Article

Verhaal van de WAM-verzekeraar en artikel 11 WLVO, R.D.C.-T.B.H., 2010/1, p. 69-74

VERZEKERINGEN
Verzekering motorrijtuigen - BA-motorrijtuigenverzekering - Regresvordering - Verhaal van de verzekeraar - Niet voldoen aan wet en reglementen inzake rijbewijs - Artikel 25, 3°, b) modelovereenkomst - Artikel 11 wet landverzekeringsovereenkomst - Geen vereiste van oorzakelijk verband
De verzekeraar die in de polis een beding als bedoeld in artikel 25, 3°, b) van de modelovereenkomst voor de verplichte BA-verzekering inzake motorvoertuigen opneemt, beschikt op contractuele grondslag over een recht van verhaal wanneer de voorwaarden hiertoe vervuld zijn, zonder dat vereist is dat er een oorzakelijk verband wordt aangetoond tussen het ongeval en het verzuim om te voldoen aan de Belgische wet en reglementen om een motorrijtuig te besturen.
Hieraan wordt geen afbreuk gedaan door artikel 11 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, daar het verhaal van bedoeld artikel 25, 3°, b) niet steunt op een door de verzekeringsovereenkomst opgelegde verplichting maar op de miskenning van een wettelijke verplichting.
ASSURANCES
Assurance véhicules à moteur - Assurance RC véhicules automoteurs - Action récursoire - Recours de l'assureur - Non-respect de la loi et des règlements en matière de permis de conduire - Article 25, 3°, b) contrat-type - Article 11 loi contrat d'assurance terrestre - Pas de lien causal requis
L'assureur qui reprend dans la police une clause telle que visée à l'article 25, 3°, b) du contrat-type d'assurance obligatoire RC en matière de véhicules automoteurs dispose sur base contractuelle d'un droit de recours lorsque les conditions y afférentes sont remplies, sans qu'il soit requis de prouver l'existence d'un lien de causalité entre l'accident et le défaut de satisfaire aux conditions prescrites par la loi et les règlements belges pour pouvoir conduire un véhicule.
Il n'y est pas dérogé par l'article 11 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre, dès lors que le recours de l'article 25, 3°, b) du contrat-type n'est pas fondé sur une obligation imposée par le contrat d'assurance mais sur la violation d'une obligation légale.
Verhaal van de WAM-verzekeraar en artikel 11 WLVO
Caroline Van Schoubroeck [1]

1.Het Hof van Cassatie beslist in het besproken arrest van 19 juni 2009 dat de verzekeraar BA-motorrijtuigen (WAM-verzekeraar) tegen de verzekerde een verhaal kan uitoefenen op grond van artikel 25, 3°, b) van de modelovereenkomst wegens het niet in het bezit zijn van een rijbewijs conform de Belgische wet en reglementen, zonder dat er een oorzakelijk verband vereist is tussen het sturen zonder rijbewijs en de aanrijding.

Het Hof motiveert deze beslissing als volgt: “Wanneer de verzekeraar in de polis een dergelijk beding (zoals bepaald in art. 25, 3°, b) modelovereenkomst) opneemt, beschikt hij op contractuele grondslag over een recht van verhaal wanneer de voorwaarden hiertoe vervuld zijn, zonder dat vereist is dat er een oorzakelijk verband wordt aangetoond tussen het ongeval en het verzuim om te voldoen aan de Belgische wet en reglementen om een motorrijtuig te besturen.

Hieraan wordt geen afbreuk gedaan door artikel 11 van de voormelde wet van 25 juni 1992 krachtens hetwelk in de verzekeringsovereenkomst geen geheel of gedeeltelijk verval van het recht op de verzekeringstussenkomst mag bedongen worden wegens niet-nakoming van een bepaalde in de overeenkomst opgelegde verplichting, nu het verhaal van artikel 25, 3°, b) van de modelovereenkomst niet steunt op een door de verzekeringsovereenkomst opgelegde verplichting, maar op de miskenning van een wettelijke verplichting (…). Door te oordelen dat de verweerster haar regresrecht kan uitoefenen zonder dat er een 'oorzakelijk verband vereist (is) tussen het sturen zonder rijbewijs en de aanrijding', verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht.”

