Hof van beroep Antwerpen 10 december 2009
FAILLISSEMENT
Gevolgen - Verbintenissen - Schuldvergelijking - Schuldvergelijking na faillissement tussen vordering tot volstorting van het kapitaal en rekening-courant van de vennoot
Het verzoek tot compensatie na faillissement van de schuld tot volstorting met de schuldvordering volgend uit de rekening-courant is gegrond indien de wederzijdse schulden als nauw verbonden moeten worden aangezien.
Deze band bestaat wanneer de schuldvordering bestaat uit gelden die ter beschikking van de vennootschap werden gesteld om werkingsmiddelen aan de vennootschap te verschaffen en deze terbeschikkingstelling van gelden beantwoordde aan eenzelfde doelstelling als het verschaffen van kapitaal aan de vennootschap. Dit is het geval wanneer uit de spreiding in de tijd en de stelselmatige toename van het tegoed van de rekening-courant gedurende verloop van tijd blijkt dat de vennoot met eigen gelden zorgde voor de nodige middelen opdat de vennootschap haar schulden zou kunnen betalen en deze terbeschikkingsstelling op een lange termijn gebeurde.
|
FAILLITE
Effets - Obligations - Compensation - Compensation après faillite entre la demande de libération du capital et le compte courant de l'associé
La demande de compensation après la faillite de la dette de libération du capital avec la créance résultant du compte courant est fondée si les dettes réciproques doivent être considérées comme étroitement liées.
Ce lien existe lorsque la créance consiste en des fonds mis à la disposition de la société pour procurer les moyens de fonctionnement à la société et que cette mise à disposition de fonds répond au même objectif que la fourniture de capital à la société. C'est le cas lorsqu'il ressort de l'étalement dans le temps et de la progression systématique du crédit du compte courant au cours du temps que, par ses propres fonds, l'associé a procuré les moyens nécessaires pour que la société puisse payer ses dettes et que cette mise à disposition se faisait à long terme.
|
M.H. / Mrs. Ph. en C. Noelmans, curators van het faillissement BVBA Bils-Heens
Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), A. Winants en E. Lemmens (raadsheren) |
Pl.: Mrs. P. Carlier en Ph. Noelmans q.q. |
In het bestreden vonnis van 19 februari 2009 van de rechtbank van koophandel te Tongeren werd mevrouw M.H. veroordeeld tot betaling van 12.394,68 EUR, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten.
Dit bedrag vertegenwoordigde het niet volgestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal van BVBA Bils-Heens, failliet verklaard op 10 augustus 2007.
Met een verzoekschrift neergelegd op 12 maart 2009 tekende M.H. hoger beroep aan.
Zij meent onterecht veroordeeld te zijn, minstens meent zij dat haar schuld moet gecompenseerd worden met haar eigen schuldvordering op de failliete vennootschap, blijkend uit de rekening-courant.
De curatoren concluderen tot de ongegrondheid van het hoger beroep. Zij hebben incidenteel beroep aangetekend in zover appellante niet verwezen werd in de kosten, bedragend 82 EUR, waarvan zij betaling vorderen.
1. M.H. kan zich niet beroepen op de aanzuivering van haar rekening-courantschuld die begin 2002 nog 16.292,90 EUR bedroeg om voor te houden dat zij haar plicht tot volstorting van het kapitaal is nagekomen. Zij verwijst zelf naar het advies van de Dienst Handelsonderzoeken van de rechtbank in de periode einde 2001 - begin 2002 die aandrong op de aanzuivering van de rekening-courantschuld, naast de nog bestaande volstortingsplicht van het kapitaal.
Vanzelfsprekend kunnen de gedane betalingen maar eenmaal in rekening worden gebracht en M.H. heeft er duidelijk voor gekozen haar rekening-courantschuld te betalen.
Zij kan thans niet voorhouden dat het om betalingen tot volstorting van het kapitaal ging.
2. De jaarrekening einde 2006 en de tussentijdse balans van 20 augustus 2007 vermelden beide een rekening-courantschuld van 10.403,01 EUR van de vennootschap ten overstaan van de vennoten en een niet volgestort kapitaal van 12.394,68 EUR.
