Article

Rechtbank van eerste aanleg Brussel, 08/01/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/5

Rechtbank van eerste aanleg Brussel 8 januari 2010

L.V.M. en R.G. / NV Fortis Bank

Zet.: H. Vanparys (alleenzetelend rechter)
Pl.: Mr. Van Bunnen

Verwerende partij hebben hun middelen en besluiten voorgedragen in de openbare terechtzitting van 5 november 2009 waarna het debat werd gesloten. De rechtbank nam vervolgens de zaak in beraad.

De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met de volgende documenten:

- het tussenvonnis van 29 november 2002 en de hierin vermelde procedurestukken;

- de beschikking op grond van artikel 747, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek van 30 mei 2008 en de verbeterende beschikking van 5 maart 2009;

- het deskundig verslag, neergelegd op 19 februari 2008;

- de conclusie na tussenvonnis voor eisers, neergelegd ter griffie op 30 oktober 2008;

- de conclusies na tussenvonnis en de syntheseconclusie na tussenvonnis voor de verwerende partij, neergelegd ter griffie op 4 maart 2008 en 28 november 2008.

De rechtbank nam tevens kennis van de overtuigingsstukken, met name één bundel voor verwerende partij.

1. Feiten en procedurevoorgaanden

Eisers verklaren eigenaars te zijn van een Belgisch uitvindingoctrooi met nummer 881.073, verleend voor een “inrichting om door middel van de telefoon een inzet te doen op Lotto en andere toegelaten kansspelen” aan de heer L.V.M. en wijlen de heer J.D.B., van wie mevrouw G. de rechtsopvolgster verklaart te zijn. Het octrooi werd ingediend op 10 januari 1980, en genoot bescherming gedurende twintig jaar, tot 10 januari 2000.

Dit octrooi wordt in de huidige procedure niet voorgelegd aan de rechtbank. Geen stukkenbundel werd neergelegd door eisers. Verweerster; die geen inventaris voegde aan haar conclusie, legde ter zitting een uitvoerige bundel neer, dat echter enkel procedurestukken blijkt te bevatten. Ook de deskundige voegde de tekst van het octrooi niet als bijlage bij zijn verslag.

Er bestaat echter geen betwisting tussen partijen over de weergave van de hoofdconclusie in het octrooi gegeven door de deskundige, en die luidt als volgt:

“Inrichting om door middel van de telefoon een inzet te doen op lotto- en andere toegelaten kansspelen, met het kenmerk dat op de telefooncentrale (3) van de Regie van Telegraaf en Telefoon minstens één antwoordapparaat (8) is aangesloten voor het geven van instructies in verband met het spel aan de telefoonabonnee die aan het spel wenst deel te nemen en een centrale computer (4) voor het registreren van het telefoonnummer van de telefoonabonnee, de gekozen cijfers of andere symbolen waarop ingezet wordt en het aan te rekenen bedrag aan de telefoonabonnee.”

Eisers voeren aan in de loop van 1989 te hebben vastgesteld dat de principes van hun uitvinding door verweerster, evenals door een aantal andere bankinstellingen, werden gebruikt bij het uitwerken van hun systeem van telefonisch bankieren. Zij voeren aan dat de rechtsvoorgangster van verweerster, de NV Generale Bank, door haar G-foonsysteem de werkwijze beschreven in hun octrooi aanwendde.

Bij brief van 7 augustus 1992 stelde zij de rechtsvoorgangster van verweerster in gebreke. De NV Generale Bank betwistte dat haar systeem een inbreuk zou uitmaken op het octrooi van eisers.

Op 7 januari 2000 volgde een tweede ingebrekestelling, waarop de NV Generale Bank verwees naar haar eerder standpunt.

Bij exploot betekend op 28 september 2000 dagvaardden eisers verweerster om te verschijnen voor deze rechtbank.

Bij tussenvonnis van 29 november 2002 werd een deskundige aangesteld. De deskundige legde op 19 februari 2008 een eindverslag neer ter griffie van deze rechtbank.

