Article

Warenwetgeving: ontsnappingsroute uit de beperkingen van het vervoerrecht?, R.D.C.-T.B.H., 2009/10, p. 1039-1040

VERVOER
Vervoer over de binnenwateren - Verjaring - Goederen gecontamineerd aan boord - Geen misdrijf
Krachtens artikel 59 Wet Rivierbevrachting verjaren alle rechtsvorderingen met betrekking tot binnenlands vervoer over de binnenwateren na zes maanden, behalve indien zij volgen uit een strafbaar feit. Het feit dat een lading “soya pellets”, bestemd voor verwerking tot veevoeder, aan boord van het binnenschip gecontamineerd werd door een mengsel van water en gasolie betekent niet dat de binnenschipper zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf beteugeld door de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, m.n. het vervoeren van grondstoffen waarvan de verkoop verboden is.
VERVOER
Vervoer over de binnenwateren - Verjaring - Stuiting door stilzwijgende erkenning - Niet aangetoond
Een erkenning van het recht van hem tegen wie de verjaring loopt, stuit de verjaring (art. 2248 BW). Een gezamenlijke vaststelling door de partijen dat goederen met schade werden gelost, het niet reageren op ingebrekestellingen en onderhandelingen tussen de experts die enkel de schadeomvang betreffen vormen geen afdoend bewijs van een (stilzwijgende) erkenning door de vervoerder van het recht van de ladingbelanghebbenden.
TRANSPORT
Transport par voie navigable - Prescription - Marchandises contaminées à bord - Pas de délit
En vertu de l'article 59 de la loi sur l'affrètement fluvial, toute les actions sont prescrites après six mois en matière de transports intérieurs par voie navigable. Le fait qu'une cargaison de “soya pellets”, destinée à la transformation en aliments pour le bétail, fut contaminée à bord par un mélange d'eau et de gasoil ne signifie pas que le batelier s'est rendu coupable d'un délit réprimé par la loi du 11 juillet 1969 relative aux pesticides et aux matières premières pour l'agriculture, l'horticulture, la sylviculture et l'élevage, c'est-à-dire le transport de matières premières dont la vente est interdite.
TRANSPORT
Transport par voie navigable - Prescription - Interruption par reconnaissance tacite - Pas démontré
La prescription est interrompue par la reconnaissance du droit de celui contre lequel il prescrivait (art. 2248 C.civ.). Le constat conjoint par les parties que les marchandises déchargées étaient défectueuses, l'absence de réaction aux mises en demeure et les négociations entre les experts concernant uniquement l'ampleur des dégâts, ne constituent pas une preuve suffisante d'une reconnaissance (tacite) par le transporteur du droit des propriétaires de la cargaison.
Warenwetgeving: ontsnappingsroute uit de beperkingen van het vervoerrecht?
Frank Stevens [1]

Artikel 59 van de Wet Rivierbevrachting voorziet, zoals de meeste transportrechtelijke regelingen, in korte verjarings­termijnen (zes maanden voor binnenlands vervoer, een jaar voor internationaal vervoer over de binnenwateren). Wanneer de vordering gesteund is op een misdrijf, bedraagt de verjaringstermijn echter drie jaar. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat een eiser, die de normale termijn van zes maanden/een jaar heeft laten verstrijken, op zoek gaat naar een of ander misdrijf dat hij de vervoerder ten laste zou kunnen leggen.

Daarbij wordt meer en meer gekeken naar “productwetgeving” (in de ruimste zin van het woord), en niet altijd zonder succes. Zo hebben bijvoorbeeld de Franse kustgemeenten die schade hebben geleden door de olievervuiling door de tanker “Erika” en die zich geconfronteerd zagen met de beperkingen van het CLC-Verdrag, de wetgeving inzake afvalstoffen ingeroepen om aldus te trachten een hogere schadevergoeding te bekomen dan wat mogelijk is onder het verdrag. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 24 juni 2008 (zaak C-188/07) de deur minstens op een kier gezet [2].

In casu beriepen de ladingbelanghebbenden zich in eerste instantie op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten. Het kostte de eerste rechter en nadien het Hof weinig moeite om deze vordering af te wijzen, nu uit artikel 1 van deze wet duidelijk blijkt dat zij enkel van toepassing is op voedingsmiddelen voor menselijke consumptie, daar waar de lading soya pellets bestemd was voor verwerking tot veevoeder. Daardoor kwam het Hof ook niet toe aan de beantwoording van de vraag of een binnenschipper, die een lading voedingsmiddelen vervoert van punt A naar punt B, deze voedingsmiddelen “vervoert voor verkoop of levering”, en ze dus in de handel brengt in de zin van artikel 1, 3° van de wet van 24 januari 1977.

De ladingbelanghebbenden beriepen zich tevens op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. Krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is het verboden om, samengevat, gecontamineerde producten te gebruiken voor veevoeder. Diverse handelingen m.b.t. deze verboden producten, onder meer het vervoeren van verboden producten, worden zelf ook uitdrukkelijk verboden, en worden zelfs als misdrijf gekwalificeerd. Over het feit dat de lading soya pellets, in haar uiteindelijke conditie (gecontamineerd met water en gasolie), een verboden product was in de zin van de wet van 11 juli 1969 bestond weinig betwisting. De vraag is echter of een vervoerder, die een gezonde lading aan boord neemt, die vervolgens tijdens de reis gecontamineerd raakt, zich schuldig maakt aan het misdrijf van het in de handel brengen van een verboden product. Het hoeft geen betoog dat deze problematiek de hier besproken casus overstijgt: contaminatie kan zich evenzeer voordoen bij het transport van voedingsmiddelen voor menselijke consumptie, en in elke transportmodus.

Het hof te Gent oordeelt, o.i. volkomen terecht, dat het hier gaat om een opzettelijk misdrijf, waaraan de vervoerder zich enkel schuldig kan maken indien hij met kennis van zaken goederen vervoert die van meet af aan gecontamineerd waren. Er is m.a.w. strafrechtelijk opzet vereist: de vervoerder moet “wetens en willens” een verboden product vervoerd hebben [3]. Wanneer tijdens de reis contaminatie optreedt (door een schadegeval, een gebrek in het schip, enz.) is aan deze voorwaarde niet voldaan.

[1] Advocaat Roosendaal Keyzer Antwerpen.
[2] Zie terzake M. Boon, “Nasleep van de ramp met de tanker Erika: voor wiens rekening zijn de opruimingskosten?”, TVR 2008, 155.
[3] C. Van Den Wyngaert, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 278.