De curatoren vechten de boekhouding niet aan als niet waarachtig. Evenmin betwisten zij de juistheid van de jaarrekeningen.
Ook M.H. toont niet aan dat de gedane boekingen berusten op een vergissing en dat de betalingen die het tegoed in haar voordeel deden ontstaan op de rekening-courant eigenlijk betalingen waren bedoeld als volstorting van het maatschappelijk kapitaal. Zij verwijst onterecht naar de verplichting van de curatoren om na faillissement te zorgen voor de afwerking van de boekhouding, ervan uitgaand dat de gedane stortingen als volstorting zouden moeten worden geboekt. Daartoe was in het geheel geen aanleiding nu de boekhouding regelmatig was gevoerd.
Er is dan ook geen gegronde reden om die betalingen te aanzien als volstorting van kapitaal.
3. Blijkens de stukken (stukken 14, 15 en 21 van haar dossier) die M.H. daarover voorbrengt is de voormelde stand van de rekening-courant ten tijde van het faillissement opgebouwd door stortingen die zij deed aan de vennootschap of betalingen die zij met eigen middelen deed aan schuldeisers van de vennootschap. Het tegoed spruit derhalve niet voort uit niet opgenomen bezoldigingen of andere niet betaalde schulden van de vennootschap.
Dit gegeven wordt op zich niet betwist door de curators die enkel in vraag stellen of de geboekte stortingen wel alle afkomstig zijn van M.H.
Er is geen reden om aan te nemen dat iemand anders rechten zou kunnen laten gelden op het tegoed van de rekening-courant dan M.H. In elk geval maakt alleen zij aanspraak op dit tegoed als zijnde afkomstig van door haar gedane betalingen.
Aldus is bewezen dat het tegoed in kwestie voortspruit uit werkelijk door M.H. aan de vennootschap ter beschikking gestelde gelden.
4. Uit de spreiding in de tijd en op de stelselmatige toename van het tegoed van de rekening-courant gedurende verloop van tijd moet worden afgeleid dat de vennootschap blijkbaar op gezette tijden liquiditeitsproblemen kende en dat M.H. alsdan met eigen gelden zorgde voor de nodige middelen opdat de vennootschap haar schulden zou kunnen betalen.
Zodoende is niet alleen aangetoond dat het tegoed voortspruit uit ter beschikking gestelde gelden maar tevens dat die gelden bedoeld waren om werkingsmiddelen aan de vennootschap te verschaffen. Deze terbeschikkingsstelling gebeurde blijkbaar op een lange termijn vermits M.H. geen betaling van haar schuldvordering heeft nagestreefd op korte termijn en ook niet in het zicht van een nakend faillissement.
5. In die omstandigheden blijkt dat deze terbeschikkingstelling van gelden beantwoordde aan een zelfde doelstelling als het verschaffen van kapitaal aan de vennootschap en aldus als nauw daaraan verbonden moet worden aangezien.
Gelet op deze verbondenheid is het verzoek tot compensatie van de schuld tot volstorting met de schuldvordering volgend uit de rekening-courant gegrond ook na faillissement.
6. Derhalve is M.H. maar gehouden tot volstorting van 1.991,67 EUR. De vordering van de curatoren is in die mate gegrond.
De kosten worden omgeslagen waarbij iedere partij de zelf gemaakte kosten blijft dragen zodat het incidenteel beroep ongegrond is.
Om deze redenen
Het hof
Rechtdoend op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;
Verklaart het hoger beroep deels gegrond,
Verklaart het incidenteel beroep ongegrond,
Wijzigt het bestreden vonnis,
Verklaart de vordering van geïntimeerden gegrond als volgt,
Veroordeelt appellante tot betaling van 1.991,67 EUR, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten.
Slaat de kosten om waarbij iedere partij de zelf gemaakte kosten blijft dragen.
(…)
Zie noot Jacques Embrechts onder Luik 6 december 2007, p. 260.
Voy. note Jacques Embrechts sous Liège 6 décembre 2007, p. 260.