De zaak werd bij beschikking van 30 mei 2008 en verbeterende beschikking van 5 maart 2009 op grond van artikel 747, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek vastgesteld voor pleidooien. Ter zitting verscheen niemand voor eisende partijen.

II. Voorwerp van de vorderingen

1.

De oorspronkelijke hoofdvordering van eisers strekte ertoe te horen zeggen voor recht dat verweerster inbreuk heeft gepleegd op de rechten van eisers als octrooihouder, en vervolgens verweerster te horen veroordelen tot betaling aan eisers van een provisionele herstelvergoeding van 100.000.000 BEF (honderd miljoen Belgische frank), te vermeerderen met de gerechtelijke interesten, en een deskundige-boekhouder te horen aanstellen. Zij vorderden tevens de veroordeling van verweerster tot de kosten van het geding, die niet werden begroot, en verzochten de rechtbank het tussen te komen vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, niettegenstaande alle verhaal en zonder borg.

Bij conclusies, neergelegd ter griffie op 29 januari 2002, verzochten eisers de rechtbank hun vordering ontvankelijk te verklaren, en alvorens recht te doen een deskundige gespecialiseerd in telefonie aan te stellen, nadat de deskundige zal hebben vastgesteld dat verweerster een inbreuk heeft gepleegd op de rechten van eisers als octrooihouder, de vordering van eisers ten provisionele titel voor 2.478.935 EUR toe te kennen, en vooraleer zij hun definitieve vordering stellen, een boekhoudkundig deskundige aan te stellen, en de kosten aan te houden. Deze vordering werd gehandhaafd in aanvullende conclusies, neergelegd ter griffie op 7 juni 2002.

Bij conclusie na tussenvonnis, neergelegd ter griffie op 30 oktober 2008, vorderden eisers de aanstelling van een college van deskundigen met dezelfde opdracht als gegeven aan de deskundige Quintelier in het vonnis van 29 november 2002, en verzochten zij de rechtbank de verdere uitspraak over de tegenvordering evenals over de gedingskosten aan te houden.

2.

Bij syntheseconclusie na tussenvonnis besluit verweerster tot de ongegrondheid van de vordering van eisers. Zij verzoekt de rechtbank eisers in de proceskosten te veroordelen, begroot aan haar zijde op 15.000 EUR rechtsplegingvergoeding en 10.200 EUR expertisekosten, en verzoekt de rechtbank de veroordeling tot de proceskosten ten haren gunste uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

In syntheseconclusies herneemt verweerster haar eerder gestelde vordering wegens tergend en roekeloze vordering niet, en stelt zij dat deze is voorbijgestreefd gelet op de inwerkingtreding van het KB van 26 oktober 2007.

III. Beoordeling
1. Conclusie van de deskundige - Stelling van partijen

De deskundige, de heer Quintelier, besloot dat de beschermingsomvang van het octrooi van eisers dient beperkt te worden tot een inrichting om door middel van de telefoon een inzet te doen op lotto- en andere toegelaten kansspelen. Een ruimere beschermingsomvang waarin het element kansspel niet aanwezig is, is niet aanvaardbaar volgens de deskundige, daar er enerzijds in het octrooi geen basis aanwezig is om dit te ondersteunen, en anderzijds dit tot een interpretatie zou leiden waarop de stand van de techniek te lezen valt, en dus tot de ongeldigheid van het octrooi zou leiden.

De deskundige besloot dat verweerster geen inbreuk maakte op het octrooi, aangezien bij de toepassing door verweerster het aspect kansspel niet aan de orde is.

Verweerster treedt de besluiten van de deskundige bij.

Eisers betwisten in het algemeen de deskundigheid van de heer Quintelier, en de inhoud van zijn deskundig verslag, onder verwijzing naar de opmerkingen van hun technisch raadsman de heer Van den Eede. Zij vorderen de aanstelling van een college van deskundigen, met dezelfde opdracht.