2.Het Hof van Cassatie doet in dit arrest uitspraak over een discussie die rechtspraak en rechtsleer sinds enige tijd beroert en niet zonder belang is voor de verzekerde tegen wie de WAM-verzekeraar een verhaal wil uitoefenen.

De WAM-verzekering valt onder toepassing van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (WLVO) en onder de bijzondere wet van 21 november 1989 (WAM-wet) en het KB van 14 november 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen met in bijlage de voorwaarden waaraan de verzekeringsovereenkomsten moeten beantwoorden (modelovereenkomst). Het is toegelaten in concreto van deze voorwaarden van de modelovereenkomst af te wijken, voor zover dit ten gunste is van de verzekeringnemer, de verzekerde of van elke derde betrokken bij de uitvoering van de overeenkomst (art. 1 KB).

De kernvraag is of een verhaal uitgeoefend tegen de verzekeringnemer, of in voorkomend geval de verzekerde die niet de verzekernemer is, op basis van één van de verhaalsgronden bepaald in de concrete polis overeenkomstig artikel 25, 3° van de modelovereenkomst, moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 11 WLVO.

De bedoelde verhaalsgronden zijn: de deelname aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsrit of -wedstrijd waartoe van overheidswege geen verlof is verleend (art. 25, 3°, a)), het besturen van een rijtuig door een bestuurder die niet voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet of reglementen voorschrijven om dat rijtuig te besturen (art. 25, 3°, b)), het overschrijden van het reglementair of contractueel toegelaten aantal vervoerde personen of het vervoer van personen in strijd met reglementaire of contractuele bepalingen (art. 25, 3°, d)) [2].

In de betrokken zaak oefende de WAM-verzekeraar verhaal uit op grond van artikel 25, 3°, b) modelovereenkomst omdat de aansprakelijke bestuurder van het motorrijtuig enkel Nigeriaanse rijbewijzen bezat.

3.De problematiek van het verhaal van de verzekeraar op de verzekeringnemer of verzekerde, eigen aan alle aansprakelijkheidsverzekeringen, vindt haar grondslag in de wettelijke verplichting van de BA-verzekeraar om de benadeelde te vergoeden wanneer deze op grond van zijn rechtstreekse vordering en eigen recht rechtstreeks bij de BA-verzekeraar van de aansprakelijke dader aanspraak maakt op vergoeding (art. 68 en 86 WLVO). Bij de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen, zoals de WAM-verzekering, kunnen de excepties, de vrijstellingen, de nietigheid en het verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst en die hun oorzaak vinden in een feit dat zich vóór of ná het schadegeval heeft voorgedaan, aan de benadeelde niet worden tegengeworpen (art. 87 § 1 WLVO). Voor de niet-verplichte verzekeringen kan de verzekeraar de excepties, de nietigheid en het verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst tegenwerpen aan de benadeelde voor zover deze hun oorzaak vinden in een feit dat het schadegeval voorafgaat (art. 87 § 2 WLVO).

Omdat evenwel de BA-verzekeraar die de benadeelde heeft vergoed, nochtans in zijn onderlinge verhouding met de verzekeringnemer of de verzekerde kon inroepen dat hij niet tot (volledige) prestatie was gehouden, kan de BA-verzekeraar zich een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer of, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is (art. 88 WLVO).

4.Artikel 88 WLVO bepaalt: “De verzekeraar kan zich, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is.”

