Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 11/03/2009, R.D.C.-T.B.H., 2009/9, p. 981-982

Grondwettelijk Hof 11 maart 2009

RECHTSPLEGING
Uitgaven en kosten - Rechtsplegingsvergoeding
Zaak: nr. 46/2009

Bij vonnis van 28 mei 2008 heeft de rechtbank van koophandel te Veurne volgende prejudiciële vraag gesteld: “Schendt artikel 1022 Ger.W. het gelijkheidsbeginsel vervat in artikel 10 en 11 van de Grondwet wanneer het een rechtsplegingsvergoeding toekent als forfaitaire tegemoetkoming voor de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij terwijl het deze vergoeding niet toekomt aan de curator/advocaat van de in het gelijk gestelde gefailleerde boedel naar aanleiding van ene betwisting van een ingediende schuldvordering.”

Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat voormeld artikel, de artikelen 10 en 11 niet schendt en stelt dat verschil in behandeling tussen de advocaat aan wie artikel 1022, lid 1 Ger.W. een rechtsplegingsvergoeding als forfaitaire tegemoetkoming voor zijn kosten en erelonen toekent en de curator die hier geen recht op heeft verantwoord is.

Hierbij wordt verwezen naar het verschil in hun hoedanigheid. De advocaat vertegenwoordigt een procespartij aan wie hij bijstand verleent terwijl de curator als gerechtelijke mandataris de boedel vertegenwoordigt en het faillissement van een handelaar in het voordeel van de gefailleerde en van het geheel der schuldeisers beheert.

Bovendien, zo argumenteert het Grondwettelijk Hof, blijkt uit de totstandkoming van de Faillissementswet dat de wetgever niet heeft gewild dat de curatoren een georganiseerde beroepsgroep zou worden met een eigen beroepsinstituut en deontologie. De keuze om advocaten de taak van curator op te dragen is, ingegeven door bijzondere waarborgen die de deontologie van advocaten biedt en niet om de juridische positie van een curator gelijk te stellen met die van een advocaat.