Article

Schuldvergelijking na faillissement tussen de vordering van de vennootschap tot volstorting en de rekening-courantvordering van de vennoot, R.D.C.-T.B.H., 2010/3, p. 260-261

FAILLITE
Effets - Obligations - Compensation - Compensation après faillite entre la demande de libération du capital et le compte courant de l'associé
Aucune disposition légale n'interdit à un actionnaire, tenu de payer le solde de sa souscription au capital, de se libérér de cette dette par compensation avec une créance dont il est titulaire à l'égard de la société.
Lorsque survient une situation de concours, telle que la faillite, cette compensation ne peut plus produire effet, sauf lorsqu'il existe entre les créances réciproques une étroite connexité.
Tel est le cas lorsque le compte courant créditeur provient d'avances faites par l'associé en vue de mettre à disposition de la société des fonds nécessaires à la poursuite de son activité commerciale, ce qui correspond à la même finalité que la libération du capital, encore que le degré d'immobilisation des sommes soit différent. En revanche, ne participe pas d'une opération économique globale, d'une part, la libération du capital et, d'autre part, l'inscription en compte courant de la rémunération de l'associé pour ses prestations au sein de la société, de la contrepartie de fournitures quelconques ou encore d'une créance de loyers.
FAILLISSEMENT
Gevolgen - Verbintenissen - Schuldvergelijking - Schuldvergelijking na faillissement tussen vordering tot volstorting van het kapitaal en rekening-courant van de vennoot
Geen wettelijke bepaling verbiedt een aandeelhouder, die ertoe gehouden is het saldo van het maatschappelijk kapitaal waarop hij inschreef vol te storten, zich te bevrijden door schuldvergelijking met een vordering die hij heeft op de vennootschap.
Na het ontstaan van een samenloop, zoals in geval van faillissement, is schuldvergelijking slechts mogelijk indien tussen de wederzijdse schulden een nauwe band bestaat.
Dit is het geval indien de ingeroepen vordering bestaat uit voorschotten van de vennoot aan de vennootschap met het oog op het terbeschikkingstellen van gelden noodzakelijk om haar activiteit verder te zetten, wat dezelfde finaliteit heeft als de volstorting, ofschoon de graad van beschikbaarheid van de gelden verschilt. Er bestaat echter geen economische verknochtheid tussen de volstorting van het kapitaal en de inschrijving op rekening-courant van aan de vennoot toekomende bezoldigingen of bedragen die hem toekomen voor door hem gedane leveringen of aan hem verschuldigde huurgelden.
Schuldvergelijking na faillissement tussen de vordering van de vennootschap tot volstorting en de rekening-courantvordering van de vennoot
Jacques Embrechts

De in dit nummer gepubliceerde arresten van het hof van beroep te Luik d.d. 6 december 2007 en 10 april 2008 en het arrest van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 10 december 2009 behandelen dezelfde situatie. Op het ogenblik waarop de vennootschap failliet wordt verklaard, zijn de aandelen nog niet volgestort en het niet betaald gedeelte van het maatschappelijk kapitaal was nog niet opeisbaar gesteld. De curator van de faillietverklaarde vennootschap vraagt van een vennoot de volstorting van de aandelen waarop hij inschreef. Deze vennoot is echter op zijn beurt schuldeiser van de vennootschap uit hoofde van een vordering uit rekening-c­ourant. Om te ontsnappen aan de volstortingsplicht, beroept de vennoot-schuldeiser zich op de compensatie tussen de vordering inzake volstorting en de rekening-courant.

De vraag of deze wederzijdse vorderingen kunnen worden gecompenseerd, werd in dit tijdschrift onderzocht door R. Houben [1]. In zijn noot zet hij uiteen dat het antwoord op de vraag afhangt van het feit of er tussen de beide vorderingen een voldoende nauwe samenhang is. De auteur wijst op het bestaan van twee strekkingen in de rechtspraak: een meerderheidsopvatting die de samenhang tussen de beide vorderingen in de regel niet aanvaardt; een minderheidsopvatting die oordeelt dat de samenhang hieruit voortvloeit dat beide vorderingen hun oorsprong vinden in het vennootschaps­leven.

De hoven van beroep van Luik en Antwerpen opteren thans voor een genuanceerde benadering. Het enkele feit dat beide vorderingen betrekking hebben op het vennootschapsleven, achten zij onvoldoende om tot een nauwe samenhang te besluiten. Wat wordt onderzocht, is of de verrichtingen, die tot de rekening-courantvordering leidden, dezelfde finaliteit hebben als de storting van maatschappelijk kapitaal.

In zijn arresten van 6 december 2007 en 10 april 2008 neemt het hof van beroep te Luik als uitgangspunt dat de rekening-courantvordering dezelfde finaliteit heeft als de volstorting van maatschappelijk kapitaal wanneer de rekening-courantvordering voortspruit uit voorschotten die door een vennoot aan de vennootschap werden verleend om haar in staat te stellen haar maatschappelijke activiteit verder te zetten, ongeacht het feit dat er een verschil is in graad van onbeschikbaarheid. Vervolgens onderzoekt het hof in concreto of de vorderingen die de grondslag vormen voor de rekening-courant, beschouwd kunnen worden als werkelijke voorschotten aan de vennootschap en niet als bezoldigingen of andere schuldvorderingen. Om dit onderzoek mogelijk te maken, is er nood aan een regelmatige en correcte boekhouding, gestaafd met de nodige bewijsstukken. Dit bleek echter het pijnpunt in beide gevallen, zodat de samenhang niet werd aanvaard.

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelt in zijn arrest van 10 december 2009 in dezelfde zin. Het hof stelt vast dat de rekening-courant opgebouwd is door stortingen die de vennoot deed aan de vennootschap om liquiditeitsproblemen op te vangen en betalingen die ze met eigen middelen deed aan schuldeisers van de vennootschap. Het hof hecht er ook belang aan dat het terbeschikkingstellen van geldmiddelen op lange termijn gebeurde, wat blijkt uit het feit dat de vennoot nooit gepoogd had terugbetaling te bekomen, ook niet toen het faillissement nakend was.

Bovenstaande zienswijze, die op grond van de concrete elementen de afweging maakt, besluit tot samenhang wanneer de vennoot via de rekening-courantvordering aantoonbaar bepaalde geldmiddelen ter beschikking stelde van de vennootschap. Dit brengt mee dat enkel tot samenhang kan worden besloten indien een regelmatig gehouden boekhouding kan worden voorgebracht, zodat nauwkeurig het verloop van de rekening-courant kan worden onderzocht.

[1] R. Houben, “Schuldvergelijking met de volstortingsvordering bij samenloop” (noot bij Gent 25 juni 2007), TBH 2008, 733 , inzonderheid 736-737, nrs. 6-7.