Het is algemeen aanvaard dat de BA-verzekeraar enkel een verhaal kan uitoefenen tegen de verzekeringnemer of verzekerde indien en voor zover hij in de verzekeringsovereenkomst uitdrukkelijk de verhaalsgronden heeft bepaald. De bewoordingen “de verzekeraar kan zich een recht van verhaal voorbehouden”, benadrukken de contractuele grondslag van het verhaal [3].

5.Aangezien de verzekeraar gehouden is de benadeelde te vergoeden, en hij bij gevolg prestatie levert alvorens hij een verhaal kan uitoefenen, kunnen de in de overeenkomsten bedongen verhaalsgronden niet gekwalificeerd worden als uitsluitingen. Een uitsluiting van verzekering impliceert dat de verzekeraar ook niet ten aanzien van de benadeelde tot enige vergoeding gehouden is. In dat verband voorziet artikel 87 § 1, lid 2 WLVO immers dat indien de nietigverklaring, de opzegging, de beëindiging of de schorsing van de overeenkomst geschiedt voordat het schadegeval zich heeft voorgedaan, deze aan de benadeelde kan worden tegengeworpen. In de hypothese dat de verhaalsgronden zouden kunnen gekwalificeerd worden als uitsluitingen, zou dit inhouden dat de niet-naleving van deze verplichtingen op basis waarvan het verhaal zou gesteund zijn, krachtens bedoeld artikel 87 § 1, lid 2 WLVO tegenstelbaar zouden zijn aan de benadeelde en de verzekeraar hem iedere vergoeding zou kunnen weigeren. In de verplichte verzekeringen is de verzekeraar daarentegen gehouden aan de benadeelde de vergoeding uit te keren, ongeacht de inbreuken die de BA-verzekeraar tegen de verzekerde zou kunnen inroepen. Enkel in de relatie tussen de verzekeraar en de verzekerde kan de verzekeraar de niet-naleving van bepaalde verplichtingen sanctioneren. Hieruit moet besloten worden dat de gevolgen van de niet-naleving van de verplichtingen waarop de verhaalsgronden zijn gesteund, niet kunnen gekwalificeerd worden als uitsluitingen [4].

6.De WAM-verzekeraar die in de concrete overeenkomst de hoger genoemde verhaalsgronden heeft bedongen, heeft zich een recht van verhaal voorbehouden.

Moeten deze contractueel weerhouden verhaalsgronden voldoen aan de voorwaarden van artikel 11 WLVO opdat de verzekeraar geldig verhaal zou kunnen uitoefenen?

Artikel 11 WLVO bepaalt: “In de verzekeringsovereenkomst mag geen geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie bedongen worden dan wegens een niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting, en mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval.”

De memorie van toelichting bij dit artikel stelt: “In het huidige stelsel van contractvrijheid kunnen de lichte tekortkomingen van de verzekerde, die geen enkele invloed hebben op het zich voordoen van het schadegeval of op de omvang van de schade (cursievering toegevoegd), volstaan om de verzekeraar op grond van de polisvoorwaarden te bevrijden van elke prestatieplicht. De tekst reageert tegen die gestrengheid. Het gaat hier om een van de belangrijkste artikelen die ter bescherming van de verzekerde door het ontwerp worden ingevoerd (…). De tekortkoming moet bovendien in oorzakelijk verband staan met het schadegeval. Indien ze daarop geen enkele invloed heeft gehad, is het verval van het recht op uitkering niet toepasselijk.” [5].

Deze dwingende wettelijke bepaling bevestigde de rechtspraak die het gebruik van de sanctie van verval van dekking wilde beperken en aan strikte voorwaarden verbinden [6].

Artikel 11 WLVO vereist een welbepaalde in de overeenkomst opgelegde verplichting, zodat een algemeen opgelegde voorzichtigheidsverplichting strijdig is met de wet [7].

Voorts met een oorzakelijk verband bestaan tussen enerzijds de tekortkoming en anderzijds het schadegeval. Het derde aspect, waarover het besproken arrest niet handelt en dat hier ook verder buiten beschouwing wordt gelaten, is wie de bewijslast en -risico draagt van het bestaan van dit oorzakelijk verband.

