Rechtbank van koophandel Antwerpen (12^de k.)26 januari 2011

Door een fout van de stuwadoor diende de inhoud van vijf containers geneesmiddelen vernietigd te worden. De zeevervoerder betaalde een zeer substantiële schadevergoeding aan de ladingbelanghebbenden, en vorderde dit bedrag vervolgens terug van zijn stuwadoor. Deze laatste wierp op dat de zeevervoerder de US COGSA-beperking (500 USD per container) had moeten inroepen.

De rechtbank oordeelt dat, indien de toepasselijkheid van US COGSA en de beperking van 500 USD per container opgeworpen was geweest, de kans meer dan reëel was dat deze argumentatie aanvaard zou zijn geweest. Het stuwadoorscontract voorzag verder uitdrukkelijk dat de zeevervoerder zich t.o.v. ladingbelanghebbenden op de cognossementsvoorwaarden diende te beroepen. De rechtbank achtte het ook relevant dat de stuwadoor niet betrokken werd in de procedure tussen de ladingbelanghebbenden en de zeevervoerder, en derhalve daar haar belangen niet had kunnen verdedigen. Zij komt dan ook tot het besluit dat de commerciële regeling tussen de ladingbelanghebbenden en de zeevervoerder de stuwadoor niet kan schaden, en de vordering van de zeevervoerder slechts ten belope van de COGSA-beperking gegrond is.