Article

Rechtbank van koophandel Brugge, 30/06/2008, R.D.C.-T.B.H., 2009/9, p. 929-932

Rechtbank van koophandel Brugge 30 juni 2008

VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST
Nakoming verbintenis - Uitvoering in natura - Derdemedeplichtigheid aan contractbreuk - Vorderingsgerechtigde
De eigenaar van een perceel die een recht van opstal verleent met het oog op een uitbating van een servicestation schendt de contractuele verbintenis aangegaan bij aankoop om enkel voor eigen behoefte een tankinstallatie te plaatsen op het perceel. De opstalhouder die, nog voor het begin van de bouw van het station herhaaldelijk werd geïnformeerd over het contractueel verbod en desondanks wetens en willens meewerkt aan de contractbreuk door het tankstation te bouwen en uit te baten, maakt zich schuldig aan derdemedeplichtigheid aan contractbreuk, waarvan de stopzetting kan worden gevorderd als herstel in natura. De buitencontractuele vordering steunend op derdemedeplichtigheid aan contractbreuk kan enkel worden ingesteld door de titularis van het geschonden contractueel recht, met name de medecontractant of de derdebegunstigde. Andere derden die zelf schade hebben geleden kunnen deze niet verhalen op de derdemedeplichtige, waar ze deze schade niet op de foutieve contractant kunnen verhalen.
OBLIGATIONS CONVENTIONNELLES
Exécution de l'obligation - Exécution en nature - Tierce-complicité à la rupture de contrat - Personne susceptible d'intenter l'action en justice
Le propriétaire d'une parcelle qui accorde un droit de superficie en vue de l'exploitation d'une station-service viole l'engagement contracté lors de l'achat de placer une installation de stockage de carburant sur la parcelle seulement pour ses besoins propres. Le superficiaire qui, avant même la construction de la station-service, a été informé à plusieurs reprises de l'interdiction contractuelle et qui coopère néanmoins sciemment et volontairement à la rupture de contrat en construisant et en exploitant la station-service, se rend coupable de tierce-complicité à la rupture du contrat, dont la cessation peut être demandée comme réparation en nature. L'action extracontractuelle fondée sur la tierce-complicité à la rupture de contrat ne peut être intentée que par le titulaire du droit contractuel violé, à savoir le cocontractant ou le tiers bénéficiaire. Les autres tiers ne peuvent réclamer des dommages-intérêts de la part du tiers-complice, dès lors qu'ils ne peuvent pas en réclamer de la part du cocontractant fautif.

Transportzone Zeebrugge NV en Immofoss BVBA / North Sea Express NV en Kuwait Petroleum Belgium NV
Nog in zake: Total Belgium NV

Zet.: M. Baranyai (rechter), D. Honorez en K. Breusegem (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. F. Moeykens, H. De Loose, L. Martens en J. De Busscher en D. Van Heuven, S. Ronse en T. Van Achter en A. de Schoutheete, O. Vanden Berghe

Het geschil werd aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 maart 2007.

Ten aanzien van NSE werd op de inleidende zitting van 5 april 2007 reeds verstek verleend; huidig vonnis wordt derhalve eveneens ten aanzien van deze partij bij verstek gewezen.

1. Voorwerp van de vorderingen en standpunt van partijen

1.1. De vordering van TTZ en Immofos is erop gericht:

- te horen zeggen voor recht dat het aan verweersters enkel toegelaten is voor eigen behoeften een opslagplaats met bedieningspomp voor benzine en/of dieselolie te plaatsen op het perceel nijverheidsgrond gelegen in de transportzone te Zeebrugge, eigendom van eerste verweerster en gekend ten kadaster onder 12de afdeling, sectie Q deel van nrs. 214, 215, 222/2, 223, 224 en 235, aangeduid in geel omrande kleur op het plan dat gevoegd is aan de notariële verkoopakte van 13 september 1988, verleden door het ambt van notaris Henry Van Caillie te Brugge;

- verweersters zich verbod te horen opleggen om op dit perceel een IDS-bevoorradingsstation of gelijk welke andere installatie, bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen en bijhorigheden te installeren, op te richten en/of uit te baten of te laten installeren, oprichten en/of uitbaten;

- verweersters zich elk afzonderlijk te zien en horen veroordelen tot verbeurte in het voordeel van elk van de eiseressen van een dwangsom van 100.000 EUR per dag bij elk vastgestelde inbreuk op dit verbod, zolang deze inbreuk duurt;

- verweersters zich solidair, minstens in solidum, te zien en te horen veroordelen om aan elk van verzoeksters een schadevergoeding te betalen van 2.500 EUR, meer de gerechtelijke rente, gebeurlijk te vermeerderen of te verminderen terloops het geding;

- verweersters te horen veroordelen tot de gedingkosten.

