Article

Periodiciteit en aangroei van de schuld, de voorwaarden voor de verkorte verjaring van artikel 2277 BW, R.D.C.-T.B.H., 2010/6, p. 535-536

VERJARING (BURGERLIJK RECHT)
Bijzondere verjaringen - 5 jaar - Periodieke schulden - Moratoire interesten - Anatocisme
Moratoire interesten beginnen te lopen vanaf de datum van de aanmaning tot betaling. Moratoire interesten vallen niet onder één van de in artikel 2277 BW opgesomde categorieën van periodieke vorderingen die verjaren na vijf jaar.
Kapitalisatie van interesten is krachtens artikel 1154 BW mogelijk ten gevolge van een gerechtelijke aanmaning mits deze aanmaning betrekking heeft op interesten die ten minste voor een geheel jaar verschuldigd zijn. De neerlegging ter griffie van een conclusie, die geldt als betekening, is een gerechtelijke aanmaning, waarin de aandacht van de schuldenaar in het bijzonder wordt gevestigd op de kapitalisatie van de interesten.
PRESCRIPTION (DROIT CIVIL)
Prescriptions particulières - 5 ans - Dettes périodiques - Intérêts moratoires - Anatocisme
Les intérêts moratoires commencent à courir à partir de la mise en demeure de payer. Les intérêts moratoires ne tombent pas sous une des catégories de créances reprises à l'article 2277 du Code civil qui se prescrivent par cinq ans.
En vertu de l'article 1154 du Code civil, la capitalisation des intérêts peut se faire par sommation judiciaire pourvu qu'il s'agisse d'intérêts dus au moins pour une année. Le dépôt au greffe de conclusions qui attirent l'attention particulière du débiteur sur la capitalisation des intérêts constitue une telle sommation judiciaire.
Periodiciteit en aangroei van de schuld, de voorwaarden voor de verkorte verjaring van artikel 2277 BW
Olivier Vanden Berghe [1]

Artikel 2277 BW bepaalt dat termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten, die van uitkeringen tot levensonderhoud, huren van huizen en pachten van landeigendommen, interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al wat betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen door verloop van vijf jaren verjaren. Drie beslissingen gepubliceerd in dit nummer belichten de voorwaarden voor deze verkorte verjaringstermijn.

Een onbetwiste en uitdrukkelijk in artikel 2277 BW voorziene voorwaarde voor de korte verjaringstermijn is de periodieke betaalbaarheid van de schuld. In een arrest van 13 maart 2008 [2] verduidelijkte het Hof van Cassatie dat een periodieke berekening van een schuld niet gelijkstaat aan een periodieke betaalbaarheid ervan: “De enkele omstandigheid dat een schuld bij het jaar of bij een kortere termijn berekend wordt, houdt niet noodzakelijk in dat die schuld een periodiek betaalbare schuld uitmaakt bedoeld in het artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek.” In dat geval was een vergoeding gevorderd voor de terbeschikkingstelling van signalisatiemateriaal door de politie. Deze vergoeding was weliswaar berekend per dag, maar was niet periodiek betaalbaar [3]. Ook moratoire interesten (schadevergoeding wegens de laattijdige uitvoering van een geldschuld) zijn in de regel niet periodiek betaalbaar, al worden zij berekend in functie van het tijdsverloop. Het hof van beroep te Brussel oordeelde dan ook terecht in een arrest van 22 juni 2009 [4] dat de moratoire interesten niet vallen onder één van de categorieën die zijn opgesomd in artikel 2277 BW. Compensatoire interesten (schadevergoeding wegens de laattijdige uitvoering van een waardeschuld) zijn trouwens om dezelfde reden evenmin onderworpen aan de vijfjarige termijn [5].