Eisers betwisten in het bijzonder de beperkte interpretatie die door de deskundige aan het octrooi wordt gegeven. Zij voeren aan dat in het octrooi ook de bescherming begrepen is voor een “inrichting om via de telefoon cijfers door te sturen”, en stellen dat nergens in de beschrijving een beperking tot lotto of spel aanwezig is. Zij betwisten tevens de eindconclusie van de deskundige waar hij tot een afwezigheid van een inbreuk op het octrooi besluit.

2. Interpretatie

Een octrooi moet op restrictieve wijze worden uitgelegd, als uitzondering op het algemeen beginsel van vrije concurrentie.

De bescherming verleend door een octrooi wordt bepaald en beperkt door de bewoordingen van de conclusies als geformuleerd door de octrooihouder, geïnterpreteerd in het licht van de beschrijving en de tekeningen.

De deskundige motiveerde zijn stelling als volgt:

“De hoofdconclusie, alsook de gehele beschrijving van het Belgisch octrooi nr. 881.073, heeft dus betrekking op een inrichting om door middel van een telefoon een inzet te doen op lotto- en andere toegelaten kansspelen. Niets in deze hoofdconclusie, noch in de beschrijving laat toe om de inrichting voor een ander doeleinde dan een inzet doen op lotto- en andere kansspelen te gebruiken.

Zoals vermeld op pagina 1 en 2 van het octrooi biedt de uitvinding beschreven in het octrooi een oplossing aan het probleem dat de lotto- en andere toegelaten kansspelen gedrukte lottoformulieren eisen waarvan de verwerking en de verspreiding omslachtig is. Een uitbreiding van de beschermingsomvang naar een inrichting die andere zaken mogelijk maakt dan een inzet op lotto- en andere toegelaten kansspelen vindt niet alleen geen basis in het octrooi, maar zou ook niet beantwoorden aan het gestelde probleem.

De hoofdconclusie vermeldt verder dat de instructies gegeven door het antwoordapparaat verband hebben met het spel. Ook hier is dus de beperking tot het spel duidelijk aanwezig. Verder bepaalt de hoofdconclusie dat de centrale computer het telefoonnummer van de abonnee moet registeren, alsook de gekozen cijfers of andere symbolen van de inzet, zodat ook hier de link met het spel aanwezig moet zijn. Verder is het ook essentieel dat de computer van de telefooncentrale het nummer van de abonnee ontvangt, anders is het onmogelijk om de speler te identificeren en om zijn spel te registreren en later te verwerken.”

De rechtbank stelt samen met de deskundige vast dat de hoofdconclusie van het octrooi steeds uitdrukkelijk verwijst naar lotto- en andere kansspelen, zowel wat de aard van de te geven instructies, als de inhoud van de te registreren gegevens betreft.

Daarenboven wordt volgens de deskundige, hierin niet tegengesproken door partijen, gesteld dat het octrooi ertoe strekte een oplossing te bieden voor het probleem dat de lotto- en andere toegelaten kansspelen gedrukte lottoformulieren eisen waarvan de verwerking en de verspreiding omslachtig is.

De deskundige stelt ten slotte dat niets in de hoofdconclusie, noch in de beschrijving, toelaat om de inrichting voor een ander doeleinde dan een inzet doen op lotto- en andere kansspelen te gebruiken.

De rechtbank oordeelt, met de deskundige, dat het octrooi betrekking heeft op een inrichting om door middel van een telefoon een inzet te doen op kansspelen.

Eisers spreken dit tegen, zonder hun stelling op basis van bewijskrachtige stukken te staven. Zij beperken zich tot beweringen over verwijzingen naar andere toepassingen, die zij vervolgens enkel in het Engels weergeven, zonder dit te staven.

