt op het Europees octrooi EP 1405804 B1 van Plantefort wordt weerhouden, dienen de door Plantefort en Corderie Vincent bij tegeneis lastens Adi Roelandt gevorderde maatregelen te worden afgewezen als ongegrond.

3.6.

3.6.1.

Vermits, in het kader van onderhavige procedure, geen inbreuk weerhouden wordt op het Europees octrooi EP 1405804 B1 van Plantefort, en bijgevolg ook Sita Wallonië zich - door het gebruik van de door Adi Roelandt geleverde bedekelementen - niet schuldig heeft gemaakt aan enige inbreuk op de octrooirechten van Plantefort en Corderie Vincent, dient ook de door Plantefort en Corderie Vincent tegen Sita Wallonië ingestelde vordering te worden afgewezen als ongegrond.

3.6.2.

Sita Wallonië stelde een tegenvordering in tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding, ex aequo et bono begroot op 50.000 EUR.

Volgens Sita Wallonië maken zowel het beschrijvend beslag waartoe Plantefort liet overgaan, als het opstarten van de procedure ten gronde, een misbruik van procedure uit.

Sita Wallonië voert aan dat het haar 'niet meer dan billijk' lijkt “om volledig te worden vergoed voor alle morele en materiële schade die zij heeft geleden ten gevolge van het lichtzinnige beslag dat bij haar werd uitgevoerd, en voor de kosten die zij heeft moeten maken om zich te verdedigen in deze bodemprocedure die reeds vanaf dag 1 kennelijk ongegrond was.”

Sita Wallonië beroept zich enerzijds op artikel 1369bis/3, § 2 Ger.W., dat bepaalt dat

“Wanneer de maatregelen van beschrijving of van beslag zijn herroepen of wanneer zij vervallen wegens enig handelen of nalaten van de verzoeker, of wanneer later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht was, kan de rechtbank op verzoek van de verweerder de verzoeker veroordelen tot betaling van een passende schadeloosstelling voor alle ingevolge deze maatregelen veroorzaakte schade.”

en voert, anderzijds, aan dat zij “zich moet verweren voor [deze] rechtbank wat aanzienlijke kosten met zich brengt voor de erelonen voor haar advocaten, die omwille van de specifieke aard van de octrooiprocedure, gespecialiseerd dienen te zijn in deze materie.”

De rechtbank stelt vast dat Sita Wallonië enerzijds geen - begin van - bewijs levert van schade die zij ingevolge het beslag inzake namaak zou hebben geleden en dat zij zelfs niet aangeeft waaruit deze schade, waarvan zij de vergoeding vordert, dan wel zou bestaan.

In de mate dat Sita Wallonië inroept dat zij, in het kader van onderhavige procedure, advocatenkosten heeft moeten maken, verwijst de rechtbank naar artikel 1022 Ger.W., krachtens hetwelk de rechtsplegingvergoeding een forfaitaire tegemoetkoming is in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.

Sita Wallonië beperkt er zich toe terzake te verwijzen naar 'werknemers die zich hebben moeten vrijmaken' en naar 'administratieve drukte' maar legt terzake geen stukken voor waaruit het bestaan en/of de omvang van de beweerdelijk door haar geleden schade zou kunnen blijken.

In deze omstandigheden kan Sita Wallonië enkel aanspraak maken op het basisbedrag van de rechtsplegingvergoeding voor niet in geld waardeerbare vorderingen.

Er is geen reden om de door Sita Wallonië gevorderde rechtsplegingvergoeding van 5.000 EUR toe te kennen.

Om deze redenen

DE RECHTBANK

Melding makende dat de bepalingen van de artikelen 2 en 30 tot 42 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd,

Rechtdoende op tegenspraak,

Alle meeromvattende of strijdige conclusies verwerpend als niet dienend,

Voegt de zaken met algemene rolnummers A/08/3153 en A/09/01180.

Verklaart de door Adi Roelandt ingestelde vorderingen als volgt ontvankelijk en gegrond,

Verklaart voor recht dat Adi Roelandt op het grondgebied van het Koninkrijk België geen inbreuk maakt op het Europese octrooi met nummer EP 1405804 B1 door het op enigerlei wijze vervaardigen, in voorraad houden, invoeren, uitvoeren, aanbieden of in de handel brengen van de dekzeilen van Adi Roelandt,

Verleent aan Adi Roelandt akte van haar voorbehoud om de geldigheid van het octrooi EP 1405804 B1 aan te vechten,

Veroordeelt Plantefort en Corderie Vincent in solidum tot betaling aan Adi Roelandt van de dagvaardingskosten, niet begroot,

Veroordeelt Plantefort en Corderie Vincent in solidum tot betaling aan Adi Roelandt van 1.200 EUR rechtsplegingvergoeding uit hoofde van de hoofdvordering.

Verklaart de door Plantefort en Corderie Vincent tegen Adi Roelandt ingestelde tegenvorderingen ontvankelijk doch wijst deze af als ongegrond.

Veroordeelt Plantefort en Corderie Vincent in solidum tot betaling aan Adi Roelandt van 2.000 EUR rechtsplegingvergoeding uit hoofde van de tegenvordering.

Verklaart de door Plantefort lastens Sita Wallonië ingestelde vordering ontvankelijk doch wijst deze af als ongegrond.

Laat de dagvaardingskosten, begroot op 219,05 EUR, ten laste van Plantefort.

Laat de kosten van het beschrijvend beslag inzake namaak, begroot op een totaal bedrag van 3.576,52 EUR, ten laste van Plantefort.

Veroordeelt Plantefort tot betaling aan Sita Wallonië van 1.200 EUR rechtsplegingvergoeding.

Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande enig rechtsmiddel.