Hof van Cassatie 14 april 2008
VERZEKERINGEN
Landverzekering - Aansprakelijkheidsverzekering - Verhaal van de verzekeraar op de verzekerde - Artikel 88 van de wet op landverzekeringsovereenkomst - Kennisgeving - Duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen
In de brief gericht aan de verzekerde schreef de verzekeringsonderneming in casu “dat zij er zou kunnen toe overgaan verhaal uit te oefenen op de eiser, nu zij meent dat deze op het ogenblik van het ongeval in staat van dronkenschap zou kunnen geweest zijn; dat zij derhalve meent een recht van verhaal te hebben tegen de eiser op grond van de artikelen 24 en 25 van het modelcontract BA-auto, behoudens zo zou blijken dat de feiten waarop haar beslissing steunt niet werden vastgesteld; en dat zij de eiser bijgevolg nu reeds verzoekt een persoonlijke raadsman aan te stellen met het oog op de verdediging van zijn belangen”. Op grond van deze brief vermochten de appelrechters, zonder de bewijskracht van de voormelde brief te miskennen, wettig te beslissen dat de verweerster ondubbelzinnig heeft aangegeven dat zij verhaal zou uitoefenen en dat zij in die zin een beslissing genomen had, behoudens wanneer het rijden in staat van dronkenschap achteraf niet zou bewezen worden of buiten oorzakelijk verband zou staan met het ongeval.
|
ASSURANCES
Assurance terrestre - Assurance R.C. - Recours de l'assureur contre l'assuré - Article 88 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre - Notification - Formulation claire et sans ambiguïté
Dans une lettre adressée à l'assuré, l'entreprise d'assurance a écrit en l'espèce “qu'elle pourrait songer à exercer un recours contre le demandeur, vu qu'elle estime que ce dernier aurait été en état d'ébriété au moment de l'accident; qu'elle estime par conséquent avoir un droit de recours contre le demandeur sur base des articles 24 et 25 du contrat-type auto, sauf s'il apparaîtrait que les faits sur lesquels sa décision se fonde n'étaient pas établis; et elle demande par conséquent d'ores et déjà au demandeur de désigner un avocat personnel en vue de la défense de ses intérêts”. Sur base de cette lettre, les juges d'appel pouvaient, sans méconnaître la force probante de la lettre précitée, décider légalement que la défenderesse a déclaré sans ambiguïté qu'elle exercerait un recours et qu'elle avait pris une décision en ce sens, sauf si la conduite en état d'ivresse ne serait pas prouvée par la suite ou en l'absence d'un lien causal avec l'accident.
|
V.P. / Axa Belgium
Zet.: R. Boes (voorzitter), E. Stassijns, B. Deconinck, A. Smetryns en K. Mestdagh (raadsheren) |
O.M.: R. Mortier (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. H. Geinger en A. De Bruyn |
(…)
II. | Cassatiemiddel |
De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan.
Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt er deel van uit.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
1. Krachtens artikel 88, tweede lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, is de verzekeraar op straffe van verval van zijn recht van verhaal verplicht de verzekeringnemer of, in voorkomend geval, de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, kennis te geven van zijn voornemen om verhaal in te stellen zodra hij op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is.
2. Die bepaling impliceert dat de verzekeraar, teneinde zijn recht op verhaal niet te verliezen, aan de betrokken persoon duidelijk en ondubbelzinnig kennis moet geven van zijn voornemen om verhaal in te stellen.
3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de verweerster in de door haar aan de eiser verzonden brief van 21 augustus 2001 schreef dat:
- zij er zou kunnen toe overgaan verhaal uit te oefenen op de eiser, nu zij meent dat deze op het ogenblik van het ongeval in staat van dronkenschap zou kunnen geweest zijn;
- zij derhalve meent een recht van verhaal te hebben tegen de eiser op grond van de artikelen 24 en 25 van het modelcontract BA-auto, behoudens zo zou blijken dat de feiten waarop haar beslissing steunt niet werden vastgesteld;
- zij de eiser bijgevolg nu reeds verzoekt een persoonlijke raadsman aan te stellen met het oog op de verdediging van zijn belangen.
4. Op grond hiervan vermochten de appelrechters, zonder de bewijskracht van de voormelde brief te miskennen, wettig te beslissen dat de verweerster ondubbelzinnig heeft aangegeven dat zij verhaal zou uitoefenen en dat zij in die zin een beslissing genomen had, behoudens wanneer het rijden in staat van dronkenschap achteraf niet zou bewezen worden of buiten oorzakelijk verband zou staan met het ongeval.
Het middel kan niet worden aangenomen.
(…)