3. Vergelijking octrooi en G-foon systeem
3.1. Lottospel-kansspel

Aangezien het systeem van de G-foon betrekking heeft op banktransacties, en er geen sprake is van enige inzet in een lotto of kansspel. is er geen inbreuk op het octrooi.

3.2. Identificatie van de gebruiker

Het deskundige besluit dat het G-foon systeem zich van het octrooi onderscheidt doordat de gebruiker zich identificeert door middel van zijn door de bank afgegeven bankrekeningnummer en code, terwijl in het octrooi de identificatie geschiedt door het telefoonnummer en eventueel een codenummer afgegeven door de telefoonmaatschappij.

In het octrooi is het telefoonnummer essentieel voor de identificatie van de speler en de betaling door de speler. Eisers bevestigen in conclusie, onder verwijzing naar de heer Vanden Eede, dat de eventueel voorziene geheime code volgens het octrooi niet nodig is om de identificatie van de gebruiker ondubbelzinnig vast te leggen.

Dit verschil tussen beide systemen is fundamenteel en bewijst op zich reeds dat het G-foon systeem geen inbreuk uitmaakt op .het octrooi.

De vraag of het systeem beschreven in het octrooi al dan niet veilig zou zijn, en in het bijzonder veiliger dan het G-foon systeem is niet relevant voor de beoordeling van het huidige geschil.

Bovendien stelt de deskundige dat noch de conclusies van het octrooi van eisers, noch de beschrijving vereisen dat een 20 KHz systeem wordt gebruikt en wordt deze verklaring van de deskundige niet door eisers weerlegd. Bijgevolg is het argument gesteund op het gebruik van dit systeem niet relevant.

Ook het argument van eisers gesteund op de veiligheid van internationale verbindingen is niet relevant: de deskundige stelde dat in het octrooi van eisers niet expliciet wordt beschreven dat een internationale verbinding wordt gebruikt om het probleem van het loskomen van de verbinding op te lossen, de beschermingsomvang van het octrooi niet beperkt is tot een internationale lijn, en het gebruik van de internationale lijn reeds was gekend op datum van het octrooi. Het tegendeel wordt niet aangetoond door eisers.

3.3. De behandelde data

Het G-foon systeem onderscheidt zich ten slotte van het octrooi door de aard van de behandelde data: daar waar het G-foon systeem betrekking heeft op banktransacties die door het computersysteem van de bank worden verwerkt, heeft het octrooi betrekking op de inzet op een spel. Het octrooi bepaalt dat de speler een bepaald getal en een bepaald bedrag kan inzetten op een spel, dat hij ingeeft door middel van zijn telefoon, waarna de inzet, eens geaccepteerd, in het geheugen van de computer zal worden opgeslagen, geassocieerd met het telefoonnummer. De gebruiker van het G-foon systeem die door middel van zijn bankrekeningnummer en zijn codenummer een toegang tot de computer heeft verkregen, kan data zoals een rekeningnummer van een derde, het over te boeken bedrag en de referentie horende bij de overboeking ingeven, waarna de computer deze data ontvangt en verwerkt. De deskundige wijst op het fundamentele verschil in programmering van de computer vereist voor de behandeling van deze verschillende data.

De stelling van eisers dat elke inrichting om via de telefoon cijfergegevens, door te geven, ongeacht de aard van de gegevens wordt beschermd door het octrooi, is in strijd met de bewoordingen van de hoofdconclusie, die zowel wat betreft de aard van de te geven instructies als de inhoud van de te registreren gegevens uitdrukkelijk verwijst naar lotto- en kansspelen. Eisers tonen niet aan dat hun interpretatie steun vindt in de beschrijving of de tekeningen.

3.4 Interactief systeem

De deskundige stelde ten slotte vast dat de functies “dialoog met de cliënt, toestemming en opname van de operaties, alsook uitvoeren van de operaties”, aanwezig zijn in beide systemen. Hij voegde er echter terecht aan toe dat deze functies inherent zijn aan elk interactief computersysteem, en het uitsluitend recht van het octrooi dan ook niet louter beperkt kan zijn tot het verenigen van deze drie functies alsdusdanig.