7.Over de toepassing van dit artikel 11 WLVO op de voornoemde verhaalsgronden van artikel 25, 3° modelovereenkomst is er geen eenduidigheid in de lagere rechtspraak. Sommige rechtspraak stelt dat het verhaal kan uitgeoefend worden zonder dat een oorzakelijk verband tussen de niet-naleving van een verplichting en de schade moet aangetoond worden. De stelling wordt gesteund op de motivering dat artikel 11 WLVO niet van toepassing is omdat het betrekking heeft op het verval van dekking en niet op het uitoefenen van een verhaal door de verzekeraar. Een andere motivering luidt dat het verhaal op grond van bijvoorbeeld de afwezigheid van een geldig rijbewijs een wettelijk opgelegde verplichting is, waarop artikel 11 WLVO niet van toepassing is [8].

Meerdere andere rechtscolleges oordelen dat genoemde verhaalsgronden moeten beschouwd worden als het gevolg van een contractueel bepaald verval van dekking en dat bijgevolg de voorwaarden van artikel 11 WLVO onverkort van toepassing zijn. De verzekeraar heeft bijgevolg slechts het recht een verhaal uit te oefenen wanneer een oorzakelijk verband is bewezen tussen enerzijds het schadegeval en anderzijds het feit of de tekortkoming waarop het verhaal is gegrond [9].

De meerderheid van de rechtsleer sluit zich aan bij deze laatste stelling en besluit dat aan de voorwaarden van artikel 11 WLVO moet worden voldaan, opdat de verzekeraar een verhaal zou kunnen uitoefenen op grond van artikel 25, 3° modelovereenkomst. Aan de dwingende voorwaarden van artikel 11 WLVO kan daarbij geen afbreuk worden gedaan [10].

8.Het Hof van Cassatie bevestigt in het betrokken arrest van 19 juni 2009 de stelling dat artikel 11 WLVO niet van toepassing is in geval van een verhaal wegens niet voldoen aan de Belgische wet en reglementen om dat rijtuig te besturen, zoals bepaald in artikel 25, 3°, b) modelovereenkomst.

De vrij beknopte motivering lijkt echter niet over alle punten van het debat volledige duidelijkheid te brengen.

De motivering van het Hof stelt uitdrukkelijk dat artikel 11 WLVO niet van toepassing is “nu het verhaal van artikel 25, 3°, b) van de modelovereenkomst niet steunt op een door de verzekeringsovereenkomst opgelegde verplichting, maar op de miskenning van een wettelijke verplichting”.

Nu artikel 11 WLVO van toepassing is in situaties waarin de verzekeraar contractueel het verval van recht als sanctie oplegt in geval van tekortkoming aan een contractueel opgelegde verplichting, kan worden gesteld dat deze bepaling niet kan worden ingeroepen ingeval een inbreuk op een wettelijke verplichting is gesanctioneerd door verval van dekking. Voorts kan de verzekeraar krachtens artikel 88 WLVO zich contractueel een recht van verhaal voorbehouden “voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen”.

In casu blijft er evenwel onduidelijkheid bestaan of deze verhaalsgrond gesteund is op een wet op grond waarvan de verzekeraar de prestaties had kunnen weigeren. Wat is de inhoud van deze door het Hof ingeroepen “wettelijke verplichting” waarop het verhaal van artikel 25, 3°, b) modelovereenkomst is gesteund? Immers, opdat de verzekeraar een verhaal kan uitoefenen, moet hij krachtens artikel 88 WLVO kunnen aantonen dat bij niet-nakoming van de wettelijke verplichting door de verzekerde “hij prestaties had kunnen weigeren of verminderen”.

