Article

Hof van Cassatie, 28/01/2009, R.D.C.-T.B.H., 2010/1, p. 50

Hof van Cassatie 28 januari 2009

VERZEKERINGEN
Landverzekering - Landverzekeringsovereenkomst in het algemeen - Subrogatie - Vordering voor de strafrechter - Verjaring - Burgerlijke partijstelling door de indeplaatsgestelde
Wanneer de verzekeraar het strafgerecht verzoekt de voor de schade aansprakelijke derde te veroordelen om hem het bedrag terug te betalen van de vergoeding die hij tot herstel van die schade heeft uitgekeerd, stelt hij geen rechtsvordering in die onderscheiden is van deze van de getroffene maar oefent hij bij wege van een afzonderlijke vordering, de rechtsvordering uit van de getroffene zelf, in wiens rechten hij met toepassing van artikel 41 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst is getreden.
Wanneer het bestreden vonnis vaststelt dat de indeplaatssteller zich burgerlijke partij heeft gesteld vóór het verval van de strafvordering, verantwoordt het niet naar recht zijn beslissing om de vordering van de indeplaatsgestelde niet ontvankelijk te verklaren, op grond dat deze na het overlijden van de beklaagde werd ingesteld.
ASSURANCES
Assurance terrestre - Contrat d'assurance terrestre en général - Subrogation - Demande faite à la juridiction répressive - Prescription - Constitution de partie civile par le subrogeant
Lorsque l'assureur demande à la juridiction répressive de condamner le tiers responsable du dommage à lui rembourser le montant de l'indemnité qu'il a versée en réparation de celui-ci, il n'exerce pas une action distincte de celle de la victime mais, par une demande distincte, il exerce l'action même de la victime à laquelle il est subrogé en application de l'article 41 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre.
Le jugement attaqué qui constate que le subrogeant s'est constitué partie civile avant l'extinction de l'action publique, ne justifie pas légalement sa décision de déclarer irrecevable la demande du subrogé au motif que celle-ci a été formée après le décès du prévenu.

Generali Belgium / T.J.P., Touring Verzekeringen NV

Zet.: J. de Codt (voorzitter), F. Close (afdelingsvoorzitter), P. Mathieu, P. Cornelis en G. Steffens (raadsheren)
O.M.: D. Vandermeersch (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. M. Fadeur

(…)

II. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Middel

Het bestreden vonnis stelt vast dat:

- de beklaagde P.T., die wegens verschillende overtredingen van het wegverkeersreglement, vluchtmisdrijf en alcoholintoxicatie wordt vervolgd, op 19 maart 2004 is overleden,

- M.S. zich op 20 januari 2004 burgerlijke partij had gesteld tegen de beklaagde en diens verzekeraar, de vennootschap Touring Verzekeringen,

- J.-P.T. op de rechtszitting van 11 januari 2005 het geding dat tegen zijn vader is aangespannen, heeft hervat,

- de vennootschap Generali Belgium, die de verzekeraar is van M.S. en in diens rechten is getreden ten belope van het bedrag van de schadevergoeding die zij heeft uitbetaald, zich op 29 november 2005 burgerlijke partij heeft gesteld tegen J.-P.T. en de vennootschap Touring Verzekeringen.

Krachtens artikel 41 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, treedt de verzekeraar, die in het kader van een verzekering tot vergoeding van schade de schadevergoeding heeft betaald, ten belope van het bedrag van die vergoeding, in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde of de begunstigde tegen de voor de schade aansprakelijke derden.

Wanneer de verzekeraar het strafgerecht verzoekt de voor de schade aansprakelijke derde te veroordelen om hem het bedrag terug te betalen van de vergoeding die hij tot herstel van die schade heeft uitgekeerd, stelt hij geen rechtsvordering in die onderscheiden is van deze van de getroffene maar oefent hij bij wege van een afzonderlijke vordering, de rechtsvordering uit van de getroffene zelf, in wiens rechten hij met toepassing van het voormelde artikel 41 is getreden.

Wanneer het bestreden vonnis vaststelt dat de indeplaatssteller zich burgerlijke partij heeft gesteld vóór het verval van de strafvordering, verantwoordt het niet naar recht zijn beslissing om de vordering van de indeplaatsgestelde niet ontvankelijk te verklaren, op grond dat deze na het overlijden van de beklaagde werd ingesteld.

Het middel is gegrond.

Dictum

(…)