Bovenop de voorwaarde van de periodieke betaalbaarheid werd in het verleden verdedigd dat de vijfjarige termijn voorbehouden was aan schulden die het karakter hebben van 'inkomsten' in tegenstelling tot 'kapitaalschulden'. Schulden voor energieverbruik waren volgens het Hof van Cassatie kapitaalschulden die aldus niet onderworpen werden aan de verkorte verjaringstermijn [6]. Het onderscheid tussen inkomsten en kapitaalschulden is echter niet heel duidelijk. Het Grondwettelijk Hof oordeelde daarenboven dat er een schending was van het gelijkheidsbeginsel indien de verkorte verjaringstermijn zou worden ontnomen aan facturen voor waterverbruik [7] of mobiele telefonie [8]. De vereiste van 'inkomsten' in tegenstelling tot kapitaalschuld werd daarom verlaten, en nu wordt aangenomen dat periodieke facturen voor water, energie of telefonie verjaren na vijf jaar. Het in dit nummer gepubliceerde cassatiearrest van 25 januari 2010 [9] bevestigt dat facturen voor mobiele telefonie betaalbaar bij termijnen korter dan één jaar verjaren na vijf jaar en voegt eraan toe dat het hernemen van de onbetaalde periodieke schulden in één globale afrekening hun periodiek karakter niet ontneemt.

Dat de voorwaarde van 'inkomsten' werd verlaten, betekent evenwel niet dat de periodieke betaalbaarheid de enige voorwaarde is voor de toepassing van de vijfjarige termijn. Deze periodieke betaalbaarheid is een noodzakelijke maar niet een voldoende voorwaarde voor de verkorte verjaringstermijn. Artikel 2277 BW strekt er immers toe de termijnschuldenaar te beschermen tegen een voortdurende aangroei van zijn schuld door het verloop van de tijd [10]. Niet alle periodiek betaalbare schulden groeien aan door het tijdsverloop. Een kapitaalschuld waarvan het globaal bedrag vooraf bepaald is, maar die betaalbaar is in verschillende schijven neemt niet toe met de tijd [11], hoogstens kan worden gesteld dat het opeisbaar deel van deze schuld toeneemt met de tijd. Het past dus artikel 2277 BW enkel toe te passen op periodiek betaalbare schulden (betaalbaar per jaar of per kortere periodes) die aangroeien door het verloop van de tijd [12]. Periodiek betaalbare schulden die niet aangroeien door het tijdsverloop vallen niet onder de verkorte verjaringstermijn.

[1] Liedekerke Wolters Waelbroek Kirkpatrick.
[2] Dit nummer, p. 489.
[3] Eerder had het Hof van Cassatie in dezelfde lijn geoordeeld dat de vergoeding voor de onrechtmatige bezetting berekend in functie van de duur van de bezetting geen periodiek karakter had (Cass. 16 november 2001, Arr.Cass. 2001, 1951, RW 2002-03, noot C. Lebon).
[4] Dit nummer p. 534.
[5] Bv. Cass. 4 oktober 1990, Arr.Cass. 1990-91, 124, RW 1990-91, 1034. Het geannoteerde arrest van het hof van beroep te Brussel geeft de indruk dat compensatoire interesten, in tegenstelling tot moratoire wel zouden verjaren na vijf jaar, maar mogelijks viseerde het hof hier in werkelijkheid 'remuneratoire interesten', zoals de interesten op een lening, die in de regel wel periodiek betaalbaar zijn en verjaren na vijf jaar.
[6] Bv. Cass. 6 februari 1998, Arr.Cass. 1998, 182, JT 1998, 403, TBBR 1998, 346.
[7] GwH 19 januari 2005, TBBR 2005, 32, noot A. Deleu.
[8] GwH 17 januari 2007, RW 2007-08, 1711, noot C. Lebon.
[9] Dit nummer, p. 496.
[10] Bv. Cass. 25 januari 2010, dit nummer, p. 496.
[11] Zie GwH 19 januari 2005, TBBR 2005, 32.
[12] In die zin A. Deleu, “La prescription des dettes relatives aux fournitures périodiques: le champ d'application de l'article 2277 du Code civil revu par la Cour d'arbitrage”, TBBR 2005, 34-39; C. Lebon “Ook periodieke GSM-facturen verjaren na vijf jaar (art. 2277 BW)”, RW 2007-08, 1712; M. Marchandise, La prescription libératoire en matière civile, Brussel, Larcier, 2007, 98.