Toegepast op de concrete omstandigheden van de zaak moet bijgevolg worden nagegaan of de Belgische wet en reglementen inzake het besturen van dat motorrijtuig bepalen dat bij inbreuk hierop door de verzekerde, aan de verzekeraar het recht geeft prestaties te weigeren of verminderen. Bij afwezigheid van een geldig rijbewijs op het ogenblik van het besturen van een motorrijtuig kan de bestuurder strafrechtelijk worden gesanctioneerd. De Belgische wet en reglementen inzake het rijbewijs kennen echter, voor zover wij kunnen zien, aan de verzekeraar geen recht toe om bij inbreuk hierop de verzekeringsprestatie te weigeren of te verminderen.

Een voorbeeld waarin de verzekeraar zich een recht van verhaal kan voorbehouden wanneer hij volgens de wet zijn prestatie had kunnen weigeren, is wanneer de verzekerde het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt (art. 25, 2°, a)) of ingeval de dekking van de overeenkomst is geschorst wegens niet-betaling van de premie (art. 25, 1°, a) modelovereenkomst). In deze gevallen moet de verzekeraar aantonen dat hij het recht heeft in zijn relatie met de verzekeringnemer zijn prestaties te weigeren of te verminderen voor zover de wettelijke voorwaarden in artikel 8 WLVO, respectievelijk de artikelen 13-16 WLVO betreffende de sanctie in geval van niet-betaling van de premie zijn vervuld.

9.Wanneer geen enkele wettelijke bepaling aan de verzekeraar het recht geeft om de afwezigheid van een geldig rijbewijs tegen de verzekerde in te roepen als een verweermiddel op grond waarvan hij niet tot dekking gehouden is, kan het verhaalsrecht van de verzekeraar op grond van afwezigheid van een geldig rijbewijs enkel gesteund zijn op de wil van de verzekeraar om aan de verzekerde contractueel de verplichting op te leggen om bij het besturen van een motorrijtuig in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.

De vraag rijst dan of het krachtens artikel 88 WLVO voldoende is dat de verzekeringsovereenkomst bedingt “dat de verzekeraar een recht van verhaal heeft wanneer op het ogenblik van het schadegeval de bestuurder niet voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet en reglementen voorschrijven om dat rijtuig te besturen” en aldus louter de tekortkoming aan deze wet en reglementen moet bewijzen.

Opnieuw lijkt het antwoord gelegen in artikel 88 WLVO dat stelt dat de verzekeraar zich contractueel een recht van verhaal kan voorbehouden “voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen”.

Moet men deze bewoordingen niet lezen in de zin dat “opdat de verzekeraar een recht van verhaal heeft, moet voldaan zijn aan de voorwaarden dat hij ten aanzien van de verzekeringnemer of verzekerde volgens de verzekeringsovereenkomst prestaties had kunnen weigeren of verminderen”? Houdt het antwoord op deze vraag niet noodzakelijk in dat toepassing moet worden gemaakt van de dwingende bepalingen van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, die de relatie tussen de verzekeraar en de verzekerde regelt? Dient dan niet te worden nagegaan onder welke voorwaarden de verzekeraar ten aanzien van de verzekerde zijn prestaties mag weigeren of verminderen? Wanneer de wetgeving inzake het rijbewijs niet voorziet dat de verzekeraar zijn prestaties kan weigeren of verminderen, moet men dan geen toepassing maken van de dwingende bepaling die slechts onder bepaalde voorwaarden aan de verzekeraar het recht toekennen geheel of gedeeltelijk verval van zijn recht op verzekeringsprestaties te bedingen, zijnde zijn prestaties te weigeren of verminderen? In dat geval lijkt de toepassing van artikel 11 WLVO zich onvermijdelijk op te dringen. In die hypothese kan de verzekeraar bijgevolg zijn prestatie slechts weigeren als er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming aan de opgelegde verplichting en het schadegeval.

