Article

Nieuwe Franse Arbitragewet – Arbitrage, R.D.C.-T.B.H., 2011/3, p. 270-271

NIEUWE FRANSE ARBITRAGEWET

Arbitrage

Decreet n° 2011-48, 13 januari 2011
Wettekst: www.legifrance.gouv.fr/jopdf/common/jo_pdf.jsp?numJO=0&dateJO=20110114&numTexte=9&pageDebut=00777&pageFin=00781
Officieel rapport Eerste Minister:
www.legifrance.gouv.fr/jopdf/common/jo_pdf.jsp?numJO_0&dateJO=20110114&numTexte=8&pageDebut=00773&pageFin=00777
Frankrijk herziet Arbitragedecreet met ingang van 1 mei 2011

Steden als Parijs, Londen en Genève strijden de laatste jaren bikkelhard om de favoriete zetel voor internationale arbitrage te blijven en/of te worden. Ook andere spelers zoals Singapore en Dubai zetten steeds meer hun beste beentje voor. Bij wijze van spoedreactie op de daling van het aantal ICC-arbitrages, lanceerde Frankrijk op 13 januari 2011 Decreet n° 2011-48. Dit decreet is een update van het Franse arbitragerecht dat inmiddels van 1981 dateerde. Door deze update wil het Franse arbitragerecht meer arbitragevriendelijk, maar vooral ook toegankelijker worden. Drie wegen moeten tot dat doel leiden: (1) verduidelijking en vereenvoudiging van bestaande clausules; (2) consolidatie van de vaste rechtspraak; (3) incorporatie van nieuwe bepalingen, waarvoor de Franse regelgever zijn mosterd in het buitenland ging halen.

Het decreet pakt het arbitragerecht op heel wat punten aan. Dit zijn de meest in het oog springende bepalingen:

Het decreet bepaalt dat internationale arbitrageovereenkomsten aan geen enkele vormvereiste onderworpen zijn (art. 1507).

Artikel 1447 codificeert de door de rechtspraak ontwikkelde 'autonomie van de arbitrageclausule'. Dit principe bepaalt dat de arbitrageclausule onafhankelijk is van het contract waar ze deel van uitmaakt. De nietigheid van het contract tast dan ook niet noodzakelijk de werkzaamheid van de arbitrageclausule aan.

Artikel 1464 bepaalt dat de procedure in nationale arbitrages vertrouwelijk is. Het decreet bevat echter geen gelijkaardige bepaling voor internationale arbitrages. Evenmin bepaalt het of ook de arbitrale uitspraak vertrouwelijk is. Daardoor komt de Franse regelgever slechts gedeeltelijk tegemoet aan de vraag om meer duidelijkheid omtrent het vertrouwelijk karakter van arbitrage en arbitrale uitspraken, die al bijna 20 jaar leidt tot moeilijke discussies.

Artikel 1466 bepaalt voortaan dat een partij die zonder geldige reden nalaat een onregelmatigheid in te roepen op het moment dat ze er weet van heeft, deze onregelmatigheid ook later in de procedure niet meer kan inroepen. Dit artikel bouwt zowel verder op bestaande Franse rechtspraak, als op het Angelsaksische principe van 'estoppel'.

De artikelen 1467 en 1468 geven het scheidsgerecht de bevoegdheid om respectievelijk een partij te bevelen bepaalde stukken neer te leggen of om bewarende en voorlopige maatregelen te nemen, beiden desgewenst onder verbeurte van een dwangsom. Wil een partij in de arbitrage een stuk bekomen dat gehouden wordt door een derde, dan kan ze zich daartoe tot de voorzitter van de 'tribunal de grande instance' wenden. Deze bepaling is gestoeld op Zwitserse leest.

Het decreet verduidelijkt overigens in het algemeen de rol van de rechter als 'bijstandsrechter' (juge d'appui) tijdens de arbitrage. Artikel 1505 voorziet dat de voorzitter van de tribunal de grande instance te Parijs in bepaalde gevallen zelfs internationale arbitrages kan ondersteunen die hun zetel niet in Frankrijk hebben.

Artikel 1513 bepaalt dat de handtekening van de meerderheid van de arbiters volstaat voor een geldige arbitrale uitspraak. Als het scheidsgerecht geen meerderheid kan vinden, beslist de voorzitter naar Zwitsers voorbeeld alleen.

Een aantal nieuwe maatregelen moet het fenomeen van de roekeloze vorderingen tot vernietiging van de arbitrale uitspraak indijken. Zo brengt artikel 1494 het einde van de termijn voor een vordering tot vernietiging naar voren, door deze termijn van één maand te laten ingaan bij de betekening van de arbitrale uitspraak (en niet bij de betekening van de exequatur). Artikel 1526 voegt daaraan toe dat een vordering tot vernietiging of het verzet tegen een exequatur de tenuitvoerlegging van de uitspraak enkel nog schorsen indien een partij daar uitdrukkelijk om verzoekt en die partij kan aantonen dat tenuitvoerlegging haar rechten ernstig schaadt.

Voortaan kunnen de partijen eveneens afstand doen van hun recht om vernietiging van de arbitrale uitspraak te vorderen. Dit geldt niet alleen in internationale arbitrages (zoals dat ook in België en Zwitserland het geval is), maar ook in louter nationale arbitrages. Zulk een afstand verhindert echter niet dat een partij nog verzet aantekent tegen de exequatur.

Het decreet treedt principieel in werking op 1 mei 2011. De overgangsmaatregelen bepalen het lot van arbitrageovereenkomsten, arbitrages en arbitrale uitspraken die vóór of ná die datum werden onderschreven, ingeleid en geveld.

Het valt af te wachten of Parijs door dit decreet opnieuw een streepje voor krijgt in de populariteitsslag. Wellicht zal deze evolutie ook meespelen in de keuze van de ICC nu steden als Wenen flirten met de Kamer om haar hoofdkwartier uit Parijs weg te lokken.

Wat de populariteit van Brussel als plaats van arbitrage betreft, speelt (voorlopig) het ontbreken van een regering duidelijk parten. Ook Cepina heeft immers een voorstel klaar tot update van het Belgische arbitragerecht. Samen met de centrale positie, de goede logistieke mogelijkheden, de meertaligheid en beschikbaarheid van zeer gekwalificeerde maar relatief goedkope advocaten zou zulk een nieuwe wet een belangrijke boost kunnen betekenen voor de stad. Zolang deze nieuwe wet er niet komt, zal Brussel in de arbitragewereld echter niet dezelfde vooraanstaande plaats kunnen innemen die de stad in de zakenwereld bijvoorbeeld wel inneemt.