4. Stand van de techniek

Eisers voeren aan dat de beschermingsomvang van hun octrooi een inrichting beschermt om via de telefoon cijfergegevens door te sturen.

Uit het resultaat van de door de deskundige uitgevoerde opzoekingen blijkt echter dat een procedure waarbij telefonisch een bankoverschrijving wordt uitgevoerd, en aldus een werkwijze om via de telefoon cijfergegevens door te sturen, reeds was gekend uit pagina 3 regels 35 tot en met 50 van het GB PS 850,020 octrooi, gepubliceerd op 28 september 1960. Uit het GB PS 1 351 455 van april 1974 was reeds een werkwijze gekend om per telefoon een kansspel te spelen (p. 1 regels 18 tot en met 27); Ook het octrooi US PS 3,935,392 had reeds betrekking op het via de telefoon overbrengen van gegevens, in het bijzonder cijfers.

De rechtbank treedt de deskundige bij waar hij oordeelt dat de ruime interpretatie van het octrooi van eisers niet alleen geen steun vindt in het octrooi, de tekeningen en de beschrijvingen en om die reden niet kan worden bijgetreden, maar ook de geldigheid van het octrooi in het gedrang zou brengen, gelet op de stand van de techniek.

Eisers voeren onder verwijzing naar de opmerkingen van de heer Vanden Eede, die letterlijk worden weergegeven, aan dat de aangehaalde octrooien niet terugslaan op de door eisers gepatenteerde techniek, en het octrooi van eisers meer garanties biedt op het vlak van veiligheid en identificatie van de oproeper. De opmerkingen van de heer Vanden Eede werden door de deskundige reeds op overtuigende en gedetailleerde wijze weerlegd, en de rechtbank sluit zich hierbij aan.

De rechtbank stelt aldus vast in verband met octrooi GB PS 850,020 dat:

- noch de conclusies van het octrooi van eisers, noch de beschrijving vereisen dat een 20 KHz systeem wordt gebruikt, zodat het argument gesteund op het gebruik van dit systeem niet relevant is;

- in het octrooi van eisers niets wordt vermeld over het detecteren van fouten op het niveau van het doorsturen van data, zodat dit argument niet relevant is om een onderscheid met de stand van de techniek te detecteren; overigens bedraagt de totale zekerheid van het detecteren van fouten volgens regel 2 op pagina 3 van GB PS 850,020 99%, en niet 90%;

- er in het octrooi van eisers geen sprake is van enige impulsverhouding, noch enige indicatie wordt gegeven voor het wijzigen van de impulsverhouding, zodat er op dit punt geen onderscheid bestaat tussen het octrooi van eisers en het octrooi GB PS 850,020; niets in het octrooi GB PS 850,020 wijst erop dat de schijf een impulsverhouding 67/33 zou hebben; bovendien was deze impulsverhouding 67/33 reeds gekend in België en niet nieuw;

- het gebruik van een internationale verbinding geen onderscheid vormt met de stand van de techniek: in het octrooi van eisers wordt niet expliciet beschreven dat een internationale verbinding wordt gebruikt om het probleem van , het loskomen van de verbinding op te lossen, de beschermingsomvang van het octrooi was niet beperkt tot een internationale lijn, en het gebruik van de internationale lijn was reeds gekend op datum van het octrooi;

- uit het octrooi van eisers niet ondubbelzinnig valt af te leiden dat net het gebruik van internationale lijnen het mogelijk maakt om gegevens door te geven: uit de loutere verwijzing naar die internationale lijnen kan alleen worden opgemaakt dat die eigenschap inherent is aan die lijn, en de keuze voor een internationale lijn dus ten opzichte van het GB octrooi een voor de hand liggende keuze vormt;

- het octrooi GB PS 850,020 op pagina 6. regels 20-22 de mogelijkheid beschrijft voor de verzender om via verschillende mogelijkheden, onder andere akoestisch. een herhaling te krijgen van zijn verstuurde cijfers.

