Article

Rechtbank van koophandel Antwerpen, 05/05/2009, R.D.C.-T.B.H., 2009/7, p. 683-684

Rechtbank van koophandel Antwerpen 5 mei 2009

INSOLVENTIE - CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Algemeen - Toelaatbaarheid - Grond van de zaak - Behoud van de continuïteit - Begrip - Beoordeling van overlevingskansen - Opschorting - Duur
De vordering strekkend tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord is toelaatbaar wanneer de beslissing tot aanvraag van de gerechtelijke reorganisatie bekrachtigd werd door de daartoe bevoegde organen van de vennootschap en alle stukken, zoals voorzien in artikel 17 § 2 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen bij het dossier werden gevoegd.
Waar artikel 16 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen stelt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie moet strekken tot het behoud (niet het herstel) van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten, sluit de staat van faillissement de procedure van gerechtelijke reorganisatie niet uit, maar moet de vraag worden beantwoord of er nog een economische activiteit bestaat en, zo ja, of deze activiteit overlevingskansen heeft.
Wanneer er een economische activiteit bestaat en er een systeem wordt gevonden om de laattijdigheid in de betalingen (in casu vanwege openbare instellingen) te ondervangen en er tevens een inbreng van derden gebeurt, is de overlevingskans niet denkbeeldig. Om de schuldenaar daartoe de kans te geven kan een beperkte termijn van opschorting toegekend worden, in casu vijf maanden te rekenen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie.
INSOLVABILITE - CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Généralités - Recevabilité - Fond de l'affaire - Maintien de la continuité - Notion - Examen des chances de survie - Sursis - Durée
La demande tendant à l'obtention d'une réorganisation judiciaire par accord collectif est recevable lorsque la décision de demander la réorganisation judiciaire a été ratifiée par les organes de la société compétents à cet effet et que toutes les pièces visées par l'article 17 § 2 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises ont été jointes au dossier.
Tandis que l'article 16 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises dispose que la procédure de réorganisation judiciaire doit avoir pour but le maintien (non le rétablissement) de la continuité de tout ou partie de l'entreprise ou de ses activités, l'état de faillite ne fait pas obstacle à la procédure de réorganisation judiciaire, mais il y a lieu d'examiner la question de savoir s'il existe ou non encore une activité économique et, dans l'affirmative, si cette activité a des chances de survie.
Lorsqu'il existe une activité économique et qu'est trouvé un système pour pallier les conséquences du retard dans les payements (en l'espèce de la part d'institutions publiques) et qu'il y a aussi un apport de tiers, la chance de survie n'est pas imaginaire. Pour donner une chance au débiteur à cet effet, on peut lui octroyer un sursis d'une durée limitée, en l'espèce cinq mois à compter du dépôt de la requête en réorganisation judiciaire.

BVBA Studiebureau Den Hartigh

Zet.: A. Buyse (kamervoorzitter), T. Maes en A. Van Gelder (rechters in handelszaken)
O.M.: T. Cole (substituut-procureur des Konings)
Pl.: Mr. E. De Bie

Gezien het verzoekschrift met bijlagen d.d. 8 april 2009, strekkend tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord;

Gezien de beschikking van 8 april 2009, waardoor de heer Patrick Smeets werd aangesteld als gedelegeerd rechter;

Gezien de toelichting door verzoekster op de zittingen van 14 en 28 april 2009 verstrekt en de dan ook door de gedelegeerd rechter uitgebrachte verslagen;

De vordering is toelaatbaar nu blijkt dat de beslissing tot aanvraag van de gerechtelijke reorganisatie bekrachtigd werd door de daartoe bevoegde organen van de vennootschap en alle stukken, zoals voorzien in artikel 17 § 2 van de wet van 31 januari 2009 bij het dossier werden gevoegd.

Het hoeft geen betoog dat de onderneming zich in een desastreuze toestand bevindt, die treffend wordt omschreven in de rapporten van de gedelegeerd rechter.

Zij toont echter wel aan dat zij in haar landmetersactiviteiten voornamelijk werkt voor openbare instellingen en zulks voor gevolg heeft dat de betaling van nimmer betwiste facturen vaak onredelijk lang wordt uitgesteld.

Bovendien maakt zij zich sterk dat er een financiële inbreng zal komen van derden.

Waar artikel 16 van de wet stelt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie moet strekken tot het behoud (niet het herstel)van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten, rijst de vraag naar de omschrijving van het begrip “continuïteit”. Enkel in artikel 23 wordt bij wijze van voorbeeld verwezen naar de artikelen 332, 431, 633 en 657 W.Venn.

Als men zou uitgaan van de boekhoudkundige begripsbepaling (kort gezegd de mogelijkheid om gedurende 12 maanden de activiteiten verder te zetten: cf. I.B.R., Vademecum 2007, Antwerpen, 2007, p. 625 et seq.) dan lijkt het merendeel van de aanvragen tot mislukken gedoemd.

Nu de staat van faillissement de procedure van gerechtelijke reorganisatie niet uitsluit (art. 23, al. 5) is de vraag die dan ook moet beantwoord worden óf er nog een economische activiteit bestaat en, zo ja, of deze activiteit overlevingskansen heeft.

Dat er een economische activiteit bestaat is duidelijk en, als er een systeem wordt gevonden om de laattijdigheid in de betalingen te ondervangen en er tevens een inbreng van derden gebeurt, is de overlevingskans niet denkbeeldig. Om verzoekster daartoe de kans te geven kan een beperkte termijn van opschorting toegekend worden.

Om deze redenen:

De rechtbank,

Gelet op de toepassing van de artikelen 2, 34, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek;

Verklaart het verzoek ontvankelijk en gegrond in volgende mate:

Kent aan BVBA Studiebureau Den Hartigh de in artikel 16 van de wet van 31 januari 2009 voorziene opschorting toe voor een periode eindigend op 8 september 2009;

Bevestigt voor zover nodig de aanstelling als gedelegeerd rechter van de heer Patrick Smeets, ...;

Zegt dat het reorganisatieplan dient neergelegd te worden ter griffie uiterlijk op 24 augustus 2009;

Zegt tevens voor recht dat uitspraak zal worden gedaan over de toekenning van een definitieve opschorting op 8 september 2009 te 12 uur door de 22ste kamer van de rechtbank van koophandel te Antwerpen. zetelend in het Gerechtsgebouw, Bolivarplaats 20, 3de verdieping -zaal A1;

Beveelt de publicatie van dit vonnis binnen de vijf dagen in het Belgisch Staatsblad uitgegeven te Brussel.

Note / Noot

Over dit vonnis, zie hierboven de bijdrage van prof. M. Grégoire, “La réorganisation judiciaire aux mains des juges: premières récoltes”, meer bepaald nrs. 6, 9 en 17.