Article

Actualité : Hof van Cassatie, 24/06/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/1, p. 82-83

Hof van Cassatie 24 juni 2010

INSOLVENTIE
Faillissement - Gevolgen - Verbintenissen - Schuldvergelijking fiscale schulden
Zaak: nr. C.09.0365.N

Het Hof van Cassatie diende zich uit te spreken over de vraag of schuldvergelijking mogelijk is tussen enerzijds fiscale tegoeden die de gefailleerde vennootschap diende terug te krijgen naar aanleiding van het te veel betalen door de curatoren bij de vereffening van het faillissement en anderzijds de schuld van de gefailleerde bij de administratie der directe belastingen uit de periode voor het faillissement.

Het Hof vertrekt van artikel 17, 2° van de faillissementswet dat stelt dat betaling bij schuldvergelijking wegens niet vervallen of vervallen schulden niet aan de boedel kan worden tegengeworpen wanneer zij door de schuldenaar is verricht sinds het door de rechtbank bepaalde tijdstip van betaling.

Het erkennen van de schuldvergelijking in de gevallen waar er een nauwe samenhang bestaat tussen de schuldvorderingen, tast echter de regel van de gelijkheid van de schuldeisers bij faillissement niet aan. Aldus is in die omstandigheden de schuldvergelijking mogelijk ook al zijn de voorwaarden voor schuldvergelijking eerst na het faillissement in vervulling gegaan.

Schuldvergelijking blijft dus in beginsel uitgesloten tussen schulden en schuldvorderingen ontstaan vóór het faillissement en schuldvordering ontstaan ná het faillissement, ook al is er samenhang.

Artikel 334, 1ste lid van de programmawet van 27 december 2004 bepaalt dat elke som die aan een belastingschuldige moet worden teruggegeven of betaald in het kader van de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de inkomstenbelastingen en de ermee gelijkgestelde belastingen, de belasting over de toegevoegde waarde of krachtens de bepalingen van het burgerlijk recht met betrekking tot de onverschuldigde betaling, door de bevoegde ambtenaar zonder formaliteit kan worden aangewend ter betaling van de door deze belastingschuldige voorheffingen, inkomstenbelastingen, de belasting over de toegevoegde waarde, in hoofdsom, opcentiemen en verhogingen, fiscale of administratieve geldboeten, interest en kosten, wanneer deze laatste niet of niet meer worden betwist. Krachtens het 2de lid van dit artikel blijft die bepaling van toepassing in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure.

Het Hof oordeelt dat deze bijzondere regeling die gedeeltelijk afwijkt van de bepaling van artikel 1298 Burgerlijk Wetboek alleen geldt voor vorderingen die ontstaan zijn vóór de samenloop, d.i. in casu, vóór de faillietverklaring. Zij strekt er niet toe een mogelijkheid te geven aan de Staat om een fundamentele afwijking toe te staan van het gelijkheidsbeginsel en het fixatiebeginsel die aan de basis liggen van de artikelen 1298 Burgerlijk Wetboek en 17.2 Faillissementswet.

Artikel 334 Programmawet laat derhalve geen schuldvergelijking toe tussen een fiscale schuldvordering ontstaan voor de faillietverklaring van de belastingschuldige en fiscale tegoeden die aan de curator dienen te worden terugbetaald ingevolge de handelsverrichtingen voortgezet door hem na de faillietverklaring van de betrokken belastingschuldige.