10.Er is een andere beschouwing die zich in dit verband opdringt. Met name is onduidelijk hoe de beslissing in het arrest van 19 juni 2009 inzake de verhaalsgrond betreffende het rijbewijs zich verhoudt tot de geldende voorwaarden van de verhaalgrond wegens tekortkoming aan de wettelijke regeling inzake het geldig keuringsbewijs. Het huidige artikel 25, 3°, c) modelovereenkomst stelt dat de verzekeraar een recht van verhaal heeft “wanneer het rijtuig dat onderworpen is aan de Belgische reglementering op de technische controle, op het ogenblik van het schadegeval niet of niet meer voorzien is van een geldig keuringsbewijs, behalve als (…). Het verhaal wordt echter niet uitgeoefend indien de verzekerde aantoont dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de staat van het rijtuig en het schadegeval”. Het bestaan van dit oorzakelijk verband, hoewel vermoed, is een vereiste voor het uitoefenen van het verhaal. Het recht van verhaal kan niet worden uitgeoefend indien de verzekerde aantoont dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de staat van het rijtuig en het schadegeval.

Deze voorwaarden zijn overgenomen uit mededeling D.56 van de Controledienst voor Verzekeringen (later vervangen door mededelingen D.107 en D. 120). De verantwoording hiervoor lag in billijkheidsoverwegingen [11]. Bovendien kwam het huidige artikel 25, 3°, c) modelovereenkomst tegemoet aan de kritiek van het Hof van Cassatie met betrekking tot het verhaal op grond van niet-geldig keuringsbewijs zoals geregeld in het oude artikel 25, 3° Modelovereenkomst 1956. In het arrest van 30 januari 1992 besliste het Hof dat wettig kon geoordeeld worden dat de verzekeraar misbruik maakte van recht door verhaal uit te oefenen op grond van artikel 25, 3° Modelovereenkomst 1956 en een niet te rechtvaardigen voordeel had willen halen uit een louter formele tekortkoming (afwezigheid van een geldig schouwingsbewijs) die geen verband hield met het ongeval [12].

11.Meer algemeen is het onzeker welke de gevolgen zijn van de beslissing in het besproken arrest voor de overige verhaalsgronden, betreffende de deelname aan onvergunde snelheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden (art. 25, 3°, a) modelovereenkomst) en betreffende het overschrijden van het toegelaten aantal passagiers of niet conform vervoer van personen (art. 25, 3°, d) modelovereenkomst).

12.De Commissie voor Verzekeringen heeft op 10 maart 2009 een advies gewezen over een ontwerp van nieuwe minimumvoorwaarden verzekering BA-motorrijtuigen, ter vervanging van de huidige modelovereenkomst [13]. Ten onrechte zou kunnen ingeroepen worden dat de Commissie hierbij de stelling over de niet-toepasselijkheid van artikel 11 WLVO op de verhaalsgronden zou onderschrijven. Over de ontwerpteksten houdende de verhaalsgronden in hoofde van de WAM-verzekeraar werd uitvoerig gediscussieerd en uiteindelijk een compromistekst voorgesteld. Het bereikte compromis houdt in dat er geen oorzakelijk verband dient bewezen te worden voor de verhaalsgronden bepaald in het voorgestelde artikel 47 § 2, 1ste lid van het ontwerp, zijnde wanneer de verzekeraar bewijst dat, op het ogenblik van het schadegeval en voor zover het geen administratieve formaliteit betreft, het verzekerde motorrijtuig bestuurd wordt: door een persoon die niet voldoet aan de Belgische wettelijke vereiste minimumleeftijd om dat motorrijtuig te besturen (art. 47 § 2, 1ste lid, a)), door een persoon die niet beschikt over een geldig rijbewijs om dat motorrijtuig te besturen (art. 47 § 2, 1ste lid, b)), door een persoon die specifieke beperkingen inzake het besturen van het motorrijtuig vermeld op zijn rijbewijs niet naleeft (art. 47 § 2, 1ste lid, c)), of door een persoon die in België een rijverbod heeft zelfs indien het schadegeval zich voordoet in het buitenland (art. 47 § 2, 1ste lid, d)). Voor de overige verhaalsgronden is in de voorgestelde artikelen 46, 47 § 1 en 48 uitdrukkelijk bepaald dat er een oorzakelijk verband moet bestaan tussen de tekortkoming en het schadegeval en dat het bestaan van een oorzakelijk verband en de tekortkoming moeten bewezen worden door de verzekeraar.

