Hof van beroep Antwerpen 18 januari 2010
VERVOER
Wegvervoer - Binnenlands vervoer - Borgstelling van de vervoerder - Schuldeisers - Brandstoffenleverancier
|
Zaak: nr. AR 2008/AR/2740 |
Een wegvervoerder is verplicht om een borgtocht te stellen tot zekerheid van de nakoming van zijn betalingsverbintenissen (art. 13 wet 3 mei 1999). De vraag welke schuldeisers echter beroep kunnen doen op deze borgstelling heeft vanaf het begin geleid tot herhaalde betwistingen en interpretatieproblemen; het uitvoerings-KB werd trouwens om deze reden reeds diverse malen aangepast (cf. P. Rubens, Vervoer van zaken over de weg, Gent, Larcier, 2009, nr. 130 en vn. 168, p. 45).
Sinds het KB van 7 mei 2002 kan onder meer beroep gedaan worden op de borgstelling voor schulden voortvloeiend uit de levering van “de banden alsook de andere onderdelen en het verplichte toebehoren van de voertuigen“ (art. 17). Vraag is echter of brandstof te beschouwen is als 'andere onderdelen' of 'verplichte toebehoren' van de vrachtwagen (cf. P. Rubens, o.c., nr. 131 en vn. 172, p. 46). Het hof oordeelt dat een ruime interpretatie gegeven moet worden aan artikel 17. Schulden die voortvloeien uit de levering van goederen of diensten die onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van het vervoer van goederen, vallen onder de borgstelling. Brandstof is evident onontbeerlijk voor een wegvervoerder, en het hof komt dan ook tot het besluit dat de leverancier van de brandstoffen de borgstelling kan aanspreken.