NV Total Belgium is op 10 september 2007 vrijwillig in het geding tussengekomen aan de zijde van eiseressen; zij sluit zich aan bij de vordering van eiseressen inzake het uit te spreken verbod en de op te leggen dwangsom.

Total vraagt in haar verzoekschrift voorbehoud wat haar rechten betreft op schadevergoeding lastens KPB, NSE, Immofos en TTZ. In besluiten vraagt zij desbetreffend verwijzing naar de rol.

Partijen beogen hiermee verbod te horen opleggen aan:

- NSE, eigenaar van het betrokken perceel dat gelegen is in de transportzone te Zeebrugge, ingevolge inbreng van het terrein door de echtgenoten Callant, aandeelhouders van NSE, die het op hun beurt verwierf van TTZ;

- en KPB, opstalhouder ingevolge overeenkomst met NSE en uitbater van een tankstation,

om op het kwestieuze perceel, (verder) een tankstation uit te baten,

nu in de koopovereenkomst tussen TTZ en de echtgenoten Callant een verbod tot dergelijke uitbating werd opgenomen:

- met het oog op een deugdelijk beheer van de transportzone, waarmee de uitbating van twee tankstations niet verenigbaar zou zijn;

- en ten voordele van Total, aan wie eerder een exclusiviteit hiertoe in de transportzone werd toegewezen.

NSE zou, door het verlenen van een opstalrecht aan KPB met het oog op de uitbating van een tankstation, aldus contractbreuk hebben gepleegd, terwijl KPB hieraan medeplichtig was.

1.2. KPB betwist de vordering.

Zij stelt dat in de mate dat zij derdemedeplichtige zou zijn aan een contractbreuk in hoofde van NSE ten aanzien van TTZ, enkel deze laatste vorderingsgerechtigd zou zijn, en niet Total en Immofos, die geen partij waren bij de overeenkomst.

Zij stelt dat haar geen derdemedeplichtigheid aan contractbreuk in hoofde van NSE kan worden verweten, nu de voorwaarden hiertoe niet vervuld zijn:

- de clausule die strekt tot een verbod met betrekking tot de uitbating van een tankstation is nietig;

- de clausule legt enkel een verbod op aan de eigenaar, zodat het verlenen van een opstalrecht ter uitbating van het tankstation geen inbreuk op deze clausule vormt;

- het is niet bewezen dat KPB kennis had van de bewuste clausule.

2. Beoordeling
2.1. De vordering, uitgaande van TTZ
2.1.1. De contractbreuk van NSE

1. De verkoopovereenkomst van 13 september 1988 tussen TTZ en de echtgenoten Callant betreffende het kwestieuze perceel, gelegen in de transportzone te Zeebrugge, bevat als bijzondere voorwaarde dat “het de koper enkel voor zijn eigen behoefte toegelaten is om een opslagplaats met bedieningspomp voor benzine en/of dieselolie binnen de grenzen van zijn terrein te plaatsen”.

De akte van 4 januari 1990, waarbij het terrein door de echtgenoten Callant in NSE werd ingebracht, legt aan laatstgenoemde uitdrukkelijk dezelfde bijzondere voorwaarden op, met verwijzing naar de verkoopovereenkomst van 13 september 1988 en de ten aanzien van TTZ aangegane verbintenis desbetreffend, welke aan NSE wordt overgedragen.

Dit beding in de akte van 4 januari 1990 houdt een beding in ten gunste van een derde (art. 1121 BW), m.n. TTZ, welke aldus rechtstreeks ten aanzien van NSE kan vorderen.

Waar het verstek van NSE op zich geen erkenning inhoudt van enig (vorderings-)recht, laat NSE middels haar verstek geen enkel middel gelden dat toelaat anders te beslissen, terwijl KPB dit rechtstreeks vorderingsrecht als zodanig niet betwist.

2. Het verlenen van een recht van opstal aan een derde met het oog op het uitbaten van een tankstation en het laten uitbaten van dergelijk tankstation, vormt in hoofde van NSE een inbreuk op haar contractuele verplichtingen.