In verband met octrooi GB-PS 1 351 455:

- het GB octrooi is niet beperkt tot het gebruik van additionele eenheden naast een telefoontoestel, maar voorziet ook dat de op de figuur afgebeelde elementen 17 en 18 als alternatieven van een gebruikelijk telefoontoestel met draaischijf kunnen worden gebruikt; het gebruik van een toestel met draaischijf of een toestel met toetsen is mogelijk;

- in 1974, datum van het octrooi GB-PS 1 351 455, waren telefoontoestellen met druktoetsen nog geen gemeengoed;

- ook het octrooi van eisers sluit het gebruik van een extra toestel niet uit.

In verband met het octrooi US PS 3,935,392:

- ook het octrooi van eisers maakt geen melding van enige pulsverhouding; bovendien gaf de heer Vanden Eede reeds toe dat de 67/33 verhouding reeds bekend was in België.

5. Besluit

De opmerkingen van eisers onder “1. punt 3, bemerkingen a en b” hebben slechts betrekking op elementen van de beschrijving van het systeem van eisers door de deskundige vreemd aan de hierboven opgesomde verschillen, en zijn niet van aard de eindconclusie van de deskundige, bijgetreden door de rechtbank, waarbij tot de afwezigheid van een inbreuk wordt besloten, te beïnvloeden.

Gelet op de manifeste verschillen tussen het octrooi en de G-foon acht de rechtbank het bestaan van een inbreuk op het octrooi niet bewezen.

Er is geen reden om tot de aanstelling van een college van deskundigen over te gaan.

6. Kosten

De. vordering van eisers is ongegrond. Zij worden veroordeeld tot de kosten van het geding. De rechtbank neemt er akte van dat verweerster op hoofdvordering haar tegenvordering wegens tergend en roekeloos geding niet handhaaft. De vordering van verweerster is duidelijk.

Verweerster vordert de veroordeling van eisers tot betaling van 15.000 EUR rechtsplegingvergoeding (basisbedrag voor vorderingen boven 1.000.000 EUR), minstens van 5.000 EUR.

De vordering van eisers waarbij zij vorderen dat zou worden gezegd voor recht dat verweerster inbreuk heeft gepleegd op de rechten van eisers als octrooihouder, en vervolgens verweerster te horen veroordelen tot betaling aan eisers van een provisionele herstelvergoeding, en tot aanstelling van een deskundige tot begroting van de schade is een niet in geld waardeerbare vordering. Ook de vordering van eisers tot aanstelling van een college van deskundigen is niet in geld waardeerbaar.

Bijgevolg bedraagt het basisbedrag van de rechtsplegingvergoeding 1.200 EUR en het maximumbedrag 10.000 EUR. Gelet op de complexiteit van de zaak, te wijten aan de aard van de materie, kan een vergoeding boven het basisbedrag worden toegekend. Nu verweerster haar werkelijke schade steeds op 5.000 EUR heeft geraamd, en dit bedrag verantwoord lijkt in het licht van de complexiteit van de zaak zoals blijkt uit de neergelegde conclusies, kan dit bedrag worden toegekend.

Het vonnis kan op dit punt voorlopig uitvoerbaar worden verklaard.

Om deze redenen,

DE RECHTBANK,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken, zoals gewijzigd,

Rechtsprekend in eerste aanleg, op tegenspraak, alle strijdige en meeromvattende conclusies verwerpend,

Verklaart de vordering van eisers ontvankelijk maar ongegrond. Wijst hen ervan af.

Veroordeelt eisers tot de kosten van het geding, begroot in hoofde van verweerster op 5.000 EUR rechtsplegingvergoeding.

Veroordeelt eisers tot de kosten van het deskundigenonderzoek, begroot op 10.200 EUR.

Verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met behoud van het recht tot kantonnement.