De afwezigheid van een vereiste van oorzakelijk verband voor de in artikel 47 § 2 voorgestelde verhaalsgrond betreffende de, limitatief opgesomde gevallen van, tekortkoming aan de Belgische wetgeving en reglementen inzake het besturen van het motorrijtuig, stemt overeen met de beslissing van het Hof van Cassatie met betrekking tot het huidige artikel 25, 3°, b) modelovereenkomst. Niettemin moet er op gewezen worden dat in de Commissie voor Verzekeringen, zowel de experten als de vertegenwoordigers van de consumenten steeds de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 11 WLVO hebben betwist. Ten einde iedere onzekerheid over de juridische grondslag van deze bepaling te vermijden, werd ook van de zijde van de vertegenwoordigers van de verzekeraars aangedrongen op een wijziging van de WAM-wet, ten einde deze voorgestelde bepaling in de bijlage bij het KB tot invoering van de nieuwe minimumvoorwaarden een rechtszekere juridische grondslag te geven [14].

Het niet opnemen van een vereiste van oorzakelijk verband als toepassingsvoorwaarde voor het verhaal ingeval niet voldaan is aan de Belgische wet of reglementering om dat rijtuig te besturen, kan een verantwoording vinden in een maatschappelijke keuze. De facto is het moeilijk, zo niet onmogelijk in hoofde van de WAM-verzekeraar om het oorzakelijk verband te bewijzen tussen het niet voldoen aan de limitatief weerhouden voorwaarden die de Belgische wet en reglementen opleggen om dat rijtuig te besturen en het schadegeval. Hierdoor kan er geen verhaal uitgeoefend worden, terwijl de aansprakelijke bestuurder in feite nooit met dat rijtuig op de openbare weg had mogen komen.

13.Met het oog op rechtszekerheid en eenduidigheid, lijkt nadere verduidelijking over de toepassing van artikel 11 WLVO in het kader van de uitoefening van het verhaal door de verzekeraar tegen de verzekerde aangewezen.