3. Er blijkt niet dat het beding nietig is.

Waar de WIER, handelend in het kader van artikel 32 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie (opgeheven door het decreet van 23 december 2005), ten aanzien van TTZ de voorwaarden heeft bepaald waaronder het terrein mag worden gebruikt en mag worden doorverkocht, sluit dit niet uit dat TTZ als eigenaar zelf bijkomende voorwaarden of beperkingen aan haar koper oplegt met betrekking tot het gebruik van dit terrein.

De verwijzing naar de typevoorwaarden voor verkopen tussen WVI en TTZ, welke in latere periodes van toepassing waren en waaruit overigens evenmin een verbod op het opleggen van bijkomende beperkingen buiten deze die (algemeen) door WVI opgelegd worden af te leiden valt, is niet dienstig.

De toestemming van de WIER met de kwestieuze beperking was dienvolgens niet vereist; uit de tussenkomst van de WIER bij de verkoopovereenkomst tussen TTZ en Callant blijkt overigens dat de WIER geen bezwaar had tegen de bewuste clausule. Dat de WIER zich laat ontheffen van iedere aansprakelijkheid voor clausules die niet door haarzelf opgelegd zijn, doet hieraan geen afbreuk.

De beperking is evenmin nietig nu zij voortvloeit uit het feit dat TTZ aan een derde, nl. Immofos, een exclusiviteit heeft toegestaan wat de inplanting van servicestations voor de verdeling van petroleumproducten in de transportzone betreft, gecombineerd met een voorkeur- en voorkooprecht inzake een uitbreidingszone (kennelijk enkel voorzien voor de hypothese dat er een bijkomende (toegangs)weg aan de andere zijde van de zone zou worden aangelegd) en waarbij Immofos zich er tegelijk toe verbond deze exclusiviteit op haar beurt exclusief aan te wenden voor Total.

Er blijkt niet dat TTZ aldus gehandeld heeft buiten haar maatschappelijk doel (art. 3 van haar statuten).

Noch artikel 544 BW, noch artikel 2 WBEM, noch artikel 93/4 WHPC, noch de principes van vrijheid van handel, vrije mededinging en eerlijke concurrentie verzetten zich tegen dergelijke bestemmingsbeperking.

Het feit dat KPB anderzijds een milieuvergunning wist te bekomen, doet aan de geldigheid van de clausule geen afbreuk; het ministerieel besluit van 10 april 2007 desbetreffend preciseert trouwens uitdrukkelijk dat geen uitspraak wordt gedaan omtrent de overeenkomsten die door de opstalgever met derden heeft gesloten en welke behoren tot de beoordelingsbevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken.

(…)

2.1.2. De derdemedeplichtigheid van KPB

KPB is derdemedeplichtige aan de contractbreuk van NSE.

Over de contractuele verhoudingen en de contractbreuk in hoofde van NSE, volstaat een verwijzing naar het gestelde onder 2.1.

Nog voor KPB de bouw aanvatte van het servicestation, werd zij herhaaldelijk door TTZ, Immofos en Total op de bestemmingsbeperking gewezen (zie de correspondentie van 16 oktober 2006, 1 december 2006 en 4 december 2006). Niettemin heeft zij wetens en willens meegewerkt aan de contractbreuk door het servicestation te bouwen en uit te baten.

2.1.3. De gevorderde maatregelen

Zowel wat de contractuele vordering betreft ten aanzien van NSE als wat de extracontractuele vordering betreft ten aanzien van KPB, kan het herstel in natura gevorderd worden.

Herstel in natura is in onderhavig geval mogelijk. Het vormt geen rechtsmisbruik.

Dat het servicestation inmiddels werd gebouwd en geopend, doet hieraan geen afbreuk, nu KPB van haar kant met kennis van zaken (zie 2.2.) en bekend met de hangende procedure de bouw heeft aangevat en de opening heeft benaarstigd.

De gevraagde maatregelen komen gegrond voor.

Waar een dwangsom hoog genoeg dient te zijn om de veroordeelde tot nakoming te bewegen, doch anderzijds niet astronomisch hoog mag zijn, komt een dwangsom van 5.000 EUR per dag vanaf de vijfde dag, volgend op de betekening van huidig vonnis, verantwoord en voldoende voor. Gelet op de hoger geschetste feitelijke omstandigheden, wordt de dwangsom enkel opgelegd te aanzien van KPB.

2.2. De vordering, uitgaande van Immofos en Total

De verkoopovereenkomst van 13 september 1988, en navolgend evenmin de akte houdende de inbreng van 4 januari 1990 of de opstalovereenkomst tussen NSE en KPB, bevatten geen beding ten gunste van Immofos of Total. Er blijkt niet dat partijen Callant en TTZ de bedoeling hebben gehad Immofos of Total te begunstigen en hen een nieuw eigen recht toe te kennen.

