GERECHTELIJK RECHT
Algemene beginselen - Rechtsvordering - Algemeen - Collectieve rechtsvorderingDe regering werkt aan een controversieel wetsontwerp ter invoering van “class actions” in ons rechtsstelsel. De “vordering tot collectieve schadeafwikkeling” zou strekken tot de vergoeding van zgn. “massaschade”, schade met eenzelfde oorzaak, geleden door een “groot aantal” slachtoffers (die niet noodzakelijk consumenten zijn). Kenmerkend is dat de vordering tot schadevergoeding niet zou uitgaan van de slachtoffers of hun lasthebber, maar zou ingesteld worden door een rechtspersoon waarvan het doel verband houdt met de desbetreffende massaschade. Deze “vertegenwoordiger” zou zonder enig mandaat het initiatief kunnen nemen van een vordering ten gunste van alle potentiële slachtoffers. De overwogen procedure wijkt grondig af van de gemeenrechtelijke procedure. In een “toelatingsfase” zou de rechter niet alleen de vordering toetsen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden (waaronder het bestaan van massaschade) maar ook de opportuniteit van een collectieve vordering beoordelen (zij moet “meer geëigend” voorkomen dan de gewone procedure). De rechtbank legt de identiteit van de vertegenwoordiger vast (vermits dit in de regel degene zal zijn die het initiatief heeft genomen kan men zich verwachten aan een zekere wedloop om als eerste een collectieve vordering in te stellen) en bepaalt de samenstelling van de groep schadelijders die zullen kunnen genieten van de uitspraak (en - keerzijde - de bindende kracht en gezag van gewijsde ervan zullen moeten ondergaan). Twee systemen zijn daarbij mogelijk: (i) de groep omvat alle schadelijders behalve zij die binnen een door de rechtbank vast te leggen optietermijn verklaren niet vertegenwoordigd te willen zijn (opt out); of (ii) de groep omvat enkel de schadelijders die binnen deze termijn verklaren vertegenwoordigd te willen zijn (opt in). Na de toelatingsfase wordt de grond van de zaak in staat gesteld op een manier die de gewone procedure benadert. Vrij opmerkelijk is evenwel dat de verweerder (bv. de verkoper) een derde (bv. de fabrikant) niet kan dagvaarden in vrijwaring, doch enkel in gemeenverklaring. Een veroordeling van de aansprakelijke voor de massaschade kan de vorm aannemen van een vergoeding per schadelijder (eventueel onderverdeeld per categorie) of van een globaal bedrag te verdelen tussen de schadelijders. Vraag is in welke mate deze ex aequo et bono schadevergoeding (ook van ongeïdentificeerde slachtoffers) verenigbaar is met het principe van de werkelijk geleden en bewezen schade vervat in de artikelen 1382 BW (buitencontractueel) en 1149 BW (contractueel). De concrete verdeling van de gelden aan de slachtoffers, en ruimer gezien de verhouding tussen de slachtoffers en hun vertegenwoordiger zonder mandaat, worden nauwelijks aangehaald het ontwerp, dat bijvoorbeeld in het midden laat hoe de (advocaten)kosten van de vertegenwoordiger worden gedekt. De niet-geregelde verhouding tussen vertegenwoordiger en groep (en de onduidelijke rol van de advocaat in het midden van deze pluraliteit aan geïnteresseerden met mogelijks zeer uiteenlopende meningen) laat de weg open voor tal van nevenbetwistingen, waarvoor de gevatte rechtbank blijkbaar bevoegd zou blijven. Zo kan men zich afvragen hoe men ooit een globaal bedrag zou kunnen verdelen in een systeem van opt out, waar het aantal schadelijders onbekend blijft. Het is blijkbaar de wens van de opstellers van het ontwerp dat de veroordelingen in de regel uitvoerbaar zouden zijn bij voorraad, maar hoe zullen bij hervorming in beroep de uitbetaalde sommen gerecupereerd worden indien deze reeds verdeeld werden onder de schadelijders? Naast de rechtsvordering tot collectieve schadeafwikkeling voorziet de wet ook een homologatieprocedure voor een “akkoord tot collectieve schadeafwikkeling” tussen de vertegenwoordiger en de aansprakelijke(n), minnelijke procedure die al dan niet naar aanleiding van een rechtsvordering kan plaatsvinden. Onverminderd de controverse die de invoering in België inhoudt van een class action moet vastgesteld worden dat het voorontwerp nog zal moeten verhelpen aan tal van onduidelijkheden en lacunes alvorens het effectief het voorwerp zal kunnen uitmaken van een grondig debat.