Article

Actualité : Hof van beroep Brussel, 15/01/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/1, p. 79-80

Hof van beroep Brussel 15 januari 2010

VENNOOTSCHAPPEN
Bepalingen gemeen aan alle vennootschappen - Algemeen
Zaak: nr. 2010/06

Een verkoper van de aandelen van een aantal vastgoedvennootschappen had verkregen dat twee van de verkochte Belgische vennootschappen zich hoofdelijk en ondeelbaar borg stelden voor de verplichtingen van de koper onder de verkoopovereenkomst. De koper - een Luxemburgse vennootschap - beschikte zelf niet over de financiële middelen om de koopsom te betalen en had daarom een bankfinanciering bekomen. Deze financiering werd na enkele maanden verhoogd om de koper toe te laten een contractueel verschuldigd prijssupplement te betalen aan de verkoper. Op dat ogenblik was al duidelijk dat de koper in financiële moeilijkheden zat. Mede daarom had de bank van de bijkomende kredietverlening gebruik gemaakt om de twee voormelde verkochte Belgische vennootschappen als medeschuldenaars van de koper te betrekken onder de bankfinanciering. Een van de verkochte vennootschappen verstrekte ook een hypotheek ten gunste van de bank. De koper slaagde er maar in om slechts een deel van de koopprijs te betalen. De twee Belgische vennootschappen die zekerheden hadden verstrekt, konden hun aangegane verbintenissen ten aanzien van de koper en de bank niet nakomen en werden failliet verklaard.

Het hof van beroep gaat enigszins verrassend niet verder in op de problematiek van financiële steunverlening (art. 629 W.Venn.) door de twee Belgische dochtervennootschappen aan de koper (hun nieuwe moedervennootschap). In plaats daarvan verkiest het hof om de verhouding tussen het vennootschapsbelang en het groepsbelang in de context van vennootschappen in financiële moeilijkheden scherp te stellen. Over de zekerheden die de Belgische dochtervennootschappen aan de bank hadden verstrekt, stelt het hof dat een bankier die een krediet verstrekt aan een onderneming in moeilijkheden uiterst voorzichtig moet zijn in geval van zekerheidstelling door een dochtervennootschap van de kredietnemer. De bankier dient in het bijzonder na te gaan of de engagementen aangegaan door de dochtervennootschap in diens belang zijn. In casu was de koper een lege doos die enkel diende om de aankoop van de vastgoedvennootschappen te verrichten. Het hof oordeelt dan ook dat een bankier een fout begaat door, zelfs op onrechtstreekse wijze, de middelen van een dochtervennootschap als zekerheid te aanvaarden, terwijl hij wist of diende te weten dat deze middelen de enige mogelijkheid vormen om het krediet toegestaan aan de moeder-kredietnemer voor de aankoop van de betrokken dochter te kunnen terugbetalen. Volgens het hof kan een vennootschap tijdelijk een andere vennootschap uit de groep helpen. Op voorwaarde dat het offer dat wordt gevraagd van de helpende vennootschap niet buiten verhouding staat met haar werkelijke mogelijkheden en geen ernstige moeilijkheden laat vermoeden op het ogenblik dat de hulp wordt goedgekeurd. In casu toetst het hof de verbintenissen aangegaan door de dochtervennootschap af aan haar eigen vermogen: een dochtervennootschap die verbintenissen voor haar moeder aangaat die het eigen vermogen 60 maal overstijgen, handelt niet in haar maatschappelijk belang. De bankier die zulke verbintenissen van een dochtervennootschap vraagt, begaat een fout.

Het hof onderzoekt ook de geldigheid van de hoofdelijke borgstelling die de dochtervennootschappen waren aangegaan ten gunste van de verkoper. Het hof besluit dat de dochtervennootschappen geen belang hadden bij de borgstelling, te meer omdat de gewaarborgde verbintenis bestond uit de betaling door de moeder van de koopprijs van hun aandelen. Het hof hecht ook belang aan het feit dat de moedervennootschap een lege doos was, die enkel diende voor de aankoop van de aandelen van de dochtervennootschappen. De dochtervennootschappen konden geen administratieve, commerciële of financiële bijstand van hun moeder verwachten. In deze context is het dan ook niet in het maatschappelijk belang van een dochtervennootschap om een borgstelling aan te gaan voor verplichtingen (van haar moeder) die haar eigen vermogen 96 maal overstijgen.