Dat Immofos, en uiteindelijk Total de begunstigde zijn van een exclusiviteitsrecht, verleend door TTZ, en dat het aan Callant (en navolgend aan NSE) opgelegde verbod kadert in de exclusiviteit waartoe TTZ zich ten aanzien van Immofos en Total heeft verbonden, laat niet toe te besluiten dat TTZ en Callant (en navolgend TTZ en NSE of a fortiori NSE en KPB) middels aangehaalde clausule Immofos of Total, identificeerbaar als de begunstigden van de door TTZ verleende exclusiviteit, op hun beurt hebben willen begunstigen.

Het bestaan van een beding ten gunste van Total of Immofos in de koopovereenkomst of in navolgende overeenkomsten kan als zodanig (uiteraard) ook niet worden afgeleid uit de driepartijenovereenkomst tussen Immofos, TTZ en Total van 24 maart 1992, die bovendien dateert van na de kwestieuze verkoop, noch uit de gelijkaardige overeenkomst tussen deze partijen welke voor de periode daaraan voorafgaand blijkt uit de tussen hen gewisselde correspondentie. Het is overigens opmerkelijk dat de tekst van 24 maart 1992 precies (voor de toekomst) voorziet dat in de door TTZ nog te sluiten verkoopovereenkomsten een clausule zal dienen te worden opgenomen welke in een derdebegunstiging en een rechtstreeks vorderingsrecht van en voor Immofos (en niet van Total) voorziet (zie art. 4 van de tekst).

Immofos en Total kunnen jegens NSE dienvolgens niet op contractuele gronden vorderen.

Waar de aansprakelijkheid van de derdemedeplichtige gesteund is op de extracontractuele aansprakelijkheid, laat dit op zich geen vordering toe in hoofde van Immofos of Total, die geen partij of derdebegunstigde bij deze overeenkomst zijn. De schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm bestaat hierin dat met kennis van zaken werd meegewerkt aan een contractbreuk ten aanzien van de wederpartij of derdebegunstigde van de eigen medecontractant. Uit hoofde van deze fout kunnen derden, die ten gevolge van de contractbreuk zelf (onrechtstreeks) schade hebben geleden, niet de schade verhalen op de derdemedeplichtige aan de contractbreuk, waar ze deze schade niet op de verbrekende contractant kunnen verhalen.

De vorderingen van Immofos en Total tegen NSE en KPB zijn aldus weliswaar ontvankelijk, doch ongegrond.

Waar Total voorbehoud vraagt inzake haar rechten op schadevergoeding jegens KPB en NSE, kan gelet op het hoger gesteld, hieromtrent geen voorbehoud meer worden verleend. Wel kan voorbehoud worden verleend wat haar eventuele rechten op schadevergoeding betreft jegens Immofos en TTZ.

Nu zij hic et nunc verder geen vordering stelt, ook niet provisioneel, dient de zaak op dit punt niet verder te worden aangehouden.

(…)

Op deze gronden

De rechtbank

Beslissend op tegenspraak.

Gelet op artikel 2 en volgende van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

Verklaart de vordering van TTZ ten aanzien van NSE en KPB ontvankelijk en in navolgende mate gegrond.

Zegt voor recht dat het aan NSE en KPB enkel toegelaten is voor eigen behoeften een opslagplaats met bedieningspomp voor benzine en/of dieselolie te plaatsen op het perceel nijverheidsgrond gelegen in de transportzone te Zeebrugge, eigendom van NSE en gekend ten kadaster onder 12de afdeling, sectie Q, deel van nrs. 214, 215, 222/2, 223, 224 en 235, aangeduid in geel omrande kleur op het plan dat gevoegd is aan de notariële verkoopakte van 13 september 1988, verleden door het ambt van notaris Henry Van Caillie te Brugge.

Legt verbod op aan NSE en KPB om op dit perceel een IDS-bevoorradingsstation of gelijk welke andere installatie, bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen en bijhorigheden te installeren, op te richten en/of uit te baten of te laten installeren, oprichten en/of uitbaten.

Veroordeelt KPB tot verbeurte in het voordeel van TTZ van een dwangsom van 5.000 EUR per dag bij elk vastgestelde inbreuk op dit verbod, zolang deze inbreuk duurt.

Wijst de vordering van Immofos en Total jegens NSE en KPB af als ontvankelijk, doch ongegrond.

(…)