[1] Hoofddocent K.U.Leuven, advocaat.
[2] Daarentegen bepaalt art. 25, 3°, c) modelovereenkomst dat wanneer op het ogenblik van het schadegeval het rijtuig dat onderworpen is aan de Belgische reglementering op de technische controle niet of niet meer voorzien is van een geldig keuringsbewijs, wel een oorzakelijk verband vereist is tussen de staat van het rijtuig en het schadegeval. Dit oorzakelijk verband wordt vermoed, en het verhaal wordt niet uitgeoefend indien de verzekerde aantoont dat er geen oorzakelijk verband is.
[3] V. Callewaert, “Actualités législatives et jurisprudentielles dans les assurances de la responsabilité” in C. Paris en B. Dubuisson (eds.), Actualités en droit des assurances, Luik, Anthemis, 2008, 231; concl. adv. gen. Van Ingelgem bij het betrokken Cass. 19 juni 2009.
[4] M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2006, 248; B. Dubuisson en V. Callewaert, “Le contrat-type à la croisée des chemins” in B. Dubuisson en P. Jadoul (eds.), Du neuf en assurance RC automobile, p. 232, nr. 72.
[5] H. Cousy en G. Schoorens, De nieuwe wet op de landverzekeringsovereenkomst. Parlementaire voorbereiding van de wet van 25 juni 1992 en van de wijzigende wet van 16 maart 1994, Antwerpen, Kluwer Rechtwetenschappen, 1994, 112.
[6] Zie o.m. M. Fontaine, Droit des assurances, p. 245, nr. 357.
[7] H. Cousy en G. Schoorens, o.c., 112; Cass. 12 januari 2007, NjW 2007, 845, noot G. Jocqué,  TBH 2007, 786 , noot C. Van Schoubroeck; Luik 7 mei 2004, RGAR 2006, nr. 14.098.
[8] Geen toepassing art. 11 WLVO bij verhaal wegens afwezigheid van geldig rijbewijs: Pol. Charleroi 26 juni 2007, VAV 2007, 337; Rb. Brugge 15 maart 2007, VAV 2007, 332; Pol. Brugge 24 mei 2007, VAV 2007, 344; Pol. Charleroi 26 juni 2007, VAV 2007, 337; Pol. Sint-Niklaas 23 september 2005, VAV 2007, 170.
[9] Rb. Leuven 9 mei 2007, VAV 2008, 2 (verzekeraar moet oorzakelijk verband bewijzen tussen niet in bezit zijn van geldig rijbewijs en ongeval/tussen vervoeren van meer passagiers en schadelijke gevolgen ongeval); toepassing art. 11 WLVO en verzekeraar oorzakelijk verband bewijzen tussen gebrek aan rijervaring en ongeval: Rb. Brussel 3 oktober 2008, VAV 2009, 112, noot F. Feron; Pol. Verviers 13 maart 2006, T.Pol. 2006, 106, noot; Rb. Brussel 30 juni 2004, TBBR 2007, 525; Rb. Leuven 10 maart 2004, VAV 2004, 417; Pol. Turnhout 30 september 2003, RW 2005-06, 555; Pol. Verviers 13 maart 2006, T.Pol. 2006, 106, noot; Pol. Verviers 8 maart 2004, T.Vred. 2004, 305; Pol. Turnhout 18 november 2003, RW 2006-07, 23 (toepassing art. 11 WLVO en de verzekeraar moet bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de afwezigheid van een geldig schouwingsbewijs en het ongeval); Rb. Turnhout 18 maart 2005, AR 03/932/A (vereiste oorzakelijk verband tussen ontbreken bewijs van geneeskundige schifting en ongeval); Pol. Turnhout 25 februari 2003, RW 2004-05, 75 (bestuurder mocht geen passagier vervoeren).
[10] Zie o.m. M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2006, p. 248, nrs. 361-362; B. Dubuisson en V. Callewaert, “Le contrat-type à la croisée des chemins” in B. Dubuisson en P. Jadoul (eds.), Du neuf en assurance RC automobile, p. 232-233, nrs. 72, 74, p. 236, nr. 77; M. Wastiau, “Het recht in ademnood: de goede trouw reanimeert” in Liber Amicorum Hubert Claassens, Antwerpen, Maklu, 1998, 286; J. Sellicaerts, De modelovereenkomst '92 Auto, Kluwer, 73; P. Henry en J. Tinant, “Déchéances ou exclusion: de chraybide en Scylla?” in B. Dubuisson en P. Jadoul (eds.), La loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre. Dix années d'application, Brussel, Academia-Bruylant, 2003, 85.
[11] A. Minet, “Les modifications du contrat-type d'assurance automobile”, JT 1982, 508.
[12] Cass. 30 januari 1992, Arr.Cass. 1991-92, 497, Pas. 1992, I, 475, RCJB 1994, 185, noot P.-A. Foriers.
[13] Commissie voor Verzekeringen, advies Doc. C/2008/4, 10 maart 2009, www.cbfa.be . Het ontwerp van minimumvoorwaarden is beschikbaar via de bijlagen, vermeld in het besluit van dit advies.

De minister, bevoegd voor verzekeringen, heeft een ontwerp KB met minimumvoorwaarden verzekering BA-motorrijtuigen in bijlage voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
[14] Commissie voor Verzekeringen, advies Doc. C/2008/4, 10 maart 2009, 7-8, 21.