BEVOEGDHEID
Materiële bevoegdheid - Rechtbank van koophandel - Ratione summae: gedinginleidende akte bepalend - Materiële bevoegdheid: subjectieve daden van koophandel
Om de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel tegenover de bevoegdheid van de vrederechter qua bedrag af te bakenen is het bedrag van de vordering in de gedinginleidende akte bepalend. Aangezien vaststaat dat verweerder handelaar is, moet aangenomen worden dat al zijn daden een handelsrechtelijk karakter hebben tenzij het tegenbewijs geleverd wordt (quod non in casu).
BURGERLIJK RECHT - ALGEMENE BEGINSELEN
Rechtsmisbruik - Stilzitten schuldeiser - Sanctie
Wanneer het uitblijven van een gerechtelijke beslissing te wijten is aan nalatigheid van de schuldeiser, kan deze schuldeiser, omwille van de schadebeperkingsplicht, niet de conventionele verwijlinteresten aanrekenen op een strafbeding, maar heeft hij slechts recht op interest aan de wettelijke interestvoet.
|
COMPÉTENCE
Compétence matérielle - Tribunal de commerce - Compétence générale - Ratione summae: acte introductif déterminant - Compétence matérielle: actes subjectifs de commerce
Pour délimiter la compétence du tribunal de commerce par rapport à la compétence du juge de paix ratione summae (la compétence en raison de l'évaluation du litige), c'est le montant de la créance tel que repris dans l'acte introductif d'instance qui est déterminant. Vu qu'il apparaît que la partie défenderesse est un commerçant, on doit admettre que tous ses actes ont un caractère commercial à moins que la preuve contraire ne soit fournie (quod non in casu).
DROIT CIVIL - GÉNÉRALITÉS
Abus de droit - Inertie du créancier - Sanction
Lorsque l'absence d'une décision judiciaire est due à la négligence du créancier, ce créancier, vu son devoir de limiter le dommage, ne peut réclamer les intérêts de retard conventionnels prévus par une clause pénale, mais il n'a droit qu'à des intérêts au taux d'intérêt légal.
|
Voor wat de beslissing betreffende de interesten betreft: zie Cass. 17 oktober 2002, www.cass.be .
In het Jaarboek van het Hof van Cassatie 2002-2003 (p. 30) wordt dit arrest o.m. als volgt toegelicht:
“Krachtens artikel 1153, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek bestaat, inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom, de schadevergoeding wegens vertraging bij de uitvoering in de regel nooit in iets anders dan in de wettelijke interest. Het arrest wijst erop dat die vertraging te wijten moet zijn aan de schuld van de schuldenaar. Bijgevolg kan de vertraging, in zoverre die te wijten is aan de fout van de schuldeiser, niet leiden tot betaling van moratoire interest door de schuldenaar. De omstandigheid dat de schuldeiser op foutieve wijze nalaat de procedure tot invordering van de achterstallen af te wikkelen, kan evenwel alleen een beperking van de moratoire interest meebrengen en niet een totale bevrijding van betaling van interest. De schuldenaar is immers, behoudens het bestaan van een vreemde oorzaak, in gebreke door het loutere feit van de niet-uitvoering van zijn verplichting tot betaling op de vervaldag of, in elk geval, op het ogenblik